voc troisième anée Flashcards
1
Q
essayer
A
proberen
2
Q
proposer
A
voorstellen
3
Q
payer
A
betalen
4
Q
préférer
A
verkiezen
5
Q
en plus
A
daarbij
6
Q
les coordonnées
A
de persoonlijke gegevens
7
Q
disponible
A
beschikbaar
8
Q
commander
A
bestellen
9
Q
désolé
A
het spijt me
10
Q
vendre
A
verkopen
11
Q
vérifier
A
nakijken
12
Q
venir chercher
A
komen halen
13
Q
au nom de
A
op naam van
14
Q
un bâtiment
A
een gebouw
15
Q
un centre commercial
A
een winkelcentrum
16
Q
les environs
A
de omgeving
17
Q
une autoroute
A
een autostrade
18
Q
une rue
A
een straat
19
Q
connu,connue
A
bekend
20
Q
une sortie
A
een afrit
21
Q
arriver
A
aankomen
22
Q
continuer
A
verdergaan
23
Q
suivre
A
volgen
24
Q
le départ
A
het vertrek
25
un effort
een inspanning
26
la destination
de bestemming
27
une épreuve
een proef
28
oser
durven
29
réussir à
in slagen
30
se tromper
zich vergissen
31
nerveux
nerveus
32
avoir peur de
bang zijn voor
33
être crevé
doodmoe zijn
34
plutôt
liever
35
une loisir
een vrijetijdsbesteding
36
un rêve
een droom
37
parmi
tussen