Toetsweek Flashcards

1
Q

Ionbinding

A

Sterker dan vanderwaalsbinding en waterstofbrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Smelt en kookpunten van zouten

A

Meestal hoger dan die van moleculaire stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ionen uit 1 atoomsoort

A

Enkelvoudige ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ionen met twee of meer atoomsoorten

A

Samengestelde ionen (positief en negatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hydroxide ion

A

OH-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Systematische naam zout

A

Positieve ion als eerste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij oplossen nieuwe bindingen tussen ionen en watermoleculen

A

Iondipoolbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hydratatie

A

Het omringen van ionen door watermoleculen (aq)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Als ionbindingen sterk zijn

A

Lukt het de watermoleculen niet om ionen los te krijgen uit het rooster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oplosvergelijking

A

Water komt niet voor maar na pijl (aq) , met ladingen na pijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Indampvergelijking

A

Tegenovergestelde oplosvergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verzadigd

A

Als maximale hoeveelheid is opgelost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onverzadigd

A

Als niet alles is opgelost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Metaaloxiden en water

A

H2O (l) als beginstof in reactievergelijking , O2- ionen -> OH-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Natronloog

A

Natriumhydroxideoplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kaliloog

A

Kaliumhydroxideoplossing

17
Q

Kalkwater

A

Calciumhydroxideoplossing

18
Q

Barietwater

A

Bariumhydroxideoplossing

19
Q

Zouthydraten

A

Zouten die water hebben opgenomen

20
Q

Kristalwater

A

Het water dat is gebonden in het rooster , reactie ; voor pijl + water en na pijl x water

21
Q

Molariteit

A

Hoeveelheid opgeloste stof (mol) / volume oplossing (L)

22
Q

Notatie molariteit

A

[CH3COOH] = 0,75 M

23
Q

Mm

A

Mm = g / mol

24
Q

Neerslag

A

Gevormde stof

25
Q

Neerslagvergelijking

A

(Aq) voor pijl -> (s) na pijl , mini tabel 45A

26
Q

Chemisch evenwicht

A

2 omkeerbare reacties tegelijk , concentraties constant

27
Q

Heterogeen evenwicht

A

Als stoffen niet allemaal in zelfde toestand zijn

28
Q

Homogeen evenwicht

A

Als stoffen wel in zelfde toestand zijn

29
Q

Ionsoort verwijderen

A

Ion combineren met ion met tegengestelde lading, natrium- kaliumzouten en nitraten

30
Q

Je kan een zout herkennen aan

A

Het is altijd opgebouwd uit minstens 1 positief ion en 1 negatief ion

31
Q

Geef naam van Al2O3

A

Aluminiumoxide