Toetsweek 1 Flashcards

1
Q

Parlementaire democratie

A

De bevolking kiest mee over wetten en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rechtsstaat

A

Iedereen (burgers, regering en overheid) zijn gebonden aan de wetten en regels daarvan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pluriforme samenleving

A

Multi culturele samenleving met veel verschillende achtergronden van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verzorgingsstaat

A

In deze staat zorgt de overheid voor haar burgers. Door middel van zorg, educatie en huisvesting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarde

A

Uitgangspunt dat mensen belangrijk vinden in hun leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Normen

A

Regels over hoe je je op grond van een waarde hoort te gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale verplichting

A

We controleren elkaar hier onbewust bij en dit zijn ongeschreven regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale controle

A

Men helpt elkaar zich te houden aan normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Belang

A

Voordeel dat iemand ergens bij heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Macht

A

Het vermogen om anderen te beïnvloeden met jouw keuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociale ongelijkheid

A

Ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Objectief

A

Hoe iets werkelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Subjectief

A

Wat iemand ergens van vindt (mening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rechtsnormen

A

Gedragsregels die zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Monarchie

A

De koning heeft de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Grondwet

A

Hier staan grondrechten in

17
Q

3 grondbeginselen

A

Trias Politica
Grondwet
Legaliteitsbeginsel

18
Q

Basis van een rechtsstaat

A

Veiligheid
Gelijkheid
Vrijheid

19
Q

Wetgevende macht

A

Maakt de wetten waar iedereen zich aan moet houden

Parlement

20
Q

De uitvoerende macht

A

Voeren de regels uit en gaan na dat anderen zich hieraan houden
(Leerplicht ambtenaar)

21
Q

Rechterlijke macht

A

Beoordeeld burgers en het overtreden van de wetten

Rechters

22
Q

Checks and balances

A

De trias politica houdt elkaar scherp

23
Q

Onafhankelijke rechters

A

De rechters moeten neutraal zijn en niet partijdig.

24
Q

Klassieke grondrechten

A

De overheid moet deze rechten garanderen

Vrijheid van meningsuiting, gelijke behandeling

25
Q

Sociale grondrechten

A

Overheid kan dit niet garanderen maar moet zich er wel voor inspannen
(Recht op werk)

26
Q

Legaliteitsbeginselen

A

De overheid mag alleen beperkingen opleggen als die zijn opgeschreven in wetten

27
Q

Strafbaarheid

A

Artikel 1,

Je mag alleen een straf opleggen als die vastgelegd staat

28
Q

Strafmaat

A

In de wet staat bij alle strafbare feiten een maximale straf, hier kan je niet overheen gaan