Voc Flashcards
Elkaar begrijpen / verstaan
Entenderse
Oorspronkelijke taal / inlandse taal
Lengua idígena (f)
Andes-, uit de Andes
andino/a
Vervaldatum
Fecha de caducidad (f)
Afgiftedatum
Fecha de expedición (f)
Handtekening
Firma (f)
Hoe oud ben je?
¿Qué edad tienes?
Laan
Avenida (f)
Straat
Calle (f)
Geadresseerde / ontvanger
Destinatario / a (m/f)
Verdieping
Planta (f)
Kengetal
Prefijo (m)
Afzender
Remitente (m)
Website
Sitio web (m)
Getrouwd
Casado / a
Kletsen
Charlar
Doordeweeks
Entresemana
Maand
Mes (m)
Hoe gaat het?
¿Qué tal estás?
Redelijk, zijn gangetje
Regular
Eeuw
Siglo (m)
Nog altijd niet
Todavía no
Hij/zij komt eraan
Ahore se pone
Met wie spreek ik?
¿Con quién hablo?
Wanneer zien we elkaar?
¿Cuándo nos vemos?
Met wie spreek ik?
¿De parte de quién?
Zeg het eens. Hallo?
¿Diga? / ¿dígame?
Het is voor jou!
Es para ti!
Is (naam) er?
Está (naam)?
Tot zaterdag
Hasta sábado
Tot straks
Hasta luego
Bericht
Noticia (f)
Eindelijk!
Por fin!
Kan ik (naam) spreken?
¿Puedo hablar con (naam)?