Voc 2.4 Flashcards
De voetafdruk
L’empreinte
De verblijfplaats
Le logement
Het diepvriesproduct
Le surgelé
De ingeblikte voeding
Les conservers
De grootte
La taille
De gevel
La façade
De vierkante meter
Le mètre carré
De hectare
L’hectare
De schatting
L’estimation
De oppervlakte
La surface
De rijkdommen
Les ressources
Het voorstel
La proposition
De daad
Le geste
De helft
La moitié
Het gemiddelde
La moyenne
Het wezen
L’être
Het huishouden
Le ménage
De was
La lessive
De afwas
La vaisselle
Het openbaar vervoer
Les transports en commun
Het afval
Les déchets
Verzekeren
Assurer
Zich inzetten
S’engager
Sparen
Épargner
Zich huisvesten
Se loger
Zich verplaatsen
Se déplacer
Rekening houden met
Tenir compte de
Nodig hebben
Nécessiter
Aftrekken
Retirer
Uiteindelijk doen
Finir par
Opnieuw gebruiken
Réutiliser
Ontwikkelen
Développer
Verpakken
Emballer
Sorteren
Trier
Jaarlijks
Annuellement
Ver
Loitain
Diepgevroren
Surgelé
Tussen
Mitoyen(ne)
Aandachtig
Attentif
Aanvaardbaar
Supportable
Onuitputtelijk
Inépuisable
Huis-, huiselijk
Domestique
Herbruikbaar
Réutilisable
Afkomstig van
Provenant de
Inbegrepen
Compris
Met mate
Avec modération
Recht hebben
Avoir droit
Ongeveer
Environ
Er blijft over
Il reste
En zelfs
Voire
Ten minste
Au moins
Die…zegt, zegt …ook
Qui dit dit
Dat maakt
Ça fait
