VO1: Histopathologie: epitheliale tumoren Flashcards

1
Q

Wat zijn de 4 verschillen tussen een benigne en maligne tumor?

A
  • trage vs snelle groei
  • geen invasie vs invasie
  • geen metastase vs metastase
  • goede overleving vs slechte overleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Via welke wegen uitzaaiingen?

A

bloed: hematogeen
Lymfe: lymfogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de SOKAL-score?

A
prognose van patiënt berekend bv: CML
4 parameters
- leeftijd patient
- miltgrootte
- aantal blasten (%) bloed
 - aantal trombocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is minimal residual disease?

A

de kleine hoeveelheid leukemiecellen die nog over is na behandeling als patiënt in complete remissie is (<5% blasten microscopisch). Dit is geassocieerd met kans op terugkeer ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is monoclonale expansie?

A

Wanneer de plasmacel ontspoort zal de kappa/lambda verhouding wijzigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is anaplasie?

A

Ongedifferentieerde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is metaplasie

A

veranderde differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is dysplasie

A

verminderde differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom glycolyse shift bij tumorcel?

A

gebruik van tussenproducten voor het verkrijgen van bouwstenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het voordeel van lage mitochondriale activiteit voor tumoren?

A

minder risico op apoptose-inductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oncogenen stimuleren/remmen de glycolyse?

A

stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly