Traject 4 Vocab Flashcards
1
Q
De knutselaar
A
Le bricoleur
2
Q
De energie
A
L’énergie (f)
3
Q
De werking
A
Le fonctionnement
4
Q
De uitvinder
A
L’inventeur
5
Q
De uitvinding
A
L’invention (f)
6
Q
Het voorwerp
A
L’objet (m)
7
Q
Het product
A
Le produit
8
Q
Het systeem
A
Le système
9
Q
Aanpassen
A
Adapter
10
Q
Knutselen
A
Bricoler
11
Q
Ontwikkelen
A
Développer
12
Q
Uitvinden
A
Inventer
13
Q
Dienen tot
A
Servir à
14
Q
Gebruiken
A
Employer
15
Q
Uitvinden
A
Inventer
16
Q
Gebruiken
A
Utiliser
17
Q
Het doel
A
Le but
18
Q
Kiezen
A
Choisir
19
Q
Voorstellen om te
A
Proposer de
20
Q
Het voordeel
A
L’avantage (m)
21
Q
Ecologisch
A
Écologique
22
Q
Efficiënt
A
Efficace
23
Q
Innoverend
A
Innovant(e)
24
Q
Nutteloos
A
Inutile
25
Q
Origineel
A
Original(e)
26
Q
Praktisch
A
Practique
27
Q
Herlaadbaar
A
Rechargeable
28
Q
Herbruikbaar
A
Réutilisable
29
Q
Zonne-
A
Solaire
30
Q
Nuttig
A
Utile
