Unité 1 apprendre 2 woordjes Flashcards
1
Q
le lecteur
A
de lezer
2
Q
la fois
A
de keer
3
Q
avoir de la chance
A
geluk hebben
4
Q
faire de la plongée sous-marine
A
diepzeeduiken
5
Q
le coup de foudre
A
liefde op het eerste gezicht
6
Q
la pluie
A
de regen
7
Q
le volcan
A
de vulkaan
8
Q
obligatoire
A
verplicht
9
Q
l’esclave (m)
A
de slaaf
10
Q
consister en
A
bestaan uit
11
Q
la partie
A
het deel
12
Q
la condition
A
de voorwaarde
13
Q
l’époque (f)
A
het tijdperk
14
Q
l’histoire (f)
A
de geschiedenis, het verhaal
15
Q
la pollution
A
de vervuiling