Verdienen en Uitgeven Flashcards
Primaire inkomens
Het inkomen dat verdiend wordt in het productieproces. Voorbeelden: loon, rente, huur, pacht en winst. Is gelijk aan productie(waarde) en toegevoegde waarde.
Formules voor toegevoegde waarde:
toegevoegde waarde = productiewaarde = omzet – inkoopwaarde grond- en hulpstoffen
toegevoegde waarde = optelsom alle inkomens = loon + rente + huur + pacht + winst
Toegevoegde waarde voor niet commerciële instellingen (zoals overheid, ziekenhuizen, verzorgingsinstellingen)
wordt de toegevoegde waarde van niet-commerciële instellingen gelijk gesteld aan de salarissen van het personeel.
Macroniveau
Het niveau van een land: alle bedrijven, alle werknemers, alle werklozen, enzovoort
Microniveau
Het niveau van één werknemer of één bedrijf
bruto binnenlands product (bbp)
De toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid bij elkaar opgeteld.
economische groei
De stijging van het reëel bruto binnenlands product.
externe effecten
Gevolgen van productie en/of consumptie die positief of negatief zijn voor de welvaart van anderen en die niet in de prijs van het product zijn doorberekend.
formele economie
Het circuit waarin de geregistreerde productie plaatsvindt.
groen bbp
Welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt gehouden met het milieu.
human development index (HDI)
Welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt gehouden met het opleidingsniveau van de bevolking en met de gezondheidszorg.
Informele economie
Het circuit waarin de niet-geregistreerde productie plaatsvindt (vrijwilligerswerk, onbetaald huishoudelijk werk, zwartwerk).
nationaal inkomen
Inkomens van alle mensen in een land bij elkaar opgeteld in een bepaalde periode.
nominaal inkomen
Het inkomen gemeten in geld
Nominale bbp
De waarde van het bbp in geld uitgedrukt.