Urogenitaal Stelsel Flashcards
1
Q
Ren
A
Nier
Meervoud = renus (nieren)
2
Q
Ureter
A
Urineleider
- buis die van nierbekken naar urineblaas loopt
3
Q
Vesica urinaria
A
Urineblaas
4
Q
Urethra
A
Plasbuis
- buis van urineblaas naar buiten het lichaam
5
Q
Uterus
A
Baarmoeder
6
Q
Ovarium
A
Eierstok
- meervoud = ovaria (eierstokken)
7
Q
Tuba uterina
A
Eileider
- buis tussen ovarium en baarmoeder
8
Q
Cervix uteri
A
Baarmoederhals
- onderste smalle gedeelte baarmoeder
9
Q
Prostata
A
Prostaat
- klier onder de urineblaas
10
Q
Testis
A
Teelbal
- meervoud = testis/testes (teelballen)
11
Q
Epididymis
A
Bijbal
- meervoud = epididymides (bijballen)
12
Q
Ductus deferens
A
Zaadleider (meeneemvat)
- meervoud = vasa deferentia
13
Q
Glandula vesiculosa
A
Zaadblaasje
- ligt tegen prostaat