Untitled Deck Flashcards

1
Q

WAT ZIJN
BEHOEFTEN?

A

Behoeften zijn dingen die mensen nodig hebben of willen, zoals eten, liefde, vriendschap, en technologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn economische behoeften?

A

Economische behoeften zijn behoeften die je kunt vervullen door geld uit te geven, zoals zakgeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn niet-economische behoeften?

A

Niet-economische behoeften zijn behoeften die je niet met geld kunt vervullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn primaire behoeften?

A

Primaire behoeften zijn levensnoodzakelijk zoals voedsel, kleding, onderdak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn secundaire behoeften?

A

Secundaire behoeften zijn niet-levensnoodzakelijk zoals cultuur en sport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn tertiaire behoeften?

A

Tertiaire behoeften zijn luxe zoals een wereldreis of dure kunst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn goederen?

A

Goederen zijn tastbare producten zoals een smartphone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn diensten?

A

Diensten zijn niet-tastbare producten zoals een tandartsbezoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn economische goederen?

A

Economische goederen zijn beperkt en je moet ervoor betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn vrije goederen?

A

Vrije goederen zijn gratis en in overvloed aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn consumptiegoederen?

A

Consumptiegoederen zijn producten die consumenten gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn gebruiksgoederen?

A

Gebruiksgoederen zijn meerdere keren te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn verbruiksgoederen?

A

Verbruiksgoederen zijn eenmalig te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn investeringsgoederen?

A

Investeringsgoederen zijn producten die bedrijven gebruiken om andere producten te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn individuele goederen?

A

Individuele goederen zijn producten die door één persoon worden gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn collectieve goederen?

A

Collectieve goederen zijn producten die door meerdere mensen worden gebruikt, zoals straatverlichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is produceren?

A

Produceren is het maken van goederen en diensten door bedrijven en de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is consumeren?

A

Consumenten kopen en gebruiken goederen en diensten om hun behoeften te vervullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de vier productiefactoren?

A

Natuur, arbeid, kapitaal, en ondernemerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat omvat de productiefactor ‘natuur’?

A

Alle middelen die in hun natuurlijke staat bestaan en ontgonnen worden, zoals water, olie, gas, hout, grond, en ijzererts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat betreft de productiefactor ‘arbeid’?

A

De geestelijke en lichamelijke inspanningen die mensen leveren voor de productie van goederen of diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is kapitaal als productiefactor?

A

Kapitaal is een afgeleide productiefactor, zoals machines en werktuigen, die geproduceerd moeten worden met behulp van andere productiefactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat omvat ondernemerschap als productiefactor?

A

De activiteiten die nodig zijn om de andere productiefactoren effectief samen te laten werken, zoals directie, boekhouders en logistiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is schaarste?

A

Schaarste ontstaat wanneer de behoeften groter zijn dan de beschikbare middelen. Iets moet zowel zeldzaam als nuttig zijn om schaars te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?

A

Welvaart is de mate waarin mensen hun behoeften kunnen vervullen, vaak door middel van geld. Welzijn is de mate waarin mensen zich goed voelen, wat niet altijd geld vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een bedrijfskolom?

A

Een bedrijfskolom is een schematische weergave van de opeenvolgende bedrijven die betrokken zijn bij de productie van een product, van grondstof tot eindproduct. Bedrijven in de bedrijfskolom zijn eigenaar van hun deel van het proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is BTW?

A

BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde) is een belasting die wordt geheven op de toegevoegde waarde van goederen en diensten bij elke stap in de productie- en distributieketen. Bedrijven moeten deze belasting aan de staat betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de Btw-tarieven in België?

A

0%: Dag- en weekbladen, recuperatiestoffen.
6%: Basisvoedingsmiddelen, farmaceutische producten, boeken, personenvervoer.
12%: Restaurant- en cateringdiensten, steenkool, sociale woningen.
21%: Alle andere goederen en diensten.

29
Q

Welke handelingen zijn onderworpen aan BTW?

A

levering van goederen
Verrichting van diensten
Invoer van goederen
Intracommunautaire verwerving van goederen

30
Q

Wat is de levering van goederen?

A

De overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken. Onderworpen aan Belgische BTW als de levering in België plaatsvindt.

31
Q

Wat is de verrichting van diensten?

A

Elke handeling die geen levering van goederen is. Onderworpen aan BTW als de diensten in België worden verricht. De plaats van dienstverrichting is meestal waar de dienstverlener zijn zetel heeft, met enkele uitzonderingen.

32
Q

Wat is invoer van goederen?

A

Het binnenbrengen van goederen in België vanuit een niet-EU-land. De koper betaalt BTW bij binnenkomst in België, en deze belasting is aftrekbaar.

33
Q

Wat is intracommunautaire verwerving?

A

Het binnenbrengen van goederen in België vanuit een EU-lidstaat. De aankoop wordt in België belast als de koper een geldig Btw-identificatienummer heeft. De belasting is aftrekbaar.

34
Q
A
35
Q

Behoeften zijn dingen die mensen nodig hebben of willen, zoals eten, liefde, vriendschap, en technologie.

A

WAT ZIJN
BEHOEFTEN?

36
Q

Economische behoeften zijn behoeften die je kunt vervullen door geld uit te geven, zoals zakgeld.

A

Wat zijn economische behoeften?

37
Q

Niet-economische behoeften zijn behoeften die je niet met geld kunt vervullen.

A

Wat zijn niet-economische behoeften?

38
Q

Primaire behoeften zijn levensnoodzakelijk zoals voedsel, kleding, onderdak.

A

Wat zijn primaire behoeften?

39
Q

Secundaire behoeften zijn niet-levensnoodzakelijk zoals cultuur en sport.

A

Wat zijn secundaire behoeften?

40
Q

Wat zijn tertiaire behoeften?

A

Tertiaire behoeften zijn luxe zoals een wereldreis of dure kunst.

41
Q

Wat zijn goederen?

A

Goederen zijn tastbare producten zoals een smartphone.

42
Q

Wat zijn diensten?

A

Diensten zijn niet-tastbare producten zoals een tandartsbezoek.

43
Q

Economische goederen zijn beperkt en je moet ervoor betalen.

A

Wat zijn economische goederen?

44
Q

Vrije goederen zijn gratis en in overvloed aanwezig.

A

Wat zijn vrije goederen?

45
Q

Consumptiegoederen zijn producten die consumenten gebruiken.

A

Wat zijn consumptiegoederen?

46
Q

Gebruiksgoederen zijn meerdere keren te gebruiken.

A

Wat zijn gebruiksgoederen?

47
Q

Wat zijn verbruiksgoederen?

A

?Verbruiksgoederen zijn eenmalig te gebruiken.

48
Q

Wat zijn investeringsgoederen?

A

Investeringsgoederen zijn producten die bedrijven gebruiken om andere producten te maken.

49
Q

Wat zijn individuele goederen?

A

Individuele goederen zijn producten die door één persoon worden gebruikt.

50
Q

Wat zijn collectieve goederen?

A

Collectieve goederen zijn producten die door meerdere mensen worden gebruikt, zoals straatverlichting.

51
Q

Wat zijn collectieve goederen?

A

Produceren is het maken van goederen en diensten door bedrijven en de overheid.

52
Q

Wat is consumeren?

A

Consumenten kopen en gebruiken goederen en diensten om hun behoeften te vervullen.

53
Q

Wat zijn de vier productiefactoren?

A

natuur, arbeid, kapitaal, en ondernemerschap.

54
Q

Wat omvat de productiefactor ‘natuur’?

A

Alle middelen die in hun natuurlijke staat bestaan en ontgonnen worden, zoals water, olie, gas, hout, grond, en ijzererts.

55
Q

Wat betreft de productiefactor ‘arbeid’?.

A

De geestelijke en lichamelijke inspanningen die mensen leveren voor de productie van goederen of diensten.

56
Q

Wat is kapitaal als productiefactor?

A

Kapitaal is een afgeleide productiefactor, zoals machines en werktuigen, die geproduceerd moeten worden met behulp van andere productiefactoren.

57
Q

Wat omvat ondernemerschap als productiefactor?

A

De activiteiten die nodig zijn om de andere productiefactoren effectief samen te laten werken, zoals directie, boekhouders en logistiek.

58
Q

Wat is schaarste?

A

Schaarste betekent dat er niet genoeg middelen zijn om aan alle behoeften te voldoen. Voor iets om schaars te zijn, moet het zowel zeldzaam als nuttig zijn.

59
Q

Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?

A

Welvaart gaat over hoe goed mensen hun behoeften kunnen vervullen, meestal met geld. Welzijn gaat over hoe goed mensen zich voelen, wat niet altijd met geld te maken heeft.

60
Q

Wat is een bedrijfskolom?

A

Een bedrijfskolom is een schematische weergave van de opeenvolgende bedrijven die betrokken zijn bij de productie van een product, van grondstof tot eindproduct.

61
Q

BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde) is een belasting die wordt geheven op de toegevoegde waarde van goederen en diensten bij elke stap in de productie- en distributieketen. Bedrijven moeten deze belasting aan de staat betalen.

A

Wat is BTW?

62
Q

0%: Dag- en weekbladen, recuperatiestoffen.
6%: Basisvoedingsmiddelen, farmaceutische producten, boeken, personenvervoer.
12%: Restaurant- en cateringdiensten, steenkool, sociale woningen.
21%: Alle andere goederen en diensten.

A

Wat zijn de Btw-tarieven in België?

63
Q

levering van goederen
Verrichting van diensten
Invoer van goederen
Intracommunautaire verwerving van goederen

A

Welke handelingen zijn onderworpen aan BTW?

64
Q

De overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken. Onderworpen aan Belgische BTW als de levering in België plaatsvindt.

A

Wat is de levering van goederen?

65
Q

Elke handeling die geen levering van goederen is. Onderworpen aan BTW als de diensten in België worden verricht. De plaats van dienstverrichting is meestal waar de dienstverlener zijn zetel heeft, met enkele uitzonderingen.

A

Wat is de verrichting van diensten?

66
Q

Het binnenbrengen van goederen in België vanuit een niet-EU-land. De koper betaalt BTW bij binnenkomst in België, en deze belasting is aftrekbaar.

A

Wat is invoer van goederen?

67
Q

Het binnenbrengen van goederen in België vanuit een EU-lidstaat. De aankoop wordt in België belast als de koper een geldig Btw-identificatienummer heeft. De belasting is aftrekbaar.

A

Wat is intracommunautaire verwerving?

68
Q
A