Verdienen en Uitgeven Flashcards

1
Q

Primaire inkomens

A

Het inkomen dat verdiend wordt in het productieproces. Voorbeelden: loon, rente, huur, pacht en winst. Is gelijk aan productie(waarde) en toegevoegde waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Formules voor toegevoegde waarde:

A

toegevoegde waarde = productiewaarde = omzet – inkoopwaarde grond- en hulpstoffen

toegevoegde waarde = optelsom alle inkomens = loon + rente + huur + pacht + winst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Toegevoegde waarde voor niet commerciële instellingen (zoals overheid, ziekenhuizen, verzorgingsinstellingen)

A

wordt de toegevoegde waarde van niet-commerciële instellingen gelijk gesteld aan de salarissen van het personeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Macroniveau

A

Het niveau van een land: alle bedrijven, alle werknemers, alle werklozen, enzovoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Microniveau

A

Het niveau van één werknemer of één bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bruto binnenlands product (bbp)

A

De toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid bij elkaar opgeteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

economische groei

A

De stijging van het reëel bruto binnenlands product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

externe effecten

A

Gevolgen van productie en/of consumptie die positief of negatief zijn voor de welvaart van anderen en die niet in de prijs van het product zijn doorberekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

formele economie

A

Het circuit waarin de geregistreerde productie plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

groen bbp

A

Welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt gehouden met het milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

human development index (HDI)

A

Welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt gehouden met het opleidingsniveau van de bevolking en met de gezondheidszorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Informele economie

A

Het circuit waarin de niet-geregistreerde productie plaatsvindt (vrijwilligerswerk, onbetaald huishoudelijk werk, zwartwerk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nationaal inkomen

A

Inkomens van alle mensen in een land bij elkaar opgeteld in een bepaalde periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nominaal inkomen

A

Het inkomen gemeten in geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nominale bbp

A

De waarde van het bbp in geld uitgedrukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overdrachtsinkomens

A

Dat deel van het inkomen dat mensen krijgen zonder deelname aan het productieproces. Het bestaat uit de uitkeringen en subsidies/toeslagen.

17
Q

productiewaarde

A

De waarde die de producent heeft toegevoegd aan ingekochte producten. Toegevoegde waarde = productiewaarde = omzet – inkoopwaarde grondstoffen en hulpstoffen = loon + huur + pacht + rente + winst.

18
Q

reëel inkomen

A

De hoeveelheid goederen die je met je inkomen kunt kopen.

19
Q

reële bbp

A

Het nominale bbp uitgedrukt in goederen en diensten.

20
Q

toegerekend loon zelfstandigen

A

De beloning van arbeid die door zelfstandigen wordt verricht.

21
Q

welvaart

A

De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.

22
Q

World Happiness Index

A

Een rangorde van landen op basis van de ervaring van mate van geluk van de inwoners van een land.

23
Q

Toegevoegde waarde op macro niveau

A

bruto binnenlands product = bruto binnenlands inkomen.

24
Q

Zwart werk

A

Werk waarvan de inkomsten verzwegen worden voor de belasting- en premieheffing.

25
Q

Andere naam voor bbp

A

nationaal inkomen

26
Q

wat is reëel in komen

A

Het is de koopkracht van het nominaal inkomen.

27
Q

Hoe bereken je reëel inkomen?

A

Omdat het vaak gaat om kleine veranderingen mag je de verandering van het reële inkomen berekenen door de inflatie af te trekken van de verandering van het nominale inkomen.

Dus:

verandering reëel inkomen = verandering nominaal inkomen – inflatie.

28
Q

Hoe bereken je inflatie?

A

Groei nominaal nationaal inkomen > groei reëel nationaal inkomen → er is inflatie.

29
Q

Nadelen meten welvaart via reëel bbp per inwoner

A
  1. Houdt geen rekening met de inkomensverdeling.
  2. Niet geregistreerde productie (onbetaald huishoudelijk werk, vrijwilligerswerk) wordt niet meegeteld. Men spreekt ook wel van informele economie of informele circuit. In de formele economie vindt de geregistreerde productie plaats.

3 Zwart werk wordt niet gemeten en telt dus niet, hoewel zwart werk wel productie is.

  1. Niet alle productie is welvaartsverhogend. Denk bijvoorbeeld een stijging van de productie als gevolg van een toegenomen verkeersonveiligheid.
  2. Externe effecten (onbedoelde bijkomende effecten van de productie en consumptie) worden niet meegeteld.
  3. Er wordt geen rekening gehouden met de uitputting van natuurlijke hulpbronnen waardoor de welvaart op lange termijn wordt aangetast.
30
Q

Andere manieren voor het meten van welvaart?

A
  • Groen bbp. De gevolgen van productie voor het milieu worden meegewogen in het bbp-cijfer.
  • Human Development Index (HDI). Behalve naar het bbp wordt ook naar het scholingsniveau en de gezondheid van de bevolking gekeken.
  • Index voor geluk. De World Happiness Index wordt door de VN opgesteld en geeft een ranking van landen op basis van de mate van geluk, ervaren door de bevolking van dat land.
31
Q
A