Toets H8 ABC Flashcards

1
Q

Industrie

A

πŸ‡³πŸ‡±Economische activiteit die zich bezighoudt met de verwerking van grondstoffen en de productie van goederen.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ INDUSTRY: Economic activity concerned with the processing of raw materials and manufacturing of goods.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

machine

A

πŸ‡³πŸ‡±Een apparaat met bewegende delen dat een taak uitvoert.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ MACHINE: A device with moving parts that performs a task.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fabriek

A

πŸ‡³πŸ‡± Een gebouw of een reeks gebouwen waar goederen worden vervaardigd.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ FACTORY: A building or set of buildings where goods are manufactured

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

macht

A

πŸ‡³πŸ‡± Het vermogen om anderen te beΓ―nvloeden of te controleren.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ POWER: The ability to influence or control others.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kolonie

A

πŸ‡³πŸ‡± Een land of gebied onder controle van een ander land.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ COLONY: A country or area under the control of another country.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mijn

A

πŸ‡³πŸ‡± Een plek waar mineralen uit de aarde worden gewonnen.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ MINE: A place where minerals are extracted from the earth.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

arbeider

A

πŸ‡³πŸ‡± Iemand die werkt, vaak handmatig of in een specifieke taak of beroep

πŸ‡ΊπŸ‡Έ WORKER: A person who performs manual labor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ambachtsman

A

πŸ‡³πŸ‡± iemand die een traditioneel vak uitoefent en met de hand producten maakt

πŸ‡ΊπŸ‡Έ CRAFTSPERSON: A person skilled in a particular craft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mechanisatie

A

πŸ‡³πŸ‡± Het vervangen van handarbeid door apparaten

πŸ‡ΊπŸ‡Έ MECHANIZATION: The use of machines to perform tasks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kanaal

A

πŸ‡³πŸ‡± Een kunstmatige waterweg voor navigatie of irrigatie.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ CANAL: A man-made waterway for navigation or irrigation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

transport

A

πŸ‡³πŸ‡± Het verkeer van mensen of goederen van de ene plaats naar de andere.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ TRANSPORT: The movement of people or goods from one place to another.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

goederen

A

πŸ‡³πŸ‡± Koopwaar of bezittingen.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ GOODS: Merchandise or possessions.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

spoorweg

A

πŸ‡³πŸ‡± Een spoor voor treinen.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ RAILWAY: A track for trains.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

industriele

A

πŸ‡³πŸ‡± Met betrekking tot de industrie.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ INDUSTRIAL: Relating to industry.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

revolutie

A

πŸ‡³πŸ‡± Een significante verandering of omwenteling.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ REVOLUTION: A significant change or upheaval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

energie

A

πŸ‡³πŸ‡± Het vermogen om werk te doen.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ ENERGY: The capacity to do work.

17
Q

fossiel

A

πŸ‡³πŸ‡± De overblijfselen of impressie van een prehistorisch organisme.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ FOSSIL: The remains or impression of a prehistoric organism.

18
Q

elektriciteit

A

πŸ‡³πŸ‡± Een vorm van energie die voortkomt uit geladen deeltjes.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ ELECTRICITY: A form of energy resulting from charged particles.

19
Q

industriele samenleving

A

πŸ‡³πŸ‡± Een samenleving gedreven door het gebruik van machines.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ INDUSTRIAL SOCIETY: A society driven by the use of machinery.

20
Q

landbow

A

πŸ‡³πŸ‡± De praktijk van de landbouw.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ AGRICULTURE: The practice of farming.

21
Q

aandeel

A

πŸ‡³πŸ‡± Een eigendomseenheid in een bedrijf.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ SHARE: A unit of ownership in a company.

22
Q

aandelenbeurs

A

πŸ‡³πŸ‡± Een markt waar aandelen worden gekocht en verkocht.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ STOCK EXCHANGE: A market where shares are bought and sold.

23
Q

handel

A

πŸ‡³πŸ‡± De handeling van het kopen en verkopen van goederen en diensten.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ TRADE: The action of buying and selling goods and services.

24
Q

specerijen

A

πŸ‡³πŸ‡± Aromatische stoffen die worden gebruikt om voedsel op smaak te brengen.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ SPICES: Aromatic substances used to flavor food.

25
Q

plantage

A

πŸ‡³πŸ‡± Een grote boerderij gespecialiseerd in één of twee gewassen.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ PLANTATION: A large farm specializing in one or two crops

26
Q

grondstof

A

πŸ‡³πŸ‡± Het basismateriaal waaruit producten worden gemaakt.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ RAW MATERIALS: The basic material from which products are made.

27
Q

techniek

A

πŸ‡³πŸ‡± Een manier om een ​​bepaalde taak uit te voeren.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ TECHNIQUE: A way of carrying out a particular task.

28
Q

modern imperialisme

A

πŸ‡³πŸ‡± Het beleid om de macht van een land in de moderne tijd uit te breiden.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ MODERN IMPERIALISM: The policy of extending a country’s power in the modern era.

29
Q

imperialisme

A

πŸ‡³πŸ‡± Een beleid waarbij de macht van een land wordt uitgebreid door middel van diplomatie of militair geweld.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ IMPERIALISM: A policy of extending a country’s power through diplomacy or military force.

30
Q

inheems

A

πŸ‡³πŸ‡± Inheems in een bepaalde regio of omgeving.

πŸ‡ΊπŸ‡Έ NATIVE: born in a specified place or associated with a place by birth