toetsweek h2 Flashcards
chartaal geld
tastbaar geld in de vorm van munten en bankbiljetten
giraal geld
geld op je bankrekening. het is niet tastbaar
saldo
het bedrag dat op je bankrekening staat
indirecte ruil
ruil waarbij je geld sla ruilmiddel gebruikt. je koopt dus iets
directe ruil
je ruilt een goed of dienst tegen iets anders zonder geld te gebruiken
elektronisch betalen
betalen via internet, met je bankpas of met je telefoon
sparen
geld dat je overhoudt geeft je niet uit, maar bewaar je voor later
rente (bij sparen)
een vergoeding die je krijgt van de bank voor jouw spaargeld
geldfunctie
geld kun je gebruiken als spaarmiddel, als rekenmiddel of als ruilmiddel
lenen
geld gebruiken dat van een ander is
maandtermijn
een vast bedrag dat je elke maand betaalt voor rente en aflossing van een lening
aflossen
geld terugbetalen dat je geleend hebt
rente (bij lenen)
bij lenen is rente een vergoeding die je aan de bank betaalt voor het gebruik van hun geld
verzekering
een verzekering sluit je af als je kans hebt op schade en je wilt dat die schade vergoed wordt door de verzekering
polis
een bewijs dat je een verzekering hebt afgesloten