toets sociaal Flashcards
discretionaire ruimte
De ruimte die professionals hebben om, binnen de wettelijke kaders, hun eigen inzicht te volgen en zelfstandig te beslissen over het toepassen van bevoegdheden.
samenleving
verwijst naar een groepering van mensen die samen leven
maatschappij
wanneer mensen uit de samenleving samen werken, handelen en instituten vormen.
cultuurkenmerken
verwijzen naar kenmerken binnen de cultuur
cultuur
het geheel aan waarden, normen, attitudes en algemeen aanvaard gedrag dat iedereen als lid van de samenleving leert en doorgeeft door middel van leerprocessen.
socialisatieproces
leerproces binnen de cultuur, gebeurt een groot deel onbewust.
primaire socialisatie
iemand leert hoe het werkt in de wereld om zich heen. (opvoeding)
secundaire socialisatie
mensen leren over wat wel of niet hoort binnen een formele groepering zoals werk of beroep (tweede socialisatie)
waarden
fundamentele ideeën over wat belangrijk is.
bijvoorbeeld: respect eerlijkheid, trouw, moed.
normen
concrete gedragsregels die volgens een groepering bij een van de vast gestelde waarde hoort.
attitude
een houding ten opzichte van iets of iemand: wordt binnen de gemeenschap goed of fout gekeurd.
algemeen aanvaard gedrag
het gedrag dat vastgesteld is in routine, gewoonten, tradities en rituelen. (meest zichtbaar)
hand geven –> voorstellen
cultuurrelativistische visie
gaat ervan uit dat elke groepering zijn eigen waarden, normen en gebruiken heeft en mag hebben.
universalisme
gaat ervan uit dat sommige waarden en normen voor iedereen gelden.
universele verklaring van de rechten van de mens is een voorbeeld.
pluralisme
gaat ervan uit dat mensen onderdeel zijn van verschillende groeperingen en waardensystemen. individu met meervoudige indentiteit, waarbij iemand zich ontwikkelt in relatie tot de mensen om hem heen.
grote of kleine machtsafstand
de mate waarin in een cultuur ongelijkheid of hiërarchei geaccepteerd wordt.
grote machtsafstand –> macht tussen groeperingen normaal
kleine machtsafstand –> onwenselijk
individualisme of collectivisme
individualisme –> hierbij gaat het om belang het belang van eigen verantwoordelijkheid en de zelfontplooiing van de mens
collectivisme –> het belang vna de groepering en de wens er bij te willen horen
masculien en feminien
masculien –> prestatiedrang is belangrijk en mannen en vrouwen kennen duidelijk een andere taak
feminien –> samenwerken staat centraal en geen rolverwachting op basis van sekse
hoge en lage onzekerheidsvermijding
hoeverre mensen hun toekomstig ongeluk proberen te bezweren of te verhelpen.
hoog –> onvoorziene situaties worden als onwenselijk gezien en moeten de situaties voorkomen worden
laag –> onzerheid wordt als onderdeel van het leven gezien
hoge en lage onzekerheidsvermijding
hoeverre mensen hun toekomstig ongeluk proberen te bezweren of te verhelpen.
hoog –> onvoorziene situaties worden als onwenselijk gezien en moeten de situaties voorkomen worden
laag –> onzerheid wordt als onderdeel van het leven gezien
hedonisme of soberheid
hedonisme - in hoeverre je mag genieten en plezier maken zonder dat er iets tegenover staat
soberheid - juist moet voldoen aan strenge normen
dimensies van Hall
Hoge en lage context
monochroon of polychroon
relatie en fysieke ruimte
6 cultuur dimensies (Geert Hofstede)
grote en kleine machtsafstand individualisme of collectivisme masculien of feminien hoge of lage onzekerheidsvermijding lange of korte termijn oriëntatie hedonisme en soberheid
lange of kortetermijnoriëntatie
oriëntatie op de toekomst
lange –> denkt aan later
kort –> geen rekening gehouden worden met later
hoge of lage context
hoog - bij communicatie veel info geeft en nodig hebt om iet te begrijpen
laag - direct en expliciet gecommuniceerd wordt
mochroon of polychroon
monochroon- tijd gepland en op kan gaan. gefocust op 1 ding.
polychroon - tijd vrij te besteden aan verschillende doelen
relatie tot fysieke ruimte
in hoeverre het gebruikelijk is om dicht bij anderen te gaan staan en elkaar aan te raken
migratieachtergrond
mensen die dus niet van zogenaamde autochtone afkomst
verzuiling
wanneer mensen alleen omgaan met mensen van eigen levensbeschouwelijke groepering.
superdiversiteit
samenlevingen bestaan niet maar uit 1 cultuur, maar juist uit veel verschillende op elkaar inspelende culturen
structuurkenmerken
verwijzen naar de verschillende posities die mensen of groeperingen in een maatschappij hebben en hoe deze posities zich tot elkaar verhouden
groepering
verzameling mensen die samen iets heeft.
3 verschillende groeperingen
groepen
collectiviteiten
sociale categorieën
groepen
kennen de leden van de groep elkaar en hebben zij vaak verschillende overeenkomstige belangen
bijvoorbeeld: collega’s, klas of gezinnen
collectiviteit
hoeven de leden elkaar niet te kennen, maar hebben ze wel een duidelijk gezamenlijk belang of doel
bijvoorbeeld : vakbond, religieuze gemeenschap of milieuvereniging
sociale categorie
mensen enkel eenzelfde kenmerk
bijvoorbeeld: rood haar, vrouw zijn, hebben van dezelfde nationaliteit
positie
plek of plaats die iemand of een groepering inneemt in een maatschappij
tijdelijke of levenslange positie
tijdelijk - horen bij een leeftijdscategorie
levenslang - sekse
verworven zijn of toegewezen zijn (positie)
verworven - zelf behaalde leidinggevende positie door bijvoorbeeld hard werken
toegewezen - positie bepaald door geboorte
hoge en lage status hebben (positie)
hoge status - veel aanzien en respect van anderen
lage status - weinig aanzien hebben
sociale structuur
het geheel aan posities van individuen en groeperingen die met elkaar in verhouding staan.
interdependentie
mensen als individu of als onderdeel van een groepering zijn altijd afhankelijk van elkaar.
bindingen
manieren waarop mensen van elkaar afhankelijk zijn
4 type bindingen:
- economische bindingen: afhankelijk van elkaar, verdeling van schaarse goederen, voedsel, kleding en onderdak
- politieke bindingen: mensen verschillen in de mogelijkheid om fysieke dwang te gebruiken
nederland –> geweldsmonopolie: alleen politie mag wettelijk gezien aan gebonden regels geweld toepassen - affectieve bindingen: mensen hebben elkaar nodig voor genegenheid, liefde en steun.
- cognitieve bindingen: mensen leren van elkaar en kunnen daardoor verder ontwikkelen, kennisvorming en kennisoverdracht
rollen
bij elke positie horen verwachtingen die anderen hebben van de persoon die de positie heeft.
intern rolconflict
iemand verschillende verwachtingen ervaart binnen eenzelfde positie
bijvoorbeeld: jij mag als SJD’er van je baas niet te lang over 1 klant doen want er zitten er nog in de wachtkamer, maar de klant verwacht dat een SJD’er genoeg tijd heeft om naar zn verhaal te luisteren
extern rolconflict
wanneer verwachtingen behorende bij verschillende posites met lekaar in conflict komen.
bijvoorbeeld: de opleiding verwacht dat jij veel tijd steekt in het leren van tentamens, maar je vrienden verwachten ook dat er tijd met ze doorgebracht wordt.
macht
vermogen van personen of groeperingen om samenleving vorm te geven en het gedrag van anderen te beïnvloeden, eventueel tegen belangen en wensen van de ander in.
vermogen om vorm te geven aan eigen toekomst
vanuit de vier type bindingen, ontstaan vier type machtsbronnen (manieren om macht te kunnen uitoefenen)
- economisch - het bezitten van schaarse goederen
- politiek - beschikking hebben over middelen tot reguliere geweldsuitoefening
- affectief - vermogen hebben om mensen aan zich te kunnen binden
- cognitief - de toegang hebben tot speciale kennis die voor anderen nodig of waardevol is.
machtsongelijkheid
niet iedereen heeft evenveel macht
sociale ongelijkheid
wanneer er in een samenleving verschil in macht is tussen sociale posities van groeperingen.
sociaal economische ongelijkheid
ongelijkheid op basis van de economische positie die iemand of groeperingen inneemt.
vormen van sociale ongelijkheid
ongelijkheid op basis van sekse, seksuele voorkeur, etniciteit en leeftijd
sociale stratificatie
houdt in dat een samenleving is opgebouwd in lagen van omvangrijke groeperingen waartussen ongelijkheidsverhoudingen bestaan.
kastensysteem
een op religie en traditie gebaseerd systeem van geaccepteerde ongelijkheid tussen groepen in e samenleving.
standenmaatschappij
waarbij de adel, de geestelijkheid, de burgerij en de boeren hun eigen rechten en plichten kenden
klassentegenstellingen tussen arbeider en bezitters
met de industrialisatie kwam een nieuwe sociale ongelijkheid tot stand. tegenwoordig spreekt men van de sociaal economische klassen
beroepsprestatie ladder
middel om sociale stratificatie bij sociaal-economische klassen in kaart te brengen, worden verschillende groepen op basis van status, inkomen en opleidingsniveau bij elkaar gezet.
indeling beroepenprestige ladder
bovenlaag: topbestuurders van grote bedrijven en grote kapitaalbezitters.
ondernemersklasse: kleine tot middelgrote ondernemingen
professionele middenklasse: hoogopgeleide, goed betaalde werknemers binnen publieke en private organisaties en beoefenaars van de zogeheten vrije beroepen
werknemersklasse: deze groepsomvat 50 % van de bevolking en wordt vaak opgesplitst in een lagere middenklassen (mbo niveau).
onderklasse: mensen met langdurig marginale positie, zoals ongeschoolden, langdurig werklozen en arbeidsongeschikten.
sociale mobiliteit
mogelijk om van positie op de ladder te veranderen
verticale mobiliteit
verliezen van een baan naar beneden, behalen van een diploma omhoog
horizontale mobiliteit
veranderen van baan in dezelfde status
sociale uitsluiting
groepering er niet bij wil zijn, kan of mag horen
groepering kan uitgesloten worden op basis van:
- morele afkeuring: verwerpelijk, niet acceptabel
- gering economische rendement: geeft onvoldoende waarde aan de arbeidsmarkt
- geringe sociale weerbaarheid: groepering kan onvoldoende voor zijn eigen belangen opkomen
- zwakke rechtspositie: een groepering heeft wettelijk gezien minder rechten
- ruimtelijke segregatie - een groepering wordt letterlijk in plaats en ruimte weggezet
discriminatie
discriminatie is ongelijke behandeling op basis van niet relevante gronden en is in Nederland bij wet verboden.
vooroordelen
een veralgemeniseerd, stereotiep beeld van een bepaalde groepering wordt een oordeel gekoppeld.
beperkte toegang tot machtsbronnen
bepaalde groeperingen niet dezelfde mogelijheden hebben om een belangrijke positie te kunnen verwerven
erfelijke armoede
machtsmiddelen kunnen niet goed ingezet worden als zij stress beleven door financiële problemen. Deze generatie kan van generatie naar generatie doorgegeven worden.
4 verklaringen voor ongelijkheid
- niet accepteren van ongelijkheid binnen een samenleving
- discriminatie
- beperkte toegang tot machtsbronnen
- studiesucces
studiesucces
sommige kinderen krijgen minder kans. goede scholing is over het algemeen en basis voor succes op de arbeidsmarkt.
liberalen
VVD en D’66
de vrije markt bepaald voor een groot deel wie meer of minder machtig is. waarde vrijheid en recht. de overheid niet teveel moet ingrijpen.
socialisten
PvdA en groenlinks
overheid wel moet ingrijpen, ook in economie, en arbeidsmarkt. zij denken dat ongelijkheid op economisch gebied ook zorgt voor ongelijkheid op andere gebieden.
confessionelen
CDA en christen unie
hechten veel belang aan gemeenschap. gedachten goed waarbij god de wereld met een bepaalde bedoeling heeft gemaakt en ongelijkheid daar nu eenmaal bij hoort. SAMEN oplossen, overheid niet nodig
dynamische samenleving
mensen veranderen, nieuwe technieken, nieuwe mogelijkheden bieden en verschillende samenlevingen elkaar beïnvloeden, verandert een samenleving steeds weer
kenmerken van een moderne samenleving
- heterogeniteit (het feit dat er veel verschillende soorten mensen wonen)
- pluriformiteit (er bestaan diverse waardenstelsels naast elkaar)
- gedifferentieerdheid (de samenleving is ingewikkeld vormgegeven met verschillende posities en taken
secularisering
het proces waarbij de kerk/ het geloof minder invloed krijgt
individualisering
het proces waarbij mensen zelf meer vrijheid krijgen
democratisering
het proces waarbij verhoudingen gelijkwaardiger worden
driemachtenleer
trias politica
urbanisatie
het feit dat er steeds meer mensen in de stad wonen (verstedelijking)
gemeinschaft
gemeenschap, samenhorigheid en collectiviteit, bv. traditioneel boerendrop. iedereen kent elkaar
gesellshaft
maatschappij, individu staat centraal, moderne samenleving van gesellschaft, leven in een grote stad
postindustriële samenleving
dienstensector is belangrijk
consumptiemaatschappij
gericht op consumenten
informatiemaatschappij
gericht op het vergaren van informatie
informatiemaatschappij
gericht op het vergaren van informatie
geïndividualiseerde samenleving
niet de groep maar de persoon staat centraal
risicosamenleving
de vergaande technologie zorgt er voor dat we als mens veranderingen niet kunnen beheersen.
postmodernisme
aangeeft dat er een tijd na de moderne tijd is.
parlementaire democratie
waarbij ieddere nederlander van 18 jaar of ouder via het stemrecht zijn of haar volksvertegenwoordiger kiest. rekening gehouden met belangen van verschillende partijen
meerpartijenstelsel
waarbij meer dan drie politieke partijen meedoen aan de verkiezingen.
rol vervullen binnen parlementaire democratie
de regering en het kabinet, coalitie vs oppositie, burgemeester en wethouders, stemgerechtigen, staten- generaal, europese instellingen
stemgerechtigen
18 jaar of ouder, nederlandse nationaliteit
staten-generaal/ parlement
eerst en tweede kamer
regering en kabinet
koning en ministers
coalitie vs oppositie
politieke partijen die deelnemen aan de coalitie
burgemeester en wethouders
verandtwoordelijk voor dagelijks bestuur van de gemeente
decentralisatie
steeds meer taken zijn van de rijksoverheid naar de gemeentelijke overheid gegaan
europese instellingen
invloed zijn op europese wetgeving en beleid
populisme
populistische partijen stellen dat de bevolking onderdrukt wordt door een elite en streven naar een samenleving waar het volk de staat beheerst. uitspraken die een onderbuikgevoel veroorzaakt bij het volk
rechtsstaat
houdt in dat het recht in een samenleving bovenaan staat
kenmerken rechtsstaat
- grondrechten
- scheiding van machten
- legaliteitsbeginsel
- onafhankelijke rechtsspraak
initiatief
ministers of staatssecretarissen iets wettelijk willen regelen
totstandkoming van de wet
wetsvoorstel ingevoerd, eerst naar ambtelijk voorportaal, voorstel in onderraad eindordeel raad van state
handhaving is gericht op twee typen van gedrag
- gedrag dat we niet willen verbieden, maar wel willen regelen
- gedrag dat we streng verbieden
iemand zich wel of niet aan gedragsnormen houdt is afhankelijk van:
- handhaafbare normen
- pak - en sanctie kans
- preventie en repressie
verzorgingsstaat
stelsel waarbij de overheid zich actief bemoeit voor de noodzakelijke geachte materiële en immateriële voorzieningen van haar burgers
doelstellingen van een verzorgingsstaat
- de garantie van een minimumloon, ook in geval van ziekte, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom
- het verschaffen van voorzieningen die voor ieder mens nodig zijn om in de samenleving te kunnen functioneren
nachtwakersstaat
belangrijkste taak van de overheid is gericht op orde en veiligheid
arbeidswetgeving
wettelijk vastgelegd in arbeidstijdenwetten dat kinderen, jeugdigen en vrouwen en mannen niet te lang mochten werken. eisen rondom veiligheid en hygiëne
sociale verzekerheden
betalen mensen premie zodat zij later indien nodig zij een uitkering kunnen ontvangen
bedrijfsverzekeringen
werknemers verzekerd zijn tegen bedrijfsongevallen
sociale voorzieningen
collectieve regelingen waarbij de uitkering wordt bekostigd uit algemene overheidsgelden.
ontwikkelingen
vanaf ontstaan tweede wereldoorlog was de verzorgingsstaat gericht op ontwikkelen
jaren 70: bloei van de verzorgingsstaat
1981: misbruik van de verzorgingsstaat gemaakt (omekeer, afbraak)
sinds 2013 - participatiesamenleving, niet de overheid verantwoordelijk maar de burger zelf
solidariteit
burgers in staat zijn om elkaar te helpen
eenzijdige solidariteit
wordt van te voren al verwacht dat de bijdragen ontvangsten niet in evenwicht zijn. de een geeft de ander krijgt
tweezijdige solidariteit
verwacht evenveel van de solidariteit te profiteren als men er zelf aan bijdraagt.
socialistisch gezichtspunt
beschermen van en zorgen voor haar burgers
confessionelen
leggen de nadruk op de gezamenlijke verantwoordelijkheid tussen burgers onderling
liberalen
individu is verantwoordelijk