top 1000 most common words Flashcards
1
Q
as
A
als
2
Q
I
A
I
3
Q
his
A
zijn
4
Q
that
A
dat
5
Q
he
A
hij
6
Q
was
A
was
7
Q
for
A
voor
8
Q
of
A
on
9
Q
are
A
zijn
10
Q
with
A
met
11
Q
they
A
ze
12
Q
be
A
zijn
13
Q
at
A
bij
14
Q
one
A
een
15
Q
have
A
hebben
16
Q
this
A
deze
17
Q
from
A
van
18
Q
by
A
door
19
Q
hot
A
heet
20
Q
word
A
woord
21
Q
but
A
maar
22
Q
what
A
wat
23
Q
some
A
sommige
24
Q
is
A
is
25
it
het
26
you
u
27
or
of
28
had
had
29
the
de
30
of
van
31
to
aan
32
and
en
33
a
een
34
in
in
35
we
we
36
can
kan
37
out
uit
38
other
andere
39
were
waren
40
which
die
41
do
doen
42
their
hun
43
time
tijd
44
if
indien
45
will
kal
46
how
hoe
47
said
zei
48
an
een
49
each
elk
50
tell
vertellen
51
does
doet
52
set
set
53
three
drie
54
want
willen
55
air
lucht
56
well
goed