Unidad 0 Flashcards
1
Q
Hallo
A
! Hola !
1
Q
1-10
A
Uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, neuve, diez
2
Q
Hoe gaat het? (2x)
A
? como estas ? / ? Qué tal ?
3
Q
goedemorgen/ goedemiddag/ goede-avond
A
Buenas Dìas/ noches/tardes
4
Q
tot gauw
A
!hasta pronto!
5
Q
tot straks
A
! Hasta luego!
6
Q
doei/ daag
A
Chau / !Adìos!
7
Q
ik heet
A
me llamo
8
Q
hoe heet jij / hoe heet u
A
Como te llamas / Como se llama (beleefdheidsvorm)
9
Q
en uw achternaam
A
?y de apellido?
10
Q
waar kom jij vandaan? waar woon jij?
A
de donde eres (es)? / Donde vive (s)
11
Q
tot de volgende
A
hasta la manana
12
Q
tot volgende week
A
hasta la semana proxima
13
Q
hoe zeg je ‘dankje’ in het spaans
A
como se dice ‘dankje’ en espanol?
14
Q
het spijt me
A
lo siento
15
Q
ik weet het niet
A
no lo sé