Unidad 1 Flashcards
1
Q
Alemania
A
Duitsland
2
Q
El cine
A
De bioscoop
3
Q
Abuelo/-a (el, la)
A
Grootvader/moeder
4
Q
Buenos noches
A
Goedenavond/welterusten
5
Q
La tarjeta
A
De kaart
6
Q
El dinero
A
Het geld
7
Q
La empresa
A
Het bedrijf
8
Q
El/la camarero/-a
A
De ober/serveerster
9
Q
El/la cocinero/-a
A
De kok/kin
10
Q
El/la conductor/-a
A
De bestuurder/ster
11
Q
A qué te dedicas?
A
Wat doe je voor werk?
12
Q
Much gusto
A
Aangenaam
13
Q
El/la responsable
A
De verantwoordelijke
14
Q
Dedicarse
A
Zich wijden
15
Q
Pero
A
Maar
16
Q
Turquía
A
Turkije
17
Q
Qué tal?
A
Hoe gaat het?
18
Q
Su
A
Zijn/haar/uw
19
Q
Hacer
A
Doen/maken
20
Q
El/la amo/-a de casa
A
De huisman/-vrouw
21
Q
El/la jardinero/-a
A
De tuinman
22
Q
Una
A
Een
23
Q
Dónde?
A
Waar?
24
Q
Él/Ella
A
Hij/zij
25
Ellos/-as
Zij
26
Ser
Zijn
27
El fin de semana
Het weekend
28
El/la futbolista
De voetballer/voetbalster
29
Leer
Lezen
30
El/la guia
De gids/-e
31
Vivir
Leven
32
El/la abogado/-a
De advocaat/advocate
33
El actor/ la actriz
De acteur/actrice
34
La agencia de viajes
Het reisbureau
35
El/la arquitecto/-a
De architect/-e
36
El/la cartero/-a
De postbode
37
Cuántos?
Hoeveel?
38
Hijo/-a
Zoon/dochter
39
El/la economista
De econoom/econome
40
La carne
Het vlees
41
Buenos días
Goedemorgen/goedendag
42
Cómo te llamas?
Hoe heet je?
43
De dónde?
Waar vandaan?
44
El día
De dag
45
Hola!
Hallo!
46
Ir a
Gaan naar
47
Francia
Frankrijk
48
Italia
Italië
49
La noche
De nacht
50
El/la profesor/-a
De docent/-e
51
La tarde
De middag
52
Tú
Jij
53
Y
En
54
Yo
Ik
55
Ver
Zien
56
El año
Het jaar
57
El apellido
De achternaam
58
Agosto
Augustus
59
El agua
Het water
60
El arroz
De rijst
61
Así
Zo
62
Azul
Blauw
63
Bien
Goed
64
El café
De koffie
65
El caramelo
Het snoepje/ de caramel
66
El bar
De bar
67
La casa
Het huis
68
Catorce
Veertien
69
La cereza
De kers
70
Cerrado/-a
Gesloten
71
El Chocolate
De chocolade
72
El color
De kleur
73
El color
De kleur
74
Cómo se dice?
Hoe zeg je?
75
El/la compañero/-a
De partner/vriend/collega
76
Empezar
Beginnen
