Verpleegkundige diagnose stellen Flashcards

1
Q

Verplegen =

A

dient een specifiek doel: bevorderen van gezondheid en voorkomen van ziekte
gericht op versterken van het zelfmanagement
gericht op reacties van mensen op gezondheidsproblemen
gericht op persoon als geheel
gebaseerd op ethische waarden: respect voor de waardigheid, de autonomie en de uniciteit van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Methodisch werken =

A

op een systematische, geplande manier een doel nastreven.

je denkt na over wat je doet, waarom je het doet en hoe je het doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verpleegkundig deskundigheidsgebied wordt gevormd door

A
problemen met zelfzorgactiviteiten die ontstaan ten gevolge van ziekte, handicap of ontwikkelingsstoornis.
bijv. onvermogen tot ADL
pijn 
kennistekort
psychische en verstandelijke problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verpleegkundige rollen CanMEDS

A

Canadian Medical Education Directions for Specialists
een centrale rol - zorgverlener
met 6 rollen die daarmee samenhangen - communicator - samenwerkingspartner - reflectieve professional - gezondsheidsbevorderaar - organisator - professional en kwaliteitsbevorderaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kerntaken verpleegkundige

A

Kerntaak 1 = bieden van zorg en ondersteuning in het verpleegkundige proces
Kerntaak 2 = werken aan organisatie- en professiegebonden taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aandeel in de zorg van zorgvrager

A
tijdens intake gesprek wordt vastgesteld waarom de zorgvrager hulp nodig heeft en aan welke vorm van hulpverlening de zorgvrager behoefte heeft.
Welke taken zorg worden verleend
door wie wordt zorg verleend
hoeveel uren wordt zorg verleend
hoelang de zorg wordt verleend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zelfzorg =

Zelfzorgtekort =

A

alle activiteiten die iemand uitvoert om zijn gezondheid te behouden.
als iemand niet of niet helemaal voor zichzelf kan zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ADL

A

activiteiten van het dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschillende vormen van zorg:

A

mantelzorg - niet-betaalde zorg van mensen om de zorgvrager heen
informele zorg/sociale netwerken - georganiseerd vrijwilligerswerk
professionele zorg - georganiseerde zorg tegen betaling door professionals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Professionele zorgverlener

A

handhaaft en stimuleert de zelfredzaamheid
werkt methodisch
baseert zich op een zorgvisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zorgvisie =

A

manier waarop je als verpleegkundige naar je werkt kijkt

  • argumenteren waarom je bepaalde keuzes maakt
  • kunnen vertellen wat speciaal jouw taken zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

emancipatorische mensvisie

A

ieder mens geeft zo veel als mogelijk is zelf richting aan het leven en is verantwoordelijk voor de keuzes die hij maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zelfredzaamheid =

A

iemand is in staat voor zichzelf te zorgen
doel professionele zorg - herstellen zelfredzaamheid
zelfredzaamheid is van invloed op eigenwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelfmanagement =

A

het zodanig omgaan met een aandoening dat deze optimaal wordt ingepast in het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zelfmanagementondersteuning =

A

gaat uit van het principe dat mensen zo veel mogelijk voor zichzelf zorgen, met als uitgangspunt de ‘kracht’, niet de ‘klacht’.
5 stappen voor ondersteuning:
achterhalen - adviseren - afspreken - assisteren - arrangeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

persoonsgerichte zorg =

A

je ziet iemand niet als patiënt, maar als mens
Niet ziekte staat centraal, maar de manier waarop de zorgvrager in het leven staat en omgaat met aandoening.
Zorg op maat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verpleegkundig proces bestaat uit de volgende stappen

A

Diagnostische fase: anamnese - diagnose stellen volgens PES
Planningsfase - doelen formuleren die voldoen aan RUMBA en interventies kiezen
Uitvoerende fase - uitvoeren van zorg en monitoren
Evaluatiefase - evalueren van zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verpleegplan geeft weer:

A

de specifieke invulling van onderdelen van het verpleegkundig proces.
een systematische en doelgerichte verslaglegging die uit een aantal elementen bestaat:
verpleegproblemen - verpleegdoelen - termijn evaluatie doelen - overzicht interventie - naam die verantwoordelijk is voor uitvoering - acties andere disciplines - momenten van overleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Elektronische verpleegdossier - EVD

A

tijdbesparend
eenvoudig informatie uit te wisselen met andere disciplines
kwaliteitsverhogend - standaardiserend en classificatie
mogelijkheid tot automatisering
maakt (wetenschappelijk) onderzoek mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Patiëntendossier =

A

verzameling van alle gegeven van een zorgvrager in een zorgsetting.
vertrouwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Anamnese =

A

het verzamelen van gegevens over de zorgvrager bij de opname.
Systematisch, stap voor stap na gaan op welke gebieden de zorgvrager behoefte heeft aan zorg.

22
Q

Observeren =

A

het bewust, systematisch en gericht waarnemen met als doel gegevens te verzamelen die tot dan toe onbekend waren.

23
Q

Observatiemiddelen voor algemene observatie

A

beschrijvende methode - waarnemingen worden verwerkt in verslag
beoordelingsschema - gedrag en situaties worden gescoort
observatieschema - er wordt geteld hoe vaak een bepaald gedrag wanneer voorkomt

24
Q

doel observatie

A

de stand van zaken bepalen bij verpleegprobleem
veranderingen signaleren in gezondheidstoestand
veranderingen signaleren in zorgbehoefte

25
Q

acties bij verandering van situaties

A

acuut:
rapporteer snel aan leidinggevende
schakel arts of andere discipline in
informeer andere disciplines

langzaam:
wijzig het verpleegplan
overleg met andere disciplines

26
Q

Verpleegprobleem =

A

verschijnsel waarop de verpleegkundig beroepsbeoefenaar zich richt.
bestaande en te voorziene problemen

27
Q

Drie onderdelen verpleegprobleem - PES-criteria

A

P=Probleem - beschrijving van feitelijke of dreigende gevolgen
E=Etiologie - opsomming van oorzakelijke of samenhangende factoren
S=Sign&Symptoms - verschijnselen en klachten - bepaalde kenmerken

28
Q

Gordon/NANDA

A

Indeling van verpleegproblemen op verschillende gebieden
elf gezondheidspatronen;
gezondheidsbeleving- en instandhouding - voeding en stofwisseling - uitscheiding - activiteiten - slaap en rust - kennen en waarnemen - zelfbeleving - rollen en relaties - seksualiteit en voortplanting - verwerking van stress - waarden en levensovertuiging
Gebruikt in zorginstellingen

29
Q

Is een gezondheidspatroon functioneel of disfunctioneel

A

individuele uitgangswaarden
vaste normen voor leeftijdsgroepen
culturele, sociale en anderen normen

30
Q

Omaha System

A

een classificatie van problemen (aandachtsgebieden), interventies (acties) en zorgresultaten
veel gebruikt in thuiszorg en GGD - openbare en maatschappelijke gezondheidszorg
Nadruk ligt op zorgvrager in zijn omgeving
- fysiologisch domein
- gezondheidsgerelateerde gedragsdomein
- omgevingsdomein
- psychosociale domein

31
Q

een verpleegkundige diagnose =

A

een officieel erkend verpleegprobleem.
wordt opgesteld door een verpleegkundige en beschrijft actuele of potentiële gezondheidsproblemen, ten aanzien waarvan de verpleegkundige op grond van haar opleiding hulp en bijstand kan en mag verlenen

32
Q

proces van diagnosticeren

A

gegevens verzamelen
gegevens analyseren en interpreteren
gegevens groeperen
gegevens van groepen benoemen, verpleegprobleem formuleren/verpleegkundige diagnose stellen

33
Q

Klinisch redeneren =

A

een vaardigheid om eigen observaties en interpretaties aan medische kennis te koppelen, om zo te beredeneren welke volgende stappen genomen moeten worden in het handelen.

34
Q

6 stappen van klinisch redeneren

A
  1. Oriëntatie op situatie/klinisch beeld
  2. Klinische probleemstellingen
  3. Aanvullend klinisch onderzoek
  4. Klinisch beleid
  5. Klinisch verloop
  6. Nabeschouwing
35
Q

Standpunt innemen

A

beïnvloed door:
waarden - wat je belangrijk vindt
normen - regels en richtlijnen die gelden binnen groep
macht - veel kennis en ervaring kun je gebruiken in discussie
Deze moet je kunnen verhelderen, beargumenteren(feiten, organisatie/beleid, waarden/normen), bijdrage leveren aan ethische vraagstukken

36
Q

Verpleegdoel =

A
een omschrijving van de situatie waarnaar de zorgverlener en zorgvrager streven.
vanuit zorgvrager
bevat actief werkwoord
geeft criteria aan
geeft tijdslimiet aan
37
Q

RUMBA - eisen

A
relevant
begrijpelijk
meetbaar
concreet gedrag
haalbaar
38
Q

SMART - eisen

A
specifiek
meetbaar
acceptabel
realistisch
tijdgebonden
39
Q

verpleegkundige interventie =

A

handeling die een zorgvrager van zijn huidige toestand naar de beoogde toestand moeten helpen

40
Q

soorten verpleegkundige interventies

A

gehele of gedeeltelijke overname zelfzorg
voorwaarden scheppen waardoor zorgvrager de zelfzorg kan uitvoeren
begeleiden bij zelfzorg
geven van voorlichting en instructie
monitoren
zorg voor coördinatie en continuïteit

41
Q

Aan welke criteria moeten interventies voldoen?

A

gericht op oorzaak/etiologie van het probleem
moet passen bij wat zorgvrager wil en kan - doel
moet passen in zorgbeleid
er moet voldoende deskundigheid zijn voor de activiteiten
moet eenduidig geformuleerd zijn
beschrijft specifiek en concreet de wenselijke acties
is voorzien van datum, paraaf, data

42
Q

Classificatiesysteem =

A

biedt een raamwerk (systematisch ordening) en een woordenboek (gestandaardiseerd stelsel van termen)

43
Q

Soorten classificatiesystemen

A

Voor verpleging:
NANDA-I - voor analyse van het gezondheidsprobleem en het formuleren van diagnoses
NIC - voor het formuleren van de verpleegkundige interventies
NOC - voor het formuleren van het verpleegdoel
ICPC
Voor artsen:
ICD
Disciplinair:
ICF - multidisciplinair systeem - aanvulling: naast omschrijving ziekte ook beschrijving van de met de ziekte gepaard gaande gezondheidsproblemen

44
Q

CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) =

A

bepaalt het recht op zorg vergoed vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) bij ziekte, handicap of ouderdom.
Wlz = volksverzekering
Zorg in Natura of PGB

45
Q

Zorgprofiel =

A

een manier om aan te geven welke zorg iemand nodig heeft.
Indicatiestelling door CIZ.
toegangsbewijs tot zorg.
Uren worden bepaald door zorgkantoor - WLz

46
Q

Zorgleefplan =

A
een praktisch hulpmiddel om de afspraken met de zorgvrager vast te leggen.
4 domeinen'
mentaal welbevinden en autonomie
lichamelijk welbevinden
woon- en leefomstandigheden
participatie of 'meedoen'
47
Q

verschil zorgleefplan en verpleegplan

A

achter zorgleefplan zit een visie op wonen en welzijn, waarbij medische en verpleegkundige zorg van toegevoegde waarde is, in plaats van een vaste waarde zoals vanuit de verpleegkundige theorieën als die van Gordon.
Bij beide komen alle aspecten aan bod alleen ligt de nadruk anders

48
Q

Evaluatie = terugkijken op zaken die gebeurd zijn

A

Productevaluatie - zijn de doelen bereikt?
Procesevaluatie - waarop is de zorg verricht?
Tussentijdse en eindevaluatie

49
Q

SOAP-formuler

A

hulpmiddel bij het vastleggen van de voortgang van de zorgverlening aan een zorgvrager
Subjectieve gegevens - uitlatingen van zorgvrager en naasten
Objectieve gegevens - metingen en observaties
jouw Analyse van het probleem
jouw Probleemoplossing of nieuwe plannen.

50
Q

Voordeel van SOAP-formule

A

dwingt tot nauwkeurigheid en volledigheid
gerichte en bondige informatieoverdracht bevorderen
uitgaat van de concrete situatie
beroep doet op je probleemoplossend vermogen.