Voc P 220-221 Flashcards
1
Q
Occupé(e)
A
Bezet/niet vrij
2
Q
Accepter
A
Aanvaarden
3
Q
Expliquer
A
Uitleggen
4
Q
Au bout de
A
Op het einde van
5
Q
Avec grand plaisir
A
Met veel plezier
6
Q
De rien
A
Graag gedaan
7
Q
Désolé(e)
A
Sorry/het spijt me
8
Q
Il n’y a pas de quoi
A
Graag gedaan
9
Q
Je regrette
A
Sorry/het spijt me
10
Q
Jusqu’à
A
Tot aan
11
Q
Tout à fait
A
Inderdaad
12
Q
Tout près
A
Dichtbij
13
Q
Volontiers!
A
Graag!
14
Q
Le centre(-ville)
A
Het (stads)centrum
15
Q
Le parc
A
Het park
16
Q
Le parking
A
De parking
17
Q
Le quartier
A
De wijk
18
Q
La gare
A
Het (trein)station
19
Q
La Grand-Place
A
De Grote Markt
20
Q
La place
A
Het plein,de (markt)plaats
21
Q
Le boulevard
A
De brede laan
22
Q
Le carrefour
A
Het kruispunt
23
Q
Le chemin
A
De weg
24
Q
Le coin
A
De hoek
25
Les feux (m)
De verkeerslichten
26
Le passage pour piètons
Het zebrapad
27
Le plan(de ville)
Het (stads)plan
28
Le pont
De brug
29
Le rond-point
De rotonde,het rondpunt
30
Le trafic
Het verkeer
31
Le trottoir
Het trottoir,voetpad
32
Le tunnel
De tunnel
33
Le viaduc
Het viaduct
34
L'avenue (f)
De laan
35
La piste cyclable
Het fietspad
36
La route
De weg
37
La rue
De straat
38
Le sens
De weg
39
La destination
De bestemming
40
La direction
De richting
41
La promenade
De wandeling
42
Aller (tout droit)
(Rechtdoor)gaan
43
(S')arrêter
Stoppen
44
Arriver
Aankomen
45
Continuer
Verder gaan/doorgaan
46
Entrer
Binnenkomen
47
Marcher
Stappen
48
Rentrer
Terugkeren
49
Se promener
Wandelen
50
Se trouver
Zich bevinden
51
S'orienter
Zich oriënteren
52
Sortir
Uitgaan,buitengaan
53
Suivre
Volgen
54
Tourner à gauche/à droite
Naar links/rechts afslaan
55
Traverser
Oversteken
56
Venir
Komen
