Vakdidactiek Flashcards

0
Q

leg de ervaringskegel van Döring uit.

A
= kegel met hierarchische volgorde:
Verbale symbolen
visuele symbolen   => abstractie leren
radio
beelden
film
cd-rom

tentoonstelling
studie uitstap
demonstraties => observatie leren

toneel
opgestelde proef
directe doelbewuste beleving => doe-leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

verklaar de begrippen: hardware, software en meduim.

A
hardware= apparatuur om informatie op te vangen, vast te leggen of weer te geven
Software= de in bepaalde vorm samengebrachte en gestructureerde informatie waarmee de hardware werkt of die door de hardware wordt gepresenteerd. staat op softwaredrager
medium= geëigende combinatie van hardware en software waarmee de informatieuitwisseling tot stand komt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 functies kunnen aan didactische media toegekend worden?
illustreer.

A
1) informeren en documenteren:
    filmpjes, transparant, beelden
2) inzicht stimuleren:
    via verwerking beeldmateriaal
3) tot toepassing uitnodigen:
    beelden laten klasseren, in de juiste volgorde leggen,...
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geeft een 3 tal positieve effeccten van het gebruik van didactische leermiddelen.

A
  • wekt belangstelling op, individueel maar ook colectief
  • vergemakkelijkt een nieuw aanknopingspunt
  • wekt een spontane reactie op
  • biedt afwisselingsmogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de belangrijkste doelstelling bij het gebruik van beelden in de lessen AA?

A

= oefenen van het nauwgezet observeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een “media-verbond”? illustreer met een concreet voorbeeld.

A

= onderlinge afstemming en het in elkaar passen van de media.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat besluit je over gebruik van media tijdens de les?

A

Hoe meer de leerlingen zelf kunnen doen en zien, hoe beter ze het zullen onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geef 3 voorbeelden van leermiddelen die uitnodigen tot weten, 2 die uitnodigen tot inzicht.

A
Weten:
- leerteksten
- films
- internet
Inzicht:
- schema's en tabellen
- beelden die geanalyseerd moeten worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de bedoeling van een vooraf uitgewerkt bordplan?

A

de lln een gestructureerd lesbeeld aanbieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan een goede bordindeling (3 vlakken) er uitzien?

A

vlak 1:
Wat we moeten kennen om dit onderwerp aan te pakken + agende+ afspraken + boeken en atlasverwijzingen

vlak 2 :
bovenaan de tittel
uitbouw van de les in een gestructureerd plan

vlak 3:
nadere uitleg, schets, grafiek,…
uiteindelijke besluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aan welke kenmerken(4) moet een goed bordplan voldoen?

A

1) geeft de korte samenvatting van de lesinhoud weer
2) geeft de samenhang op overzichtelijke en veralgemeende wijze weer
3) goed gestructureerd
4) biedt hulp om informatie van andere media te structureren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke werkwijze volgt een leerkracht bij het opmaken van een bordschema gedurende de les?

A

stap voor stap komt het schema tot stand:

  • hoofdpunten laten uitkomen
  • opeenvolgende punten aanduiden
  • korte zinnen vormen
  • symbolen en verwijzingen gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen bordschetsen ontstaan?

A

2 manieren:

1) lk overtrek goed gekozen lijnen van een op het bord geprojecteerd beeld;
2) schetsen met de vrije hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke raadgevingen(4) kunnen gevolgd worden ivm het tekenen van schetsen op het bord?

A

1) duidelijk en overzichtelijk zijn
2) kleuren helpen de inhoud te structureren
3) donkere kleuren zijn niet geschikt voor bordschrift
4) controleer steeds de schetsen en voorzie ze van onderschrift, legende of toelichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 4 soorten van geografische schetsen onderscheid men?

A

1) topografische schets:
kaarten van landen of werelddelen worden in vereenvoudigde contouren geschetst om er ver op te kunnen werken.
2) Thematische schets:
sterk vereenvoudigde topografische onderlegger worden gegevens over klimaat, economie, verkeer,… aangebracht
3) functieschets:
verschillende geografische factoren worden in onderling verband duidelijk gemaakt. moeten groeien voor de ogen van lln
4) profiel:
doorsnede door een deel van het aardopp waarmee op vereenvoudigde wijze verticale dimensie wordt gebracht
reliefprofiel, causaal profiel, blokprofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef 2 vakoverschrijdende en 3 specifieke doelstellingen ivm het gebruik van een informatietekst.

A

Vakoverschrijdend:
- bekwaamheid en bereidheid om informatie tijdsbesparend en gedefinieerd te vatten
- bekwaamheid en bereidheid de tekst kritisch te analyseren
Specifieke doelstellingen:
- de ervaring opdoen dat kranten informatie verstrekken over ruimtegebonden problemen en ontwikkelingen
- de ruimte in kranten leren zien als een ruimte gemanipuleerd door groepen, sociale en of economische, politieke machten
- noodzaak aan lokalisatie; de problemen in hun juist milieu plaatsen op een achtergrond van regionaal-geografische kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geef de 6 fasen waaruit het “wetenschappelijk kritisch leze” van een tekst bestaat. bespreek kort elke fase.

A

1) Lezen en situeren:
situering, titel, auteur moet gekend zijn
2) zoeken naar de hoofdgedachte:
-lineaire analyse: moeilijke woorden, belangrijkste woorden
- inhoudsanalyse: merk en groepeer woorden/zinsdelen die eenzelfde idee uitdrukken
3) het zoeken naar de gedachtegang:
opbouwen van een structuurschema
4) verklaren:
confronteer inhoud met je voorkennis
vermijd herhaling van tekstinhoud
5) kritiek geven:
tekst beoordelen na vergelijken met andere
zoeken naar interne tegenspraken,…
eerst positieve, dan negatieve kritiek
6) formuleer commentaar:
samenvatting met eigen woorden en betekenis ervan
kritiek weergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Op welke manier kunnen lees- en leerteksten aangewend en aangevuld worden?

A

door leerkracht zelf

met extra vragenlijst of invuloefeninig

18
Q

Waaruit bestaat de relevantie van het gebruik van statistisch cijfermateriaal?

A

vooral voor vergelijkingen te kunnen maken

19
Q

Wat is een diagram?

A

= grafische vorm van kwantitatieve gegevens met hun onderliggende verhoudingen

20
Q

Geef 2 doelstellingen ivm het gebruik van statistieken en diagrammen.

A

1) statestieken en diagrammen kunnen lezen; beheersen van wat precies aangegeven wordt, met welke eenheden en symbolen
2) statestieken en diagrammen kunnen aanwenden; ze gebruiken in een antwoord op gestelde vragen, echter zonder dat getallen zo maar vanbuiten geleerd worden.

21
Q

Hoe gebeurt hun stapsgewijze (3) inschakeling in het lesverloop?

A

in de uitwerkingsfase
1) opnemen:
bekijken diagram
2) analyseren:
op eigen manier verbaliseren wat word weergegeven
3) toepassen:
kennis gebruiken om op vragen te antwoorden

22
Q

Aan welke didactische vereisten moeten ppt dia’s en presentatie voldoen?

A
  • werk op donkere achtergrond
  • niet overladen
  • lettertype goed leesbaar
  • minimale lettergrote 14 en in vetjes
  • niet overdrijven met opmaak
  • geschikt zijn voor verdere aanvulling
  • gepaste kleuren, arceringen, symbolen
  • maximaal 2 beelden
  • niet automatisch laten lopen
23
Q

Geef 3 verschillende toepassingsmogelijkheden van transparanten.

A

1) informatiedrager:
bv: bordschema, tabellen,…
2) instructie van werkinstructuren en werkboeken:
bv: oplossingen van een oeening uit de werkboek
3) correctiesleutel voor de leerkracht:
bv: bij meerkeuzevragen de juiste antwoorden op transparant over de test leggen -> direct de fouten herkennen

24
Q

Aan welke didactische vereisten(4) moeten transparanten voloen?

A
  • niet overladen
  • geschrift goed leesbaar (drukletters)
  • niet overdrijven met opmaak
  • geschrikt zijn voor verdere bewerking
25
Q

geeft 4 voordelen en 3 nadelen over het gebruik van transparanten.

A
Voordelen:
- toestel eenvoudig te bedienen
- geen echte verduistering nodig
- informatie kan bijgewerkt en gestructureerd worden
- aandacht van alle lln samen focusen
Nadelen:
- intense licht soms verblindend
- gevaar voor vervorming van het beeld
- schrijven en tekenen moeilijker voor linkshandigen
26
Q

geef 1 voordeel en 2 nadelen over het gebruik van een episcoop.

A
voordeel:
- beeldmateriaal onmiddelijk projectreerbaar
nadelen:
- perfecte verduistering nodig
- log en zwaar apparaat
27
Q

Wat is de betekenis van “flexcam”? welke voordelen biedt dit medium?

A

= minivideocamera op een flexibele arm. geeft via een verbinding beelden op tv of computer.
voordeel:
aansluitbaar op microscoop

28
Q

geeft 2 toepassingen van de digitale camera.

A
  • foto-opdrachten voor leerlingen

- zelf maken van beelden ter ondersteuning van het lesgebeuren

29
Q

Welke soorten beeldopnamen worden onderscheiden? bespreek.

A
  • gewone foto’s: geschikt om relief en vertikale ruimtelijke elementen waar te nemen
  • schuine luchtfoto: interesante perspectieven ter combinatie vertikale en horizontale elementen;
  • vertikale luchtfoto’s: horizontale geledingen bestuderen, moeilijker te lezen en te interpreteren door jonge lln
  • orthofotoplans: plannen in kleur, bekomen door aangepaste vertikale opnamen
  • stereokoppel: te bekijken met stereoscoop, bekijken vertikale opbouw, relief
  • satelietbeelden: reele weergave aarde,
30
Q

Aan welke didactische vereisten moet een goed beeld voldoen?

A
  • duidelijk een geografische inhoud bevatten
  • dominerende typerende kenmerken of hun samenhang beklemtonen
  • esthetische vormgeving: een lelijke foto stoot af
31
Q

Welke functies (2) kunnen beelden hebben als ze worden ingeschakeld aan het begin van de les?

A
  • intresse wekken

- duidelijk de lln richten tot de essentie van het probleem

32
Q

Uit welke 4 stappen bestaat de kritische analyse van een beeld?

A

1) Waarneming:
beeld wordt zonder commentaar geprojecteerd, lln kijken rustig
2) beschrijvig
lln geven globale inhoud en belangrijkste aspecten
lk brengt trefwoorden op het bord & stelt vragen
3) ordening:
belangrijkste kenmerken landschap beschreven
lln ordenen trefwoorden tot een schema met relaties
maken van bordschets
4) verklaring, interpretatie:
verklaring gezocht adhv bordschets
“waarom” “waarom daar?”,…
hypotheses gevormd

33
Q

Waaruit bestaat de voortaak van de leraar bij het gebruik van een videofilm?

A
  • begrippen oplijsten
  • eventueel tijden noteren oor verklaring begrippen
  • welke inleiding en nawerking zijn nodig?
  • duur van de film
  • toelichting van de film als inleiding
34
Q

Hoe kan de film ingeschakeld worden in de les?

A
  • processen tonen
  • procesversnellingen
  • animatie
  • lesaanknoping
35
Q

Wat is COO en CAI?

A

COO= computer ondersteunend onderwijs
- toepassen waar de informatica geen doel op zich is maar een hulpmiddel

CAI= computer assisted instruction
- leerling leert op individuele basis van de computer

36
Q

Op welke 2 manieren kan de computer als leermiddel worden ingeschakeld?

A
  • met behulp van de computer:
    tonen presentaties, maken berekeniingen, geografische voorstellingen,…
  • door middel van de computer:
    leerling werkt individueel
    inoefenen, toetsen, onderzoeken simulaties,…
37
Q

De computer als leermachine. hoe verloopt dit proces?

A

= verwerven van kennis en inzicht

  • leerstof opgedeeld in kleinere eenheden
  • leerling werken op eigen tempo
  • aangeboden leerstof kan worden getoetst en in functie van de door de leerling gegeven antwoorden wordt de richting en het niveau van de volgende stappen bepaald
38
Q

Computer als oefenmachine, hoe verloopt dit proces?

A

= inoefenen van cognitieve vaardigheden

  • lln maken oefeningen
  • bij goed antwoord wordt volgende oefening aangeboden
  • fout antwoord: bijkomende info gegeven
  • terug fout: computer geeft zelf het antwoord en geeft nieuwe vraag
  • na de oefeningen wordt een score gegeven
39
Q

de computer als informatiebron, hoe verloopt dit proces?

A

= ontdekkend leren

  • werken in databestanden
  • lln laten zoeken naar gegevens en vaardigheden bijbrengen om gegevens uit een databank te halen
    -herschikken van gegevens
  • ## vergelijken van gegevens
40
Q

de computer als imitator, hoe verloopt dit proces?

A

=inzicht in processen van de werkelijkheid

  • simulaties van weer, de mens en allerhande toevalsfactoren
  • lln wordt onmiddelijk geconfronteerd met de resultaten van zijn beslissingen
  • complex de werkelijkheid nabootsen
41
Q

Welke vaardigheden kunnen aangeleerd en ingeoefend worden door kaartgebruik?

A
  • zich lokaliseren, oriënteren en situeren

- kunnen inventariseren, analyseren en interpreteren

42
Q

Welke verschillende soorten kaarten onderscheid men? bespreek

A
  • basiskaarten: vaste kenmerken; relief, bewoning, hydrografie,…
    schaal kan verschillen
    grote schaal = topografische kaart
  • thematische kaarten:
    1 bepaald thema of van kwalitatieve of kwantitaieve aspecten van ruimtelijke verschijnselen
    ingedeeld op voorstellingswijze
  • facetkaarten:
    synthesekaart van een facet of thema
    elemente, relaties, evoluties
43
Q

Geef een 5 tal toepassingsmogenlijkheden van de globe.

A
  • bolvorm van de aarde weergeven
  • aardrotatie, draairichting en windstreken
  • gevolgen van aardrotatie
  • afwijking van de winden
  • kaartprojecties