Voc Piste 1 Flashcards
1
Q
De tegenstander
A
L’adversaire
2
Q
De gevechtssport
A
L’art martial
3
Q
De voorarm
A
L’avant bras
4
Q
Het bovenlichaam
A
Le buste
5
Q
De hoofdbreker
A
Le casse-tête
La devinette
6
Q
De inspanning
A
L’effort
7
Q
Het evenwicht
A
L’équilibre
8
Q
De competitiedrang
A
L’esprit de compétition
9
Q
Het tuinieren
A
Le jardinage
10
Q
De hobby
A
Le loisir
Le passe-temps
11
Q
De kuit
A
Le mollet
12
Q
Het bot
A
L’os
13
Q
De behendigheid
A
L’agilité
14
Q
Het gewricht
A
L’articulation
15
Q
Het koor
A
La chorale
16
Q
De dij
A
La cuisse
17
Q
Het uithoudingsvermogen
A
L’endurance
18
Q
De bil
A
La fesse
19
Q
De heup
A
La hanche
20
Q
De fitness
A
La musculation
21
Q
De nek
A
La nuque
22
Q
De borst
A
La poitrine
23
Q
Het nadenken
A
La réflexion
24
Q
De kick
A
La sensation forte
25
De kracht
La puissance
26
Gaan liggen
S’allonger
| Se coucher
27
Aanbrengen
Appliquer
28
Steunen op
S’appuyer sur
29
Samentrekken
Contracter
30
Naaien
Coudre
31
Zich uitleven
Se défouler
32
Spreiden
Écarter
33
Zich uitrekken
S’étirer
34
Aanhouden
Maintenir
| Garder
35
Spieren versterken
Se muscler
36
Zich buigen
Se pencher
37
Plooien
Plier
38
Opspannen
Serrer
39
Opheffen
Soulever
40
Strekken
Tendre
41
Breien
Tricoter
42
Gehurkt
Accroupi
43
Doeltreffend, efficient
Efficace
44
Nauwkeurig
Méticuleux
45
Haken
Faire du crochet
46
Een instrument bespelen
Jouer d’un instrument
47
Een uitdaging aangaan
Relever un défi
48
De elleboog
Le coude
49
Het oog
L’oeil
50
De neus
Le nez
51
De arm
Le bras
52
De rug
Le dos
53
Het achterwerk
Le derrière
54
De knie
Le genou
55
De keel
La gorge
56
Het been
La jambe
57
Het hoofd
La tête
58
De voet
Le pied
59
De vinger
Le doigt
60
De enkel
La cheville
61
De schouder
L’épaule
62
Het oor
L’oreille
63
De buik
Le ventre
64
De hand
La main
65
De haren
Les cheveux
66
De navel
Le nombril
67
De wenkbrauw
Le sourcil
68
De hiel
Le talon
69
De kin
Le menton
70
De wimper
Le cil
71
De pols
Le poignet
72
De tong
La langue
73
De lippen
Les lèvres
74
Een teen
Un orteil
75
De wang
La joue
76
Het voorhoofd
Le front
77
Een teennagel
Un ongle
78
De tand
Le dent
79
De duim
Le pouce
80
De wijsvinger
L’index
81
De middelvinger
Le majeur
82
De ringvinger
L’annulaire
83
De pink
L’auriculaire
84
De uitvoering
L’exécution
85
De buikspieren
Les abdominaux, les abdos
86
De bilspieren
Les muscles fessiers
87
De borstspieren
Les muscles pectoraux
88
De rugspieren
Les muscles dorsaux
89
Zittend
Assis
90
Liggend
Allongé
91
Rechtop
Debout
92
Op de zij
Sur le côté
93
Langs het lichaam
(Les bras) le long du corps
94
Op schouderbreedte
A la largeur des épaules
95
Op schouderhoogte
À hauteur des épaules
96
Vooruit/achteruit
En avant/en arrière
97
Versterken
Renforcer
98
Plaatsen
Poser
99
Hol maken
Creuser
100
Ramener
Terugbrengen naar
101
Opletten voor
Veiller à
