T.W.5: Voeding, kleding, winkelen Flashcards
De dingen die je eet
Het eten = Het voedsel.
Voedsel en drank
De voeding
De dingen die je kunt eten
.
Voedsel is … als het nog ‘nieuw’ is
.
Voedsel is … als het al ‘oud’ is
.
Een voorwerp van plat en dun metaal om voedsel in t bewaren
.
Houden om later te gebruiken, niet weggooien
.
Voedsel dat is overgebleven, dat niet opgegeten
.
De zachte vruchten van bijvoorbeld bomen dan je kunt eten
.
Iets dat uit een bloem groeit en dat je kunt eten, een stuk fruit
.
Een sort dikke saus van gekookte appels
.
Planten of delen van planten die je kunt eten
.
Een koud gerecht van verschillende rauwe of gekookte groenten
.
Een snack die zacht is van binnenen hard van buiten, en waar bijboorbeld vlees of aardappelen in zitten
.
Een sort erg kleine pastabolletjes, afkomstige uit Noord-Afrika
.
Een soort pap van aarappelen of van groenten
.
Zacht, rond brodje
.
Twee boterhammen op elkaar met beleg ertussen
.
Rond, hard broodjes
.
Kleine stukjes geroosterd brood met beleg, vaak gegeten op een feestje
.
Een soort rond stukje hard gebakken brood
.
Kleine zaadjes van bepaalde planten waarvan je bijvoorbeld brood kunt maken
.
Graan dat in heel kleine stukjes verdeeld is die bijna niet apart kunt zien en waarvan je brood of koekjes kunt maken
.
Iets lekker dat zoet en plat is, en dat je bakt met bloem, eieren, boter en suiker
.