Unit 1 Flashcards

1
Q

Slagtand

A

Tusks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kieuwen

A

Gills

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gewei

A

Antlers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schelp

A

Shell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vinnen

A

Fins

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Slurf

A

Trunk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tentakels

A

Tentacles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schubben

A

Scales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bulten

A

Humps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vinnen ( groot )

A

Flippers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gevederde

A

Plumage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Orka

A

Killer whale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Amfibieën

A

Amphibians

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zoogdieren

A

Mammals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reptielen

A

Reptiles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ongewervelden

A

Invertebrates

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vissen

A

Fish

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vogels

A

Birds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Present simple

A

i/ you / we / they = infinitive
He / she / it = infinitive + s / es / -y + ies

Don’t / doesn’t + infinitive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Present continuous

A

To be + ing form

To be + not + ing form

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Present simple question

A

Do/ does + subject + infinitive

QW + do / does + subject + infinitive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Present continuous question

A

To be + subject + ing form

QW + to be + subject + ing form

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Baby leeuw

A

Cub

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Leeuw M

A

Lion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Leeuw V
Lioness
26
Baby olifant
Calf
27
Olifant M
Bull
28
Olifant V
Cow
29
Baby paard
Foal
30
Paard M
Stallion
31
Paard V
Mare
32
Baby kat
Kitten
33
Kat M
Tom
34
Kat V
Queen
35
Baby schaap
Lamb
36
Schaap M
Ram
37
Schaap V
Ewe
38
Baby tijger
Cub
39
Tijger M
Tiger
40
Tijger V
Tigress
41
Mensaap baby
Infant
42
Mensaap M
Male
43
Mensaap V
Female
44
Baby kip
Chick
45
Kip M
Cock
46
Kip V
Hen
47
Baby hond
Puppy
48
Hond M
Dog
49
Past simple | USE
- fact - habit/routine - stories/action - interruption to a background action
50
Past continuous | USE
- action going on at some time in the past - two or more action going ln at the same time in the past - action in the past that is a background action to a second action
51
Een beer
A bear
52
Een bever
A beaver
53
Een bij
A bee
54
Een bizon
A bison
55
Een vlinder
A butterfly
56
Een kameel
A camel
57
Een kat
A cat
58
Een jachluipaard
A cheetah
59
Een kip
A chicken
60
Een klauw
A claw
61
Een kabeljauw
A cod
62
Een koe
A cow
63
Een krokodil
A crocodile
64
Een kraai
A crow
65
Een hond
A dog
66
Een dromedaris
A dromedary
67
Een eend
A duck
68
Een olifant
An elephant
69
Een valk
A falcon
70
Een veer
A feather
71
Een vin
A fin
72
Een vin groot
A flipper
73
Een vos
A fox
74
Een kikker
A frog
75
Een giraf
A giraffe
76
Een geit
A goat
77
Een gans
A goose
78
Een haas
A hare
79
Een hagedis
A lizard
80
Een lama
A llama
81
Een eland
A moose
82
Een muis
A mouse
83
Een uil
An owl
84
Een os
An ox
85
Een poot
A paw
86
Een pauw
A peacock
87
Een pinguïn
A penguin
88
Een fazant
A pheasant
89
Een duif
A pigeon
90
Een garnaal
A prawn
91
Een wasbeer
A raccoon
92
Een neushoorn
A rhinoceros
93
Schubben
Scales
94
Een schaap
A sheep
95
Een schelp
A shell
96
Een naaktslak
A slug
97
Een slak
A snail
98
Een mus
A sparrow
99
Een inktvis
A squid
100
Een eekhoorn
A squirrel
101
Een zeester
A starfish
102
Een zwaluw
A swallow
103
Een staart
A tail
104
Een tentakel
A tentacle
105
Een tijger
A tiger
106
Een pad
A toad
107
Een schildpad
A tortoise
108
Een forel
A trout
109
Een slurf
A trunk
110
Een tonijn
A tuna
111
Een kalkoen
A turkey
112
Een zeeschildpad
A turtle
113
Een slagtand
A tusk
114
Een walvis
A whale
115
Een snorhaar
A whisker
116
Een vleugel
A wing
117
Een amfibie
An amphibian
118
Een mensaap
An ape
119
Een vogel
A bird
120
Een roofvagel
A bird of prey
121
Hond V
Bitch
122
Hond M
Dog
123
een roofvogel
a bird of prey
124
pels
a coat
125
een vis
a fish
126
een vacht, een pels
fur
127
een kieuw
a gill
128
gezondheid
health
129
een ongewervelde
an invertebrate
130
een zoogdier
a mammal
131
manen
mane
132
een aap
a monkey
133
gevederte
plumage
134
een prooi
a prey
135
een troep
a pride
136
een reptiel
a reptile
137
een soort, een ras
a species
138
gedragen
to behave
139
ademen
to breathe
140
achtervolgen
to chase
141
rondhangen, zich bevinden
to dwell
142
intimideren, afschrikken
to intimidate
143
stellen, vormen
to pose (a question)
144
voortbrengen, produceren
to produce
145
ruzieën , bekvechten
to quarrel
146
terugtrekken
to withdraw
147
kenmerkend, uitgesproken
distinctive
148
heftig, vurig, boos
fierce
149
zachtaardig
gentle
150
intimiderend, afschrikwekkend
intimidating
151
netjes, ordelijk
neat
152
gestipt, gevlekt
spotted
153
gestreept
striped
154
dus, daardoor
thus
155
verwant zijn aan
to be related to
156
grappen uithalen
to play pranks (on)
157
een blaf
a bark
158
een beet
a bite
159
blaffen
to bark
160
aanpasbaar, flexibel
adaptable
161
schattig, snoezig, vertederend
adorable
162
avondtuurlijk
adventurous
163
agressief
aggressive
164
gejaagd, gestrest, opgewonden
agitated
165
atletisch
athletic
166
aantrekkelijk
attractive
167
dapper, moedig
brave
168
ruimdenkend
broad-minded
169
zorgzaam
caring
170
charmant
charming
171
slim, verstandig
clever
172
geschikt, bekwaam
competent
173
dapper
courageous
174
nieuwsgierig
curious
175
heel knap en volvertrouwen
dashing
176
dodelijk
deadly
177
toegewijd
dedicated
178
tam, gewillig
docile
179
overheersend, superieur
dominant
180
efficiënt, doeltreffend
efficient
181
emotioneel, gevoelig
emotional
182
dynamisch, energiek
energetic
183
trendy, modieus, hip
fashionable
184
schrikwekkend
fearsome
185
vrouwelijk
feminine
186
lenig, flexibel
flexible
187
angstaanjagend
frightening
188
vrijgevig
generous
189
behulpzaam
helpful
190
eerlijk
honest
191
onvolwassen
immature
192
sympathiek, aardig, lief
likeable
193
liefdevol
loving
194
mannelijk
masculine
195
gemeen
mean
196
bescheiden
modest
197
optimistisch
optimistic
198
geduldig
patient
199
weerbastig, volhardend
persevering
200
pessimistisch
pessimistic
201
speels
playful
202
krachtig
powerful
203
mooi, knap
pretty
204
stil, rustig
quiet
205
romantisch
romantic
206
zelfzeker
self-confident
207
spontaan
spontaneous
208
sportief
sporty
209
dun, smal
thin
210
stoer, krachtig
tough
211
giftig
venormous
212
ongeveer
roughly
213
echter, hoewel
though
214
een dinosaurus
a dinosaur
215
een fossiel
a fossil
216
een instinct
an instinct
217
een kangoeroe
a kangaroo
218
een roofdier
a predator
219
een schedel
a skull
220
een luiaard
a sloth
221
sissen
to hiss
222
(rond)sluipen
to prowl
223
glijden, kronkelen
to slither
224
wandelen, slenteren
to stroll
225
uitgestorven
extinct
226
wild, woest, medogenloos
ferocious
227
indrukwekkend, zwaar, enorm
massive