Toets Inleiding Flashcards

1
Q

De begin en eindedata van een dergelijke periode noemen we

A

Scharnierdata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten tijdsindelingen

A

Religie, plaats, cultuur en volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

…. tot 3500 vot

A

Prehistorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3500 vot tot 800 vot

A

Oude nabij oosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

800 vot tot 476

A

Klassieke Oudheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

476 tot 1453/1492/1517

A

Middeleeuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1500 tot 1789

A

Vroeg moderne tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

1789 tot 1945

A

Moderne tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

1945 tot ….

A

Hedendaagse tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Prehistorie

A

…. tot 3500 vot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oude nabije oosten

A

3500 vot tot 800 vot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Klassieke oudheid

A

800 vot tot 476

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Middeleeuwen

A

476 tot 1453/1492/1517

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vroeg moderne tijd

A

1500 tot 1789

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Moderne tijd

A

1789 tot 1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hedendaagse tijd

A

1945 tot …..

17
Q

Historische bronnen

A

Voorwerpen en getuigenissen over/uit het verleden

18
Q

Historische werken

A

Het resultaat van een wetenschapelijk onderzoek

19
Q

Primaire bronnen

A

Gemaakt door mensen rechtstreeks betrokken

20
Q

Secondaire bronnen

A

Gemaakt door mensen die niet rechtstreeks betrokken zijn

21
Q

Geschreven bronnen

A

Teksten kaarten stadsplannen

22
Q

Ongeschreven bronnen

A

Zijn mondeling of materiele bronnen

23
Q

In of aan de zee

A

Maritieme ruimte

24
Q

Een open landschap

A

Een open ruimte

25
Q

De stad

A

Stedelijke ruimte

26
Q

Landinwaarts,verwijst naar wereld deel

A

Continentale ruimte

27
Q

Landinwaarts,verwijst naar regio Streek provincie

A

Regionaal

28
Q

Het platteland

A

Rurale ruimte

29
Q

Middelpunt van een gebied

A

Centrum

30
Q

Aan de rand van een gebied

A

Periferie

31
Q

Verwijst naar de wereld

A

Globaal, mondiaal

32
Q

Verwijst naar het plaatselijke

A

Lokaal

33
Q

Verwijst naar staat of land

A

Nationaal

34
Q

Een gesloten ruimte

A

Een gesloten landschap