Traject 1 (Entrer en Contact) Flashcards
1.1
1
Q
La caractère
A
Het karakter
2
Q
Le défaut
A
Het gebrek, de fout, het minipunt
3
Q
Le passe-temps
A
Het tijdverdrijf
4
Q
L’astuce (f)
A
Het trucje
5
Q
Les coordonnées (f)
A
De gegevens
6
Q
La qualité
A
De kwaliteit
7
Q
Asocial(e)
A
Asociaal
8
Q
Aventureux, aventureuse
A
Avontuurlijk
9
Q
Bavard(e)
A
Babbelziek
10
Q
Brutal(e)
A
Brutaal
11
Q
Bizarre
A
Bizar, vreemd
12
Q
Distrait(e)
A
Verstrooid
12
Q
Désagréable
A
Onaangenaam
13
Q
Déterminé(e)
A
Vastberaden, kordaat
14
Q
Honnête
A
Eerlijk