Voc 1 - 71 Flashcards
1
Q
Beneficium
A
de weldaad
2
Q
Donum
A
het geschenk
3
Q
Facies
A
het gezicht, het uitzicht
4
Q
Unda
A
de golf
5
Q
Cohors
A
de cohorte
6
Q
Acies
A
de slagorde
7
Q
Singuli
A
elk één, afzonderlijk
8
Q
Rex
A
de koning
9
Q
Porta
A
de poort
10
Q
Domus
A
het huis
11
Q
Certamen
A
de wedstrijd
12
Q
Aqua
A
het water
13
Q
Navis
A
het schip
14
Q
Auctoritas
A
het gezag
15
Q
Turris
A
de toren
16
Q
Clamor
A
het geroep
17
Q
Officium
A
de taak, de verplichting
18
Q
Caedes
A
de moord, de slachting
19
Q
Facilis
A
gemakkelijk
20
Q
Vir
A
de man
21
Q
Auctor
A
de dader, de initiatiefnemer
22
Q
Sermo
A
het gesprek, het taalgebruik
23
Q
Tempus
A
de tijd, het moment
24
Q
Auris
A
het oor
25
Varius
afwisselend
26
Laetus
vrolijk
27
Ager
het veld
28
Hiems
de winter
29
Sententia
de mening, de uitspraak
30
Negotium
de bezigheid, de opdracht
31
Durus
hard
32
Ripa
de oever
33
Mora
het getreuzel, de vertraging
34
Verbum
het woord
35
Creber
talrijk
36
Sidus
de ster, het sterrenbeeld
37
Metus
de vrees
38
Tutus
veilig
39
Nullus
geen
40
Civis
de burger
41
Praefectus
de bevelhebber
42
Fortis
dapper, sterk
43
Studium
de studie, de sympathie, de ijver
44
Exemplum
het voorbeeld
45
Alienus
van een ander, vreemd
46
Carmen
het lied, het gedicht
47
Divus
goddelijk
48
Tectum
het dak, het huis
49
Ordo
de orde, de stand
50
Aestus
de hitte, de branding
51
Dolor
de pijn, het verdriet
52
Currus
de renwagen
53
Mare
de zee
54
Corpus
het lichaam
55
Ventus
de wind
56
Signum
het teken, het veldteken
57
Honestus
geëerd, hoogstaand
58
Litus
de kust
59
Sanguis
het bloed
60
Miser
ongelukkig
61
Fama
het gerucht, de reputatie
62
Vis
de kracht, het geweld
63
Dies
de dag
64
Provincia
de provincie
65
Natio
de volksstam
66
Ingenium
het karakter, het talent, het verstand
67
Custos
de bewaker
68
Senex
de oude man
69
Comes
de kameraad
70
Finis
de grens, het einde, het doel
71
Omnis
geheel, elk, alle