Verstandelijke beperking Flashcards

1
Q

Verstandelijke
beperking/ intellectual
disorder

A

Een verstandelijke beperking (intellectuele ontwikkelingsstoornis) is een
aandoening die begint tijdens de ontwikkelingsperiode die beide intellectuele en
adaptieve functioneringstekorten omvat in conceptuele, sociale en praktische
domeinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Conceptuele domein:

A

Betreft onder andere competenties op het gebied van
geheugen, taal, lezen, schrijven, rekenkundig redeneren, probleem oplossen
en beoordelen van nieuwe situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale domein

A

Betreft het besef van de gedachten: gevoelens en
ervaringen van anderen (empathie), interpersoonlijke communicatieve
vaardigheden en sociaal oordeelsvermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Praktische domein

A

Omvat leervermogen en zeflmanagement in verschillende
levenssituaties, waaronder zelfverzorging, verantwoordelijkheden van een
baan, zelfmanagement van gedrag en plannen van taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Similar sequence hypothese

A

Kinderen met of zonder verstandelijke
beperking passeren dezelfde stadia van cognitieve ontwikkeling in dezelfde
volgorde, ze verschillen alleen in snelheid en het bovengrens van
ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Similar structure hypothese

A

Kinderen met een verstandelijke beperking
hebben hetzelfde gedrag en dezelfde onderliggende processen als kinderen
met een gewone ontwikkeling op hetzelfde niveau, alleen op andere leeftijd.
Het gaat dus over dezelfde mentale leeftijd in plaats van dezelfde fysieke
leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lichte vorm van verstandelijke beperking –> IQ en percentage

A

IQ 55-70 (85%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Matig vorm van verstandelijke beperking –> IQ en percentage

A

IQ 40-54 (10%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ernstige vorm van verstandelijke beperking –> IQ en percentage

A

IQ 25-39 (4%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zeer ernstige vorm van verstandelijke beperking –> IQ en percentage

A

IQ beneden 25 (1%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Flynn-effect

A

Gemiddelde sore op intelligentietesten stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Prenatale oorzaken

A

Genetische syndromen,
aangeboren fouten in de stofwisseling, hersenafwijkingen, ziekte van de moeder en
omgevingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Perinatale oorzaken

A

Hersenbeschadiging door zuurstofgebrek tijdens de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Postnatale oorzaken

A

Hersenvliesontsteking, hersenletsel door trauma, infectie, giftige stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Overeenkomsten en verschillen tussen ID en ASS

A
  • Moeite met emoties (beide)
  • Moeite met sociaal gedrag
    (ID bepaald niveau van sociaal inzicht aanwezig. ASS Gebrek aan sociaal inzicht)
  • Moeite met taal
    (ID Begrip van emoties in taal ASS laag begrip van emoties in taal)
    -IQ
    (ID laag IQ, ASS IQ variërend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Comorbiditeit

A
  • Autisme
  • ADHD
  • Angststoornissen
  • Stemmingsstoornissen
  • Disruptieve stoornissen
17
Q

Prevalentie

A

1%

18
Q

Welke gradatie komt het vaakst voor?

A

Mild

19
Q

Geslachtsbepaldend?

A

Mannen vaker dan vrouwen

20
Q

SES/Cultuur invloeden?

A

Kinderen met een lagere SES en kinderen uit minderheidsgroepen hebben
vaker ID