VOC T5 Flashcards
l'economie..
1
Q
de koper
de koopster
A
l’acheteur (m)
l’achteuse (f)
2
Q
het voordeel
A
l’avantage (m)
3
Q
de consument
de verbruiker
A
le consommateur
la consommatrice
4
Q
het afval
A
les déchets (m)
5
Q
het nadeel
A
le désavantage
6
Q
de verspilling
A
le gaspillage
7
Q
voordelig
A
avantageux
avantageuse
8
Q
hip
in de mode
A
branché(e)
9
Q
zelfverzekerd
zelfzeker
A
confiant(e)
10
Q
duurzaam
A
durable
11
Q
redelijk
A
raisonnable
12
Q
vergelijken
A
comparer
13
Q
bijdragen tot
A
contribuer à
14
Q
uitgeven
A
dépenser
15
Q
waard zijn
A
valoir
16
Q
het trucje
A
l’astuce (f)
17
Q
de tweedehandskledingzaak
A
la friperie
18
Q
vernieuwend
A
novateur
novatrice
19
Q
genieten (van)
profiteren (van)
A
bénéficier (de)
20
Q
op de kop tikken
A
dénicher
21
Q
uitwisselen
ruilen
A
échanger
22
Q
beheersen
A
maîtriser