Toetsvragen Flashcards

1
Q

Welke volgorde is de parlementair stelsel

A
…………koning
…………minister president 
…………kabinet.       Staats generaal 
eerste…..tweede 
Ps…………burgers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is verschil tussen vakbond en politieke partij

A

Een vakbond is een organisatie voor werknemers van een bepaald bedrijf. Bij een partij kan iedereen lid worden. Soms wil een vakbond hetzelfde bereiken als een politieke partij, maar ze hebben een andere manier om dat voor elkaar te krijgen. Vakbonden organiseren bijvoorbeeld stakingen, partijen maken wetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke socialistische partijen had Nederland in de 19e eeuw?

A

Sdap en sdp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was het doel van socialisten?

A

Ze wilden dat iedereen gelijk was aan elkaar. Ze kwamen vooral op voor de rechten van arbeiders en werklozen. De leefomstandigheden van deze groepen was namelijk vaak heel slecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was het doel van liberalen?

A

Liberalen wilden meer burgerlijke vrijheden (vrijheden voor burgers), zoals: vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging. Ook wilden ze meer inspraak voor burgers. Let op: met burgers worden in de 19e eeuw rijke mannen bedoeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie beroepssectoren kent Nederland?

A

Landbouwsector
Industriesector
Dienstsector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe groot waren die in 1850? Hoe groot waren ze in 2000?

A

Ls=46-4
Is=25-23
Ds=29-73

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Burgerlijk bestuur en de renaissance zijn kenmerkende aspecten, maar van welke tijdvakken?

A

Burgerlijk bestuur  Regenten en Vorsten

•Renaissance  Ontdekkers en Hervormers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor industriële revolutie

A

Vervoer= voet paard zeilschip
Zon onder= pikdonker
Werken= op land met werktuigen of handarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Na de industriële revolutie

A

Werken= industrie/fabriek
Via machines geen handarbeid
Vervoer= trein stoomschip
Zon onder= verlichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe mam de productie toe

A

Door stoommachines en steenkool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat veranderde de samenleving

A

Bourgeoisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werd Nederland bestuurd vanaf 1815

A

Als de koninkrijk der Nederlanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe hadden de liberalen invloed

A

Door de liberalen konden burgers stemmen en door de liberalen en was het parlement de hoogste macht geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat veranderde door de grondwet in 1848

A

Nederland had een parlementair stelsel een Bestuurssysteem waar het parlement de hoogste macht had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kregen de arbeiders meer aandacht

A

Door sociale wetten en de socialisten

17
Q

Wat veranderde door sociale wetten

A

Kinderarbeid was een einde

18
Q

Hoe verbeterden arbeider hun leef en werk omstandigheden

A

Door vakbonden de organiseren