Voc P3 Flashcards
1
Q
avus
A
i m grootvader
2
Q
amicus
A
i m vriend
3
Q
deus
A
i m god
4
Q
dominus
A
i m meester
5
Q
filius
A
i m zoon
6
Q
locus
A
i m plaats gelegenheid
7
Q
populus
A
i m volk
8
Q
servus
A
i m slaaf
9
Q
puer
A
i m jongen
10
Q
rosa
A
ae v roos
11
Q
amicitia
A
ae v vriendschap
12
Q
dea
A
ae v godin
13
Q
filia
A
ae v dochter
14
Q
gloria
A
ae v roem
15
Q
gratia
A
ae v charme aanzien dank
16
Q
iniuria
A
ae v onrecht
17
Q
insula
A
ae v eiland
18
Q
puella
A
ae v meisje
19
Q
pugna
A
ae v gevecht
20
Q
terra
A
ae v aarde land
21
Q
victoria
A
ae v overwinning
22
Q
vita
A
ae v leven
23
Q
divitiae
A
arum v rijkdom
24
Q
donum
A
i o geschenk
25
aedificium
i o gebouw
26
forum
i o forum
27
gaudium
i o vreugde
28
imperium
i o opperbevel heerschappij rijk
29
incendium
i o brand
30
templum
i o tempel
31
vinum
i o wijn
32
castra
orum o kamp
33
bonus
a um goed
34
aequus
a um gelijk eerlijk
35
aureus
a um gouden
36
Graecus
a um Grieks
37
inimicus
a um vijandig
38
iniquus
a um ongelijk oneerlijk
39
iratus
a um +dat woedend op
40
longus
a um lang
41
magnus
a um groot belangrijk
42
malus
a um slecht
43
medius
a um middelste midden van
44
novus
a um nieuw
45
nullus
a um nullius geen
46
patrius
a um (voor)vaderlijk
47
Romanus
a um Romeins
48
solus
a um solius alleen eenzaam
49
timidus
a um bang
50
totus
a um totius geheel
51
pulcher
chra chrum mooi
52
dux
ducis m leider
53
amor
amoris m liefde
54
civis
civis m burger
55
clamor
clamoris m geroep
56
dolor
doloris m pijn verdriet
57
error
erroris m zwerftocht vergissing
58
frater
fratris m broer
59
homo
hominis m mens
60
hostis
hostis m vijand
61
imperator
imperatoris m opperbevelhebber
62
labor
laboris m werk leed
63
miles
militis m soldaat
64
mons
montis m berg
65
pater
patris m vader
66
terror
terroris m paniek
67
timor
timoris m vrees
68
victor
victoris m overwinnaar
69
mater
matris v moeder
70
celeritas
celeritatis v snelheid
71
civitas
civitatis v burgerrecht stad
72
damnatio
damnationis v veroordeling
73
facultas
facultatis v mogelijkheid
74
libertas
libertatis v vrijheid
75
mors
mortis v dood
76
mulier
mulieris v vrouw
77
multitudo
multitudinis v menigte
78
nox
noctis v nacht
79
pars
partis v deel kant
80
soror
sororis v zus
81
urbs
urbis v stad
82
uxor
uxoris v echtgenote
83
corpus
corporis o lichaam
84
certamen
certaminis o wedstrijd
85
flumen
fluminis o rivier
86
litus
litoris o kust
87
nomen
nominis o naam
88
tempus
temporis o tijd moment
89
fortis
~ forte fortis dapper sterk
90
atrox
~ ~ atrocis vreselijk
91
audax
~ ~ audacis (over)moedig
92
ingens
~ ~ ingentis reusachtig
93
sapiens
~ ~ sapientis wijs verstandig
94
celer
celeris celere celeris snel
95
facilis
~ facile facilis gemakkelijk
96
gravis
~ grave gravis zwaar ernstig
97
mortalis
~ mortale mortalis sterfelijk
98
omnis
~ omne omnis geheel elk
99
omnes
~ omnia omnium alle
100
terribilis
~ terribile terribilis angstaanjagend
101
tristis
~ triste tristis droevig onvriendelijk
102
utilis
~ utile utilis +dat nuttig
103
fructus
us m vrucht
104
aditus
us m ingang
105
casus
us m (voor/toe)val
106
conspectus
us m zicht
107
cursus
us m loop koers
108
exitus
us m uitgang afloop
109
motus
us m beweging onrust
110
usus
us m nut gebruik ervaring
111
domus
us v huis
112
manus
us v hand groep
113
res
ei v zaak
114
dies
ei m/v dag
115
ego
ik
116
tu
jij
117
is ea id
hij zij het die dat
118
se
zich
119
nos
wij
120
vos
jullie
121
meus
a um mijn
122
tuus
a um jouw
123
suus
a um zijn haar hun
124
noster
tra trum ons onze
125
vester
tra trum jullie
126
hic haec hoc
deze dit
127
idem eadem idem
dezelfde hetzelfde
128
ille illa illud
die dat
129
ipse ipsa ipsum
zelf precies
130
iste ista istud
die dat
131
nemo
m niemand
132
nihil
o niets
133
ad
acc naar, tot, bij
134
ante
acc voor
135
apud
acc bij
136
contra
acc tegenover
137
in
acc naar tegen
138
ob
acc tegenover wegens
139
per
acc door gedurende
140
post
acc achter na
141
praeter
acc voorbij behalve
142
propter
acc wegens
143
sub
acc tot onder omstreeks
144
super
acc boven
145
trans
acc over
146
a(b)
abl van door
147
cum
abl met
148
de
abl van over
149
e(x)
abl uit vanaf
150
in
abl in op
151
pro
abl voor in plaats van
152
sine
abl zonder
153
sub
abl onder omstreeks
154
exemplum
i o voorbeeld
155
inferus
a um laaggelegen
156
invitus
a um tegen mijn/jouw/... zin
157
superus
a um hooggelegen
158
validus
a um krachtig sterk
159
dives
~ ~ divitis rijk
160
pauper
~ ~ pauperis arm
161
potens
~ ~ potentis machtig
162
quis?, quid?; qui, quae, quod
(zelfstandig) wie?, wat?; (bijvoeglijk) welke?
163
fieri
fio factus sum worden gebeuren gemaakt worden
164
cottidie
dagelijks
165
cur?
waarom?
166
nondum
nog niet
167
rursus
opnieuw
168
dum
terwijl, zolang als, totdat
169
epistula
ae v brief
170
mensa
ae v tafel
171
fatum
i o lot
172
vitium
i o ondeugd gebrek
173
alius
a ud alterius een andere
174
alter
a um alterius de andere
175
alter ..., alter ...
de ene ..., de andere ...
176
honestus
a um geëerd hoogstaand eervol
177
tutus
a um veilig
178
honor
honoris m eer ereambt
179
virtus
virtutis v kwaliteit dapperheid
180
onus
oneris o last
181
prior
~ prius prioris vroeger vorig
182
fides
ei v trouw vertrouwen
183
aliquis, aliqua, aliquid
(zelfst.) iemand iets
(bijv.) een (mv.) sommigen
184
quidam, quaedam, quiddam
(zelfst.) iemand iets
(bijv.) een (mv.) sommigen
185
cogitare
o cogitavi cogitatum (na)denken
186
iactare
o iactavi iactatum slingeren
187
iudicare
o iudicavi iudicatum oordelen
188
iuvare
o iuvi iutum helpen
189
pertinere
eo pertinui - zich uitstrekken betreffen
190
premere
o pressi pressum (neer)drukken
191
parum
onvoldoende
192
satis
genoeg nogal
193
cum + ind
toen wanneer
194
ludus
i m spel school
195
fortuna
ae v lot toestand
196
gratus
a um dankbaar aangenaam
197
maestus
a um treurig
198
saevus
a um woest wreed
199
vivus
a um levend
200
potestas
potestatis v bevoegdheid macht
201
ludere
o lusi lusum spelen
202
ecce!
kijk!
203
vir
i m man
204
copia
ae v hoeveelheid gelegenheid
205
copiae
arum v troepen
206
frumentum
i o graan
207
magnificus
a um prachtig
208
vis
geen gen v kracht geweld
209
par
dat ~ ~ paris gelijk aan opgewassen tegen
210
vetus
~ ~ veteris oud
211
appropinquare
dat o appropinquavi appropinquatum naderen
212
praebere
eo praebui praebitum aanbieden tonen
213
confidere
dat o ? confisus sum vertrouwen
214
contendere
o contendi contentum zich inspannen wedijveren
215
credere
dat o credidi creditum geloven (toe)vertrouwen
216
deligere
o delegi delectum uitkiezen
217
fundere
o fudi fusum gieten verspreiden
218
reperire
io repperi repertum vinden te weten komen
219
cupidus
gen a um vol verlangen naar
220
ignarus
gen a um niet op de hoogte van
221
plenus
gen a um vol
222
liberare
abl o liberavi liberatum bevrijden van
223
occurere
dat o occuri occursum tegemoet lopen ontmoeten
224
omnino
helemaal
225
iudicium
i o oordeel proces
226
sententia
ae v mening uitspraak
227
callidus
a um sluw
228
quietus
a um rustig
229
iudex
iudicis m rechter
230
maiores
maiorum m mv voorouders
231
avis
avis v vogel
232
bonus
a um goed
233
melior
~ melius melioris beter nogal goed
234
optimus
a um beste zeer goed
235
malus
a um slecht
236
peior
~ peius peioris slechter nogal slecht
237
pessimus
a um slechtste zeer slecht
238
magnus
a um groot
239
maior
~ maius maioris groter nogal groot
240
maximus
a um grootste zeer groot
241
parvus
a um klein
242
minor
~ minus minoris kleiner nogal klein
243
minimus
a um kleinste zeer klein
244
multi
ae a veel
245
plures
~ plura plurium meer nogal veel
246
plus
meer
247
plerique
pleraeque pleraque de meeste
248
plerumque
meestal
249
plurimi
ae a zeer veel
250
plurimum
zeer veel
251
longe
ver(uit)
252
multum/multo
veel
253
quam
dan zo ... mogelijk
254
asinus
i m ezel
255
diversus
a um verschillend afzonderlijk
256
paratus
a um bereid
257
arbor
arboris v boom
258
maerere
eo maerui maeritum treuren (om)
259
reddere
o reddidi redditum teruggeven maken tot
