trimester 3 Flashcards
eig. 1 (woorden)
Je mag in beide leden van een gelijkheid hetzelfde getal optellen (of aftrekken).
eig. 1 ( in symbolen)
∀a,b,m ∈ R : a = b
⇐⇒ a + m = b + m
⇐⇒ a − m = b − m
Eig.2 (woorden)
Je mag beide leden van een gelijkheid vermenigvuldigen (of delen) met eenzelfde getal verschillend van 0
Eig. 2 (in symbolen)
∀a,b ∈ R,∀m ∈ R0 : a = b
⇐⇒ a · m = b · m
⇐⇒ a/ m = b /m
strijdige of een valse vergelijking
V = ∅ of V = { }
onbepaalde of identieke vgl.
V = R
vgl. bespreken
1) a ≠ 0
2) a = 0
parameters
Dat zijn letters die alle reële getallen voorstellen.
I = k ·i · t
t = I/(k ·i)
Je kent de definitie van een eerstegraadsvergelijking in R
Een eerstegraadsvergelijking in R is een vergelijking in één onbekende die als hoogste graad één heeft
en waarbij ook reële getallen kunnen voorkomen.
def orde van reële getallen
∀a,b ∈ R: a < b ⇐⇒ b −a > 0
Eig.1 teken van het tegengestelde
(woorden)
Een reëel getal en zijn tegengestelde hebben een tegengesteld teken.
Eig.1 teken van het tegengestelde
(in symbolen)
∀a ∈ R:
a > 0 ⟺ –a < 0
a < 0 ⟺ –a > 0
Eig.2 teken van het omgekeerde
(woorden)
Eig.2 teken van het omgekeerde
(in symbolen)
∀a ∈ R0:
a > 0 ⇐⇒ 1/a > 0
a < 0 ⇐⇒ 1/a < 0