unit 2 + 5 Flashcards
amazing
verbazingwekkend
awesome
geweldig
awful
verschrikkelijk
brilliant
briljant
delicious
heerlijk
disgusting
walgelijk
fantastic
fantastisch
massive
enorm
ridiculous
belachelijk
terrific
geweldig
terrifying
angstaanjagend
go red
rood worden
hesitate
aarzelen
laugh nervously
nerveus lachen
look away guiltily
schuldig wegkijken
rub your nose
over je neus wrijven
speak quickly
snel praten
to sweat
zweten
touch your mouth
je mond aanraken
find your way
je weg vinden
get your head around something
iets begrijpen
hang around
rond hangen
hang out
chillen
have a head for heights
van hoogte houden
have to laugh
moeten lachen
turn up
opdagen
confirm
bevestigen
crash
hard raken/crashen
drop
laten vallen
hurry
haasten
remain
blijven
spot
zien/spotten
stare
staren
wave
zwaaien
yell
roepen
anxiously
angstig
badly
slecht
eventually
uiteindelijk
finally
eindelijk
frequently
vaak
hopefully
hopelijk
hopefully
hopelijk
luckily
gelukkig
nervously
nerveus
seriously
serieus
suddenly
plotseling
suspiciously
verdacht
truthfully
eerlijk
unfortunatly
helaas/jammer
excitement
opwinding
happines
geluk
panic
paniek
pride
trots
sadness
verdriet
satisfaction
tevredenheid
schock
schock
stress
stress
attempt
een poging doen
commuter
forens
employee
werknemer