voc défi 3 Flashcards

1
Q

een tegenstander

A

un adversaire, une adversaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een ziel, geest

A

une âme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een goed doel

A

une bonne cause

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een burpee, krachtoefening

A

un burpee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het lopen (de running)

A

la course à pied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een hindernissenloop

A

une course d’obstacles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een beginner

A

un débutant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een uitdaging

A

un défi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een verkwister

A

un dépensier, une dépensière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de vastberadenheid

A

la détermination

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het uithoudingsvermogen

A

l’endurance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de wederzijdse hulp

A

l’entraide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een training

A

un entrainement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een spierversterkende oefening

A

un exercice de renforcement musclaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een kracht

A

une force

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een vechter

A

un guerrier, une guerrière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een doel

A

un objectif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een obstakel, hindernis

A

un obstacle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een traject

A

un parcours

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een deelnemer, deelneemster

A

un participant, une participante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een deelname

A

une participation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een boete, straf, sanctie

A

une pénalité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een rijbewijs

A

un permis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een voornemen

A

une résolution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een rond stuk hout, boomstam
un rondin de bois
26
de voldoening
la satisfaction
27
een trend
une tendance
28
gewapend met
armé, armée de
29
gevestigd, ervaren
confirmé, confirmée
30
gemoedelijk, gezellig
convivial, conviviale
31
vermoeiend
fatigant, fatigante
32
vereist
requis, requise
33
opgeven
abandonner
34
uitgeven, spenderen
dépenser
35
besparen
économiser
36
overschrijden, passeren langs
franchir
37
snoepen, knabbelen
grignoter
38
vermageren, afslanken
maigrir
39
zich inzetten, zich engageren (voor)
s'engager (pour)
40
overwinnen
surmonter
41
een ijzeren wil hebben
avoir un mental d'acier
42
zijn grenzen overschrijden
dépasser ses limites
43
in een landelijk gebied
en zone rurale
44
het hoofd bieden aan zijn angsten
faire face à ses peurs
45
obstakels overwinnen
franchir des obstacles
46
in netten klauteren
grimper à des filets
47
speerwerpen
lancer un javelot
48
gewicht verliezen
perdre du poids / des kilos
49
onder prikkeldraad kruipen
ramper sous des barbelés
50
een uitdaging aangaan
relever un défi
51
zijn grenzen verleggen
repousser ses limites
52
zich een doel stellen
se fixer un objectif
53
uit zijn comfortzone komen
sortir de sa zone de confort
54
een obstakel overwinnen
surmonter un obstacle
55
zich aan zijn voornemens houden
tenir ses résolutions
56
wat ook
quel que soit, quelle que soit...
57
een (hart)aanval
une attaque (cardiaque)
58
een weldaad, voordeel
un bienfait
59
een internationaal bouwproject
un chantier international
60
de liefdadigheid
la charité
61
de bloedsomloop
la circulation sanguine
62
een fondsenwerving, geldinzameling
une collecte de fonds
63
de fysieke conditie
la condition physique
64
een voedingsadvies
un conseil alimentaire
65
een medewerker, bijdrager, medewerkster, bijdraagster
un contributeur, une contributrice
66
de teleurstelling
la déception
67
een depressie, inzinking
une dépression
68
een (sociaal) engagement
un engagement (social)
69
de opwinding
l'excitation
70
de vermoeidheid
la fatigue
71
een ongemak, schaamte
une gêne
72
de vrijgevigheid
la générosité
73
de vreugde
la joie
74
een motivatie
une motivation
75
de sponsoring
le parrainage
76
een preventie, maatregelen ter bescherming
une prévention
77
een remedie, oplossing
un remède
78
een bospad
un sentier forestier
79
een gevoel van voldoening, een vervulling
un sentiment d'accomplissement
80
een palliatieve zorg
un soin palliatif
81
de solidariteit
la solidarité
82
een ondersteuning
un soutien
83
de stress
le stress
84
een immuunsysteem
un système immunitaire
85
efficiënt, doeltreffend
efficace
86
humanitair, menslievend
humanitaire
87
gemotiveerd
motivé, motivée
88
dagelijks
quotidien, quotidienne
89
solidair
solidaire
90
stedelijk
urbain, urbaine
91
verbeteren
améliorer
92
bereiken
atteindre
93
overtuigen
convaincre
94
bekijken, overwegen
envisager
95
opgeven, loslaten
lâcher
96
doorzetten, volhouden
persévérer
97
versterken
renforcer
98
ademen
respirer
99
zichzelf overtreffen
se dépasser
100
zichzelf overtreffen
se surpasser
101
overwinnen
vaincre
102
een bijdrage leveren
apporter une contribution
103
het verschil maken
apporter sa pierre à l'édifice
104
calorieën verbranden
bruler des calories
105
geld inzamelen
collecter de l'argent
106
getroffen door, betrokken bij
être concerné par, être concernée par
107
stabiel houden
garder stable
108
een oproep doen om te handelen
lancer un appel à l'action
109
geld inzamelen
récolter de l'argent
110
ten voordele van
au profit de
111
een leerling
un apprenant, une apprenante
112
een leerbehoefte
un besoin d'apprentissage
113
een visuele beperking
une déficience visuelle
114
de discriminatie
la discrimination
115
de diversiteit
la diversité
116
een recht
un droit
117
de uitsluiting
l'exclusion
118
een handicap
un handicap
119
buiten de norm, het buiten de norm zijn
le hors-norme
120
de inclusie, opname in de groep
l'inclusion
121
de integratie
l'intégration
122
een wet
une loi
123
een handboek
un manuel
124
de marginalisering, het aan de rand van de maatschappij zetten
la marginalisation
125
de uitsluiting, het buitensluiten
la mise à l'écart
126
een levensstijl, leefgewoonte
un mode de vie
127
een norm
une norme
128
een werkmiddel
un outil
129
financiële middelen
des ressources financières
130
de segregatie, afscheiding van een groep
la ségrégation
131
blind
aveugle
132
kansarm, kwetsbaar
défavorisé, défavorisée
133
ontheemd
déplacé, déplacée
134
horend
entendant, entendante
135
uitgesloten
exclu, exclue
136
mindervalide
handicapé, handicapée
137
inclusief, waartoe iedereen behoort
inclusif, inclusive
138
slechtziend
malvoyant, malvoyante
139
nasaal
nasal, nasale
140
ras-
racial, raciale
141
142
doof
sourd, sourde
143
valide, gezond
valide
144
visueel
visuel, visuelle
145
genieten van, aanspraak maken op
bénéficier
146
uitsluiten, buitensluiten
exclure
147
begunstigen
favoriser
148
oplossen
résoudre
149
zich aanpassen
s'adapter
150
medelijden hebben met
avoir pitié de
151
allen aanbelangen
être l'affaire de tous
152
deel uitmaken van
faire partie de
153
aan de behoeftes voldoen
répondre aux besoins de quelqu'un
154
zich welkom voelen
se sentir le, la, les bienvenu (e) (s)
155
omwille van, vanwege
en raison de
156
157
158
159
160