Top50 Verbs Flashcards
1
Q
To become
A
Worden
Werd
Geworden
2
Q
Can / be able to
A
Kunnen
Kon
Gekund
3
Q
Must
A
Moeten
Moest
Gemoeten
4
Q
Do
A
Doen
Deed
Gedaan
5
Q
Say
A
Zeggen
Zei
Gezegd
6
Q
To let / allow
A
Laten
Liet
Gelaten
7
Q
Go
A
Gaan
Ging
Gegaan
8
Q
Come
A
Komen
Kwam
Gekomen
9
Q
Want
A
Willen
Wilde
Gewild
10
Q
Stand
A
Staan
Stond
Gestaan
11
Q
To see
A
Zien
Zag
Gezien
12
Q
To find
A
Vinden
Vond
Gevonden
13
Q
Stay (remain)
A
Blijven
Bleef
Gebleven
14
Q
Sit
A
Zitten
Zat
Gezeten
15
Q
Take
A
Nemen
Nam
Genomen