Unit 1 Lesson 5 Flashcards
applying to
toepassen op
attitude
houding
childlike
kinderlijk
entirely
geheel
icing
glazuur
implements
gereedschappen, instrumenten
Lent
(christelijke) vastentijd
matter
kwestie
merely
slechts
native speaker
moedertaalspreker
nevertheless
desalniettemin
offering
offer
preference
voorkeur
presume
veronderstellen
slef-consciousness
zelfbewustzijn
tantrum
woedeaanval
therefor
vandaar
valid
geldig
willingness
wil, welwillendheid
worship
aanbidden
aanpassen
adapt
als het aankomt op
when it comes to
behandeling
treatment
beïnvloeden
affect
belangrijk, aanzienlijk
significant
beledigen
insult
(je) bewust zijn van
to be aware of
bijvoorbeeld
for instance
binnen
within
deelnemen aan
participat in
duidelijk
obvious
geschikt
appropriate
gewoonte
habit
godin
goddess
heel belangrijk
crucial
in het algemeen
on the whole
indruk maken (op)
impress
ineens
suddenly
in staat stellen
to enable
inzicht krijgen in
to gain insight into
kant
aspect
kwestie
issue
liever
rather
lomp, ongevoelig
blunt
noemen, roepen
call
omgeving
environment
samenwerken met
collaborate with
schrijfvaardigheid
writing skills
soort
kind
toewijden
commit
uitwisselingsprogramma
exchange programme
vaardigheid
ability
vermelden
mention
vieringen
celebrations
zegenen
bless