VGT weetjes 16-02 Flashcards

1
Q

Cognitieve functies

A

ABCD
Aandacht, bewustzijn, concentratie, denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Affectieve functies

A

Affect, stemming, suicidaliteit en somatisch/vitale kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Conatieve functies

A

Psychomotoriek, motivatie en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rationalisatie

A

verdraaien van een onaangename ervaring of gedachte door middel van een logische en rationele, doch foutieve verklaring.
VB: student die tentamen niet haalt en dan beweert dat het tentamen oneerlijk was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reactieformatie

A

tegenovergestelde doen van een onaanvaardbare impuls. Overdreven vriendelijk reageren terwijl de persoon woedend is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem twee vormen van mature afweermechanismen

A

Onderdrukking
Sublimering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sublimering

A

Energie van een onaanvaardbare impuls gebruiken en omzetten naar een maatschappelijke handeling.
Energie benutten om een instrument te leren spelen / uren van energie stoppen in het studeren om chirurg te kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke pathologie is kenmerkend voor Alzheimer?

A

Tau-fibrillen in liquor en amyloid-beta in liquor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet het liquor van een patient met Alzheimer eruit? Waar kijk je naar en zijn deze waarden verhoogd of verlaagd?

A

Tau-fibrillen verhoogd, amyloid-beta verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de behandeling bij een alcoholontrekkingsdielier en benzodiazepine-onthoudingsdelier?

A

Toediening van benzodiazepine en langzaam afbouwen.
Alcohol: nog extra suppletie van thiamine (vitamine B1) en haldolperidol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Binnen de geneeskunde wordt een ethisch debat gevoerd over het kweken van embryonale stamcellen ten behoeve van het ontwikkelen van nieuwe behandelingen. De verschillende benaderingen van de ethiek geven hier verschillende antwoorden op. De benadering die het gebruik van embryonale stamcellen per definitie verbiedt, is de:

A

dentologische benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

teleologische benadering

A

doel van de handelingen staat centraal.
Hiermee kijk je voornamelijk naar het overrijdende doel waarbij dus testen op embryo’s gerechtvaardigd kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Deontologische benadering

A

intentie staat centraal
Hier binnen staat hier niet mogelijk om testen op embryo;s te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Implied consent

A

Toestemming wordt verondersteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke onderdelen bevat de arts-patiënt relatie?

A

Asymmetrie, macht en gezag, vertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hippocratische traditie

A

goed doen en niet schaden

17
Q

verlichtingstraditie

A

respect voor autonomie

18
Q

levensbeschouwelijke traditie

A

eerbied voor het leven

19
Q

wat is het verschil tussen normen en waarden

A

Waarden zijn nastrevenswaardig, normen vloeien voort uit waarden

20
Q

”Informed consent” is een norm voor het medisch handelen, die primair is gerelateerd aan één van de vier gangbare medisch-ethische principes. Het betreft het principe van:

A

Restpect voor de autonomie
Traditie van verlichting

21
Q

Niet natuurlijke dood:

A

Categorieën van niet-natuurlijke dood: ongeval, verdrinking, verstikking, verslikking, geweld, moord, doodslag, mishandeling, vergiftiging, overdosis, suïcide, hulp bij zelfdoding, euthanasie, levensbeëindiging zonder verzoek, zwangerschapsafbreking na 24 weken, overlijden door (para)medische fout.

22
Q

Een 66-jarige vrouw, bekend met atriumfibrilleren waarvoor zij acenocoumarol krijgt, presenteert zich op de spoedeisende hulp met plots ontstane zwakte en gevoelsverlies van het linker been. Tevens lijkt er enige mate van gedragsmatige ontremming aanwezig te zijn die de familieleden niet in haar herkennen. De arts stelt de waarschijnlijkheidsdiagnose CVA. In welke arterie ligt het probleem waarschijnlijk?

A

A. Cerebi anterior

23
Q

Op de CT-scan van een patiënt met een trauma capitis zie je een convexe lensvormige hyperdensiteit onder het os temporale. Waar is hier sprake van?

A

Epiduraal hematoom

24
Q

Een 44-jarige man heeft hevige uitstralende pijn in de achterzijde van het rechterbovenbeen vanuit de rug, en aan de laterale zijde van het rechteronderbeen naar de grote teen rechts. De pijn verergert bij vooroverbuigen, niezen, hoesten of persen. Bij lichamelijk onderzoek blijkt dat de patiënt rechts niet goed op zijn hiel kan staan. De kniepeesreflex en achillespeesreflex zijn normaal. Deze bevindingen passen het beste bij een radiculair syndroom van wortel:

A

L5

25
Q

Welke hersenzenuw innerveert de m. masseter?

A

n. trigeminus

26
Q

De puberteitsontwikkeling kenmerkt zich door een specifieke volgorde van geslachtsveranderingen. Welke van onderstaande opties geeft de juiste volgorde weer van een mannelijke puberteitsontwikkeling?

A

Adrenarche, gonadarche, pubarche

27
Q

De puberteitsontwikkeling kenmerkt zich door een specifieke volgorde van geslachtsveranderingen. Welke van onderstaande opties geeft de juiste volgorde weer van een vrouwelijke puberteitsontwikkeling?

A

thelarche (borstgroei) –> pubarche (pubisbeharing) –> menarche (eerste menstruatie).

28
Q

S1

A

kleine teen

29
Q

L5

A

grote teen, large toe,

30
Q

Een pasgeboren meisje vertoont 9 dagen na geboorte een icterus. In het bloed vindt men een ongeconjugeerde hyperbilirubinemie die nog onder de fototherapiegrens ligt. Dit was voor de moeder de eerste zwangerschap en eerste bevalling (G1P1), en verliep ongecompliceerd. De rhesusfactor van het kind is Rh+ en van de moeder is Rh-. Bij de vader van het kind is een G6PD-deficiëntie bekend. Wat is in deze casus het belangrijkste argument dat er sprake is van een pathologische icterus, en geen fysiologische icterus?

A

Het ontstaan van icterus vóór 24 uur of ná 7 dagen postnataal is een pathologische icterus.

dus in deze casus 9 dagen post partum

31
Q

hernia inguinalis bij een vrouw is vaak een

A

hernia femoralis
lateralis zie je bijna nooit bij vrouwen

32
Q

Hernia femoralis locatie?

A

distaal van poupart ligament

33
Q

hypospadie

A

ventrale zijde meatus

34
Q

Wanneer men een zogenaamde nulhypothese formuleert, neemt men aan, dat:

A

geen significant verschil is tussen beide groepen