Voc 5e (N-F) Flashcards

1
Q

Aanbieden

A

Proposer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De weersvoorspelling

A

Les prévisions météo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een aansluiting (m.b.t. treinen)

A

Une correspondance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een loket

A

Un guichet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Erbij inbegrepen

A

Inclus(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het netwerk

A

Le réseau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hetzelfde tarief

A

Le même tarif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Iets voor elkaar krijgen

A

Se débrouiller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Invoeren

A

Introduire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op dit ogenblik

A

Pour l’instant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Raadplegen

A

Consulter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Un siège

A

Een stoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verbinding maken met

A

Se brancher sur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verhinderen

A

Empêcher de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vol

A

complet, complète

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zich vergissen

A

Se tromper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De slimme keuze

A

Le choix malin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Een bewaakte parkeerplaats

A

Un parking surveillé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een lopend buffet

A

Un buffet à volonté

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Een openbare ruimte

A

Un espace public

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een vergaderzaal

A

Une salle de réunion

22
Q

Een verwarmd zwembad

A

Une piscine chauffée

23
Q

Gehandicapt

A

À mobilité réduite

24
Q

Geluidsdicht

A

Insonorisé

25
Q

Het verblijf

A

Le séjour

26
Q

In de openlucht

A

En plein air

27
Q

Langs

A

Le long de

28
Q

Uitgerust met

A

Équipé(e) de

29
Q

De kamers voorzien van airco

A

Les chambres climatisées

30
Q

Een goed ingerichte ruimte

A

Un espace bien aménagé

31
Q

Gaan naar

A

Aller vers

32
Q

Gebruikmaken van

A

Se servir de

33
Q

In de buurt van

A

À proximité de

34
Q

Inbegrepen zijn

A

Être compris

35
Q

Van plan zijn om

A

Avoir l’intention de

36
Q

Voor een kleine prijs

A

À petit prix

37
Q

Zich bevinden

A

Être situé à

38
Q

Zich tot iemand richten

A

S’adresser à quelqu’un

39
Q

Ik zou graag willen weten…

A

J’aimerais savoir…

40
Q

Op de website zie ik dat…

A

Sur le site internet je vois que…

41
Q

Dat zou geweldig zijn!

A

Ce serait formidable!

42
Q

De tweede klas zit vol

A

La deuxième classe est complète.

43
Q

Excuses voor het ongemak

A

Désolé pour ce désagrément

44
Q

Hij vertrekt van spoor 12

A

Il part de la voie 12.

45
Q

Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?

A

Comment tu as fait?

46
Q

Ik ga dat regelen

A

Je vais régler ça.

47
Q

Ik ga een oplossing voor u vinden

A

Je vais vous trouver une solution.

48
Q

Jullie zitten / u zit in wagon 5

A

Vous êtes en voiture 5.

49
Q

Kunt u ons helpen?

A

Pourriez-vous nous aider?

50
Q

Kunt u ons helpen?

A

Pourriez-vous nous aider?

51
Q

Van welk spoor vertrekt de trein?

A

Le train part de quelle voie?