toetsweek 3 bio Flashcards

leerjaar 2

1
Q

Welke levensfasen zijn er in een mensenleven?

A

Baby, peuter, kleuter, kind, puber, adolescent, volwassene, oudere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de twee soorten ontwikkelingen in de levensfasen?

A

Lichamelijke en geestelijke ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat verandert er bij lichamelijke ontwikkeling?

A

Je lichaam verandert, zoals gewicht en lengte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een groeispurt?

A

Een periode waarin je heel snel groeit, vooral tijdens de puberteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?

A

Kenmerken die vanaf de geboorte zichtbaar zijn, zoals penis of vagina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn secundaire geslachtskenmerken?

A

Lichamelijke verschillen die ontstaan tussen de 10e en 16e jaar, zoals spierontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn tertiaire geslachtskenmerken?

A

Verschillen in kleding, denken en gedrag tussen jongens en meisjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat veroorzaakt jeugdpuistjes of acne tijdens de puberteit?

A

Overmatige talgproductie die poriën verstopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de geslachtshormonen bij jongens?

A

Testosteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de geslachtshormonen bij meisjes?

A

Oestrogeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is genderdysforie?

A

Een gevoel dat je geslacht niet overeenkomt met je genderidentiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen genderdysforie en travestie?

A

Travestie betreft verkleden als het andere geslacht zonder genderidentiteitsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn waarden?

A

Wat je belangrijk vindt, zoals eerlijkheid of trouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn normen?

A

Regels over wat je wel of niet doet, gebaseerd op waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is heteroseksualiteit?

A

Verliefd zijn op iemand van het andere geslacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is homoseksualiteit?

A

Verliefd zijn op iemand van hetzelfde geslacht.

17
Q

Wat is biseksualiteit?

A

Verliefd zijn op zowel jongens als meisjes.

18
Q

Wat is een orgasme?

A

Het hoogtepunt van seksuele opwinding, ook wel klaarkomen genoemd.

19
Q

Wat zijn soa’s?

A

Seksueel overdraagbare aandoeningen, ook wel geslachtsziekten genoemd.

20
Q

Hoe worden soa’s vaak overgedragen?

A

Door onveilig vrijen, zoals vaginale, anale of orale seks zonder condoom.

21
Q

Wat is aids?

A

Een ziekte veroorzaakt door hiv, waarvoor geen genezing bestaat.

22
Q

Wat moet je doen als je denkt dat je een soa hebt?

A

Ga direct naar je huisarts of een Centrum Seksuele Gezondheid.

23
Q

Hoe kun je een soa voorkomen?

A

Door veilig vrijen, zoals het gebruik van condooms.