Verwissel Flashcards
1
Q
Fahren
A
Rijden
2
Q
Radfahrern
A
Fietsen
3
Q
Reiten
A
Paardrijden
4
Q
Kochen
A
Koken
5
Q
Kaufen
A
Kopen
6
Q
Einkaufen
A
Boodschappen Doen winkelen
7
Q
Verkaufen
A
Verkopen
8
Q
Rufen
A
Roepen
9
Q
Anrufen
A
Bellen
10
Q
Klingeln
A
Aanbellen
11
Q
Bellen
A
Blaffen