Toets E-learning Flashcards

1
Q

In welke gevallen krijg je als counselor te maken met het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het RIVM? Selecteer de drie juiste antwoorden.

a. Ze zorgen voor vernieuwingen en innovaties in prenatale screening.
b. Ze ontwikkelen nieuwe voorlichtingsmaterialen.
c. Ze stimuleren en bewaken de landelijke uniformiteit en goede kwaliteit van de deskundigheidsbevordering.
d. Ze voeren het onderzoek uit bij zwangeren die na een afwijkende uitslag zijn verwezen voor vervolgonderzoek.

A

a. Ze zorgen voor vernieuwingen en innovaties in prenatale screening.
b. Ze ontwikkelen nieuwe voorlichtingsmaterialen.
c. Ze stimuleren en bewaken de landelijke uniformiteit en goede kwaliteit van de deskundigheidsbevordering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zwangere: “Voor ons begint leven al vanaf de conceptie. We zijn heel blij dat we zwanger zijn. Elk leven is waardevol en we zouden nooit willen afbreken.” Uit deze uitspraak blijkt dat bij deze zwangere ….. factoren mogelijk invloed hebben op haar keuze rondom prenatale screening.

a. Sociale
b. Fysieke
c. Psychische
d. Levensbeschouwelijke

A

d. Levensbeschouwelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een zwangere en haar partner geven aan al goed nagedacht te hebben over hun keuze: ze gaan voor de NIPT en de 20 wekenecho. Op welke manier kun je het best omgaan met een zwangere die direct aangeeft een keuze te hebben gemaakt?

a. Je vraagt op welke informatie zij hun keuze baseren.
b. Je registreert hun keuze direct.
c. Je vraagt of zij hun keuze aan jou kunnen toelichten.

A

c. Je vraagt of zij hun keuze aan jou kunnen toelichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een zwangere heeft gekozen voor een counselingsgesprek. Ze geeft aan al veel te weten over prenatale screening, omdat ze zelf werkt als verpleegkundige. Op welke manier kun je het best omgaan met een zwangere die al veel weet over prenatale screening

a. Je geeft haar alle benodigde informatie over prenatale screening.
b. Je checkt wat zij al weet en vult dit waar nodig aan.
c. Je gaat direct door naar de keuze rondom prenatale screening.

A

b. Je checkt wat zij al weet en vult dit waar nodig aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een zwangere zegt direct ‘ja’ bij het aankaarten van counseling prenatale screening. Welke acties vanuit jou als counselor zijn hier passend? Selecteer de drie juiste antwoorden.

a. Je begint direct met informatie geven over NIPT en SEO.
b. Je plant het gesprek in.
c. Je stelt passende voorbereiding voor het gesprek voor.
d. Je vraagt wat de zwangere verwacht van het gesprek.

A

b. Je plant het gesprek in.
c. Je stelt passende voorbereiding voor het gesprek voor.
d. Je vraagt wat de zwangere verwacht van het gesprek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar moet je, volgens experts, op letten bij het geven van informatie aan een cliënt?

a. Geef zoveel mogelijk informatie, zodat een goed geïnformeerde keuze kan worden gemaakt.
b. Door veel informatie te geven aan de zwangere, word je serieus genomen in je rol als medisch deskundige.
c. De zwangere is zelf verantwoordelijk om de juiste informatie te vinden en jou daarnaar te vragen als ze informatie wil.
d. Sluit aan bij kennisniveau en behoefte van zwangere. Kies bewust wat je wel en niet vertelt om te voorkomen dat je te weinig of juist te veel vertelt.

A

d. Sluit aan bij kennisniveau en behoefte van zwangere. Kies bewust wat je wel en niet vertelt om te voorkomen dat je te weinig of juist te veel vertelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de eerste mogelijkheid om de 13 wekenecho te laten doen?

a. 12 weken en 6 dagen
b. 13 weken en 6 dagen
c. 12 weken en 3 dagen

A

c. 12 weken en 3 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet de echoscopist als volgens protocol is gewerkt en blijkt dat de beeldvorming abdominaal onvoldoende is bij een 13 wekenecho?

a. De echoscopist plant een nieuwe afspraak in voor een abdominale echo enkele dagen later.
b. De echoscopist verwijst direct de zwangere door naar een Centrum voor Prenatale Diagnostiek.
c. De echoscopist biedt een vaginale echo aan en voert deze bij instemming direct uit.
d. De echoscopist plant een nieuwe afspraak in voor een vaginale echo enkele dagen later.

A

c. De echoscopist biedt een vaginale echo aan en voert deze bij instemming direct uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is de kans groter op onvoldoende beeldvorming bij de 13 wekenecho? Selecteer de drie juiste antwoorden.

a. Bij zwangeren met een litteken in de buikwand.
b. Bij een ongunstige ligging van het kind.
c. Bij zwangeren die wat zwaarder zijn.
d. Als de zwangere veel sport en sterke buikspieren heeft.

A

a. Bij zwangeren met een litteken in de buikwand.
b. Bij een ongunstige ligging van het kind.
c. Bij zwangeren die wat zwaarder zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het effect van de huidige behandel- en zorgmogelijkheden van mensen met downsyndroom? Selecteer de twee juiste antwoorden.

a. De ziekte van Alzheimer kan nu beter worden behandeld dan vroeger. Hierdoor hebben mensen met downsyndroom minder hulp nodig gedurende het leven.
b. Door hart- en maag-darmafwijkingen te behandelen zijn mensen met downsyndroom nu gezonder en ze worden ouder dan vroeger.
c. Met speciale ontwikkelingsprogramma’s, de inzet van ouders en zorg door bijvoorbeeld artsen, fysiotherapeuten en psychologen kan een kind met downsyndroom zich beter ontwikkelen dan vroeger.

A

b. Door hart- en maag-darmafwijkingen te behandelen zijn mensen met downsyndroom nu gezonder en ze worden ouder dan vroeger.
c. Met speciale ontwikkelingsprogramma’s, de inzet van ouders en zorg door bijvoorbeeld artsen, fysiotherapeuten en psychologen kan een kind met downsyndroom zich beter ontwikkelen dan vroeger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ouder de zwangere, hoe groter de kans op het krijgen van een kind met edwards- of patausyndroom. Is dit waar of niet waar?

a. Waar
b. Niet waar

A

a. Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel procent van de levend geboren kinderen met edwardssyndroom overleeft het eerste levensjaar?

a. 0% - 1%
b. 30% -40%
c. 5% - 10%

A

c. 5% - 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ongeveer [1] % van de mensen met downsyndroom heeft een lichte tot matige verstandelijke beperking. De overige hebben een ernstige [2]% tot zeer ernstige [3]% verstandelijke beperking. Welk antwoord is juist?

a. 1 = 40, 2 = 30, 3 = 30
b. 1 = 80 2 = 10, 3 = 10
c. 1 = 60, 2 = 30, 3 = 10

A

c. 1 = 60, 2 = 30, 3 = 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een zwangere kiest voor prenatale screening. Zij wil niet dat haar persoonsgegevens en screeningsuitslagen in Peridos komen. Selecteer de twee juiste antwoorden.

a. De verloskundig zorgverlener hoeft de gegevens niet per se aan Peridos aan te leveren. Het onderzoek kan dan wel worden uitgevoerd, maar dat is dan anoniem.
b. De zwangere kan achteraf gegevens laten anonimiseren. Haar persoonsgegevens worden dan losgekoppeld van de uitslagen.
c. De zwangere kan direct gegevens laten anonimiseren. Haar persoonsgegevens worden dan vervangen door een nummer.
d. De verloskundig zorgverlener mag in dit geval de gegevens niet aanleveren aan Peridos. Het onderzoek kan niet worden uitgevoerd.

A

b. De zwangere kan achteraf gegevens laten anonimiseren. Haar persoonsgegevens worden dan losgekoppeld van de uitslagen.
d. De verloskundig zorgverlener mag in dit geval de gegevens niet aanleveren aan Peridos. Het onderzoek kan niet worden uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een zwangere kiest voor prenatale screening. Kan zij opname van haar gegevens in Peridos weigeren?

a. Ja. Ze is niet verplicht haar gegevens in Peridos te laten registreren. Je haalt haar gegevens meteen uit het systeem.
b. Nee. Nadat de prenatale screening is afgerond, kunnen haar gegevens worden geanonimiseerd. De uitslagen worden dan losgekoppeld van de persoonsgegevens.
c. Nee. Haar gegevens komen in Peridos en blijven in het systeem. Dat is zo opgenomen in de wet.

A

b. Nee. Nadat de prenatale screening is afgerond, kunnen haar gegevens worden geanonimiseerd. De uitslagen worden dan losgekoppeld van de persoonsgegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn goede redenen om de terugvraagmethode in te zetten in het counselingsgesprek? Selecteer de twee juiste antwoorden.

a. Controleren of de zwangere de juiste terminologie gebruikt
b. Controleren of de zwangere je goed heeft begrepen
c. Controleren of de zwangere een keuze kan maken aan de hand van de informatie die je hebt gegeven
d. Controleren of er (geen) sprake is van misvattingen

A

b. Controleren of de zwangere je goed heeft begrepen
d. Controleren of er (geen) sprake is van misvattingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een zwangere vraagt: ‘Hoe vaak wordt een afwijking gemist bij de 20 wekenecho?’ Gebruik de gesprekstechniek ‘spiegelen van getallen’ om de kans over te brengen aan de zwangere. Welk antwoord is juist?

a. Ongeveer 40 van de 100 ernstige structurele afwijkingen wordt gemist. Dus 60 van de 100 ernstige afwijkingen worden gezien op de 20 wekenecho.
b. Ongeveer 40% van de ernstige structurele afwijkingen wordt gemist. Dus 60% van de ernstige afwijkingen wordt gezien op de 20 wekenecho.
c. Ongeveer 60 van de 100 ernstige structurele afwijkingen worden gezien op de 20 wekenecho. Hoe is dit voor jou?
d. Ongeveer 40% van de ernstige structurele afwijkingen wordt gemist op de 20 weken echo. Hoe is dit voor jou?

A

a. Ongeveer 40 van de 100 ernstige structurele afwijkingen wordt gemist. Dus 60 van de 100 ernstige afwijkingen worden gezien op de 20 wekenecho.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Een stel heeft een meningsverschil over prenatale screening. Wat zijn goede strategieën om hier mee om te gaan? Selecteer de twee juiste antwoorden.

a. Je laat ze niet gaan voor ze een keuze hebben gemaakt. Het doel is dat ze met een gezamenlijke keuze de deur uit gaan.
b. Komen ze er niet uit: uiteindelijk is de beslissing aan de zwangere. Zij kan zonder toestemming van de partner beslissen of en welke onderzoeken ze wil laten verrichten.
c. Zorg dat ze meer begrip krijgen voor elkaar. Dat doe je door eerst de één ongestoord te laten vertellen en dan de ander. Ze kunnen dan naar elkaar luisteren.

A

b. Komen ze er niet uit: uiteindelijk is de beslissing aan de zwangere. Zij kan zonder toestemming van de partner beslissen of en welke onderzoeken ze wil laten verrichten.
c. Zorg dat ze meer begrip krijgen voor elkaar. Dat doe je door eerst de één ongestoord te laten vertellen en dan de ander. Ze kunnen dan naar elkaar luisteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Je wilt checken of de zwangere de informatie over lichamelijke afwijkingen goed heeft begrepen. Hoe zet je de terugvraagmethode hier juist in?

a. Om na te gaan of je je mij goed hebt begrepen; heb jij nog vragen? Is het allemaal duidelijk en heb je nog vragen?
b. Om na te gaan of ik het goed heb uitgelegd, kan je vertellen wat je mee naar huis neemt uit mijn verhaal?
c. Om na te gaan of je mij goed hebt begrepen, kan je vertellen wat je mee naar huis neemt uit mijn verhaal?
d. Om na te gaan of je ik het goed heb uitgelegd. Was in mijn uitleg alles duidelijk genoeg?

A

b. Om na te gaan of ik het goed heb uitgelegd, kan je vertellen wat je mee naar huis neemt uit mijn verhaal?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Moet er tijd zitten tussen de intake en het counselingsgesprek?

a. Ja, een counselingsgesprek moet altijd op een andere dag dan de intake gepland worden. De zwangere en haar partner kunnen zich dan goed voorbereiden.
b. Ja, maar het intake- en counselingsgesprek mogen op dezelfde dag. Las wel een korte pauze in (minimaal 15 minuten), zodat de zwangere zich kan voorbereiden.
c. Nee, er hoeft geen tijd te zitten tussen intake en counseling. Het mag in één gesprek. Dat is het meest efficiënt.

A

b. Ja, maar het intake- en counselingsgesprek mogen op dezelfde dag. Las wel een korte pauze in (minimaal 15 minuten), zodat de zwangere zich kan voorbereiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een zwangere is 16 jaar. Kan een zwangere van 16 jaar oud de NIPT krijgen?

a. Ja
b. Nee

A

a. Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De zwangere kiest voor de NIPT en wil ook nevenbevindingen weten. Kan zij kiezen om bijvoorbeeld alleen nevenbevindingen te horen die leiden tot complicaties tijdens de zwangerschap?

a. Nee
b. Ja

A

a. Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een zwangere is 10 weken zwanger en gaat over 3 dagen op vakantie en wil graag nu al de NIPT. Kan een zwangere de NIPT krijgen bij 10 weken + 2 dagen?

a. Ja
b. Nee

A

a. Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wie counselt over keuzemogelijkheden bij een afwijkende uitslag van het vervolgonderzoek?

a. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
b. Regionale Centra voor Prenatale Screening
c. RIVM - Centrum voor Bevolkingsonderzoek
d. Centrum voor Prenatale Diagnostiek

A

d. Centrum voor Prenatale Diagnostiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De zwangere (8+0 weken) heeft haar vorige zwangerschap, waarin ze een kind met patausyndroom droeg, afgebroken. Ze staat open voor counseling. Waar verwijs je de zwangere naartoe door?

a. Prenatale screening
b. Counseling in een Centrum voor Prenatale Diagnostiek
c. Counseling in de eerste lijn
d. Prenatale diagnostiek

A

b. Counseling in een Centrum voor Prenatale Diagnostiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

De uitslag van de NIPT is afwijkend voor edwardssyndroom. Wat is de kans dat de uitslag van de NIPT klopt en de foetus edwardssyndroom heeft?

a. 70 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.
b. 50 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.
c. 99 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.
d. 90 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.

A

d. 90 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Een zwangere kiest voor de NIPT. De uitslag is afwijkend voor downsyndroom. Wat is de kans dat de uitslag van de NIPT klopt en het ongeboren kind downsyndroom heeft?

wat is de PVW?

A

PVW downsyndroom = 90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn mogelijke uitslagen van de 13 wekenecho? Selecteer de drie juiste antwoorden.

a. Er zijn geen aanwijzingen voor afwijkingen te zien. Er is geen vervolgonderzoek nodig.
b. De echoscopist kon niet alles goed genoeg in beeld brengen. Er is geen vervolgonderzoek nodig.
c. Er is iets afwijkends gezien of de echoscopist twijfelt. Er is vervolgonderzoek nodig om zekerheid te krijgen.
d. De echoscopist kon niet alles goed genoeg in beeld brengen en voert enkele dagen later nogmaals een 13 wekenecho uit.

A

a. Er zijn geen aanwijzingen voor afwijkingen te zien. Er is geen vervolgonderzoek nodig.
b. De echoscopist kon niet alles goed genoeg in beeld brengen. Er is geen vervolgonderzoek nodig.
c. Er is iets afwijkends gezien of de echoscopist twijfelt. Er is vervolgonderzoek nodig om zekerheid te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Vanaf welke amenorroeduur kan de vlokkentest worden uitgevoerd?

a. 15+4 weken
b. 11 weken
c. 10 weken
d. 13 weken

A

b. 11 weken

30
Q

Hoe hoog is het miskraamrisico bij invasieve diagnostiek?

a. 1 van de 1.000 vrouwen
b. 2 van de 1.000 vrouwen
c. 4 van de 1.000 vrouwen

A

b. 2 van de 1.000 vrouwen

31
Q

Bij de 20 wekenecho is een aanwijzing voor een afwijking gezien. Welke vervolgonderzoeken zijn mogelijk om zekerheid te krijgen? Selecteer de drie juiste antwoorden.

a. Een vlokkentest
b. Een GUO type 2
c. Een GUO type 1
d. Een vruchtwaterpunctie

A

a. Een vlokkentest
b. Een GUO type 2
d. Een vruchtwaterpunctie

32
Q

Welke uitslag zal nooit gegeven worden na het doen van de NIPT?

a. Er is geen aanwijzing voor een afwijking. Er is geen vervolgonderzoek nodig.
b. Er is een aanwijzing voor een afwijking. De zwangere kan kiezen voor vervolgonderzoek om zekerheid te krijgen.
c. De NIPT is mislukt. De zwangere kan nogmaals de NIPT laten uitvoeren.
d. De NIPT is de eerste keer mislukt. Er is geen herhaalonderzoek mogelijk.

A

d. De NIPT is de eerste keer mislukt. Er is geen herhaalonderzoek mogelijk.

33
Q

De positief voorspellende waarde van de 20 wekenecho ligt rond de 45%, blijkt uit de jaarlijkse ‘Monitor Prenatale screening’. Dit betekent dat rond de 45% van de zwangerschappen …

a. …een afwijkende 20 wekenecho niet werd bevestigd met vervolgonderzoek.
b. …een afwijkende 20 wekenecho werd bevestigd met vervolgonderzoek.
c. …een niet-afwijkende 20 wekenecho werd bevestigd met vervolgonderzoek.

A

b. …een afwijkende 20 wekenecho werd bevestigd met vervolgonderzoek.

34
Q

De uitslag van de NIPT is afwijkend voor edwardssyndroom. Wat is de kans dat de uitslag van de NIPT klopt en de foetus edwardssyndroom heeft?

a. 99 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.
b. 90 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.
c. 50 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.
d. 70 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.

A

b. 90 van de 100 zwangeren met deze uitslag zijn inderdaad zwanger van een kind met edwardssyndroom.

35
Q

Wat betekent een afwijkende uitslag bij de 13 wekenecho voor de zwangere? Selecteer de twee juiste antwoorden.

a. Bij een afwijkende uitslag is het nooit helemaal zeker dat het kind een lichamelijke afwijking heeft.
b. De zwangere kan niet meer kiezen voor een 20 wekenecho.
c. Bij een afwijkende uitslag is er sowieso sprake van een aandoening of afwijking.
d. De zwangere wordt doorverwezen naar een Centrum voor Prenatale diagnostiek.

A

a. Bij een afwijkende uitslag is het nooit helemaal zeker dat het kind een lichamelijke afwijking heeft.
d. De zwangere wordt doorverwezen naar een Centrum voor Prenatale diagnostiek.

36
Q

Een zwangere wil kiezen voor onderzoek naar lichamelijke afwijkingen. Waar kan zij uit kiezen?

a. De 20 wekenecho is bedoeld voor iedere zwangere, de 13 wekenecho is een keuze.
b. De zwangere kan kiezen voor zowel een 13 wekenecho als een 20 wekenecho. Of voor een van deze twee.
c. De zwangere kan kiezen uit de 13 wekenecho óf de 20 wekenecho. Niet voor beide.

A

b. De zwangere kan kiezen voor zowel een 13 wekenecho als een 20 wekenecho. Of voor een van deze twee.

37
Q

Een zwangere wil een 13 wekenecho laten uitvoeren. Op dit moment wordt er een wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de 13 wekenecho (IMITAS). Wat betekent deze wetenschappelijke studie voor de zwangere?

a. Wanneer zij de 13 wekenecho doet, krijgt zij bij de echoscopist een vragenlijst voor de wetenschappelijke studie die ze moet invullen.
b. Als de zwangere de 13 wekenecho laat doen, bepaalt ze zelf of ze ook meedoet aan de wetenschappelijke studie.
c. De zwangere moet een toestemmingsformulier tekenen voor de wetenschappelijke studie en kan anders de 13 wekenecho niet laten doen.

A

c. De zwangere moet een toestemmingsformulier tekenen voor de wetenschappelijke studie en kan anders de 13 wekenecho niet laten doen.

38
Q

De uitslag van de GUO type 2 laat een ernstige structurele foetale afwijking zien. Welke opties heeft de zwangere? Selecteer de drie juiste antwoorden.

A. Afhankelijk van de afwijking, kan gericht obstetrisch en neonataal beleid mogelijk de prognose van het kind verbeteren.
B. Meestal is foetale therapie mogelijk.
C. De afwijking kan zo ernstig zijn dat zorg gericht op levensverlenging van het kind niet aan de orde is. De pre- en neonatale zorg is dan gericht op comfort voor moeder en kind.
D. De zwangere kan kiezen voor zwangerschapsafbreking.

A

A. Afhankelijk van de afwijking, kan gericht obstetrisch en neonataal beleid mogelijk de prognose van het kind verbeteren.
C. De afwijking kan zo ernstig zijn dat zorg gericht op levensverlenging van het kind niet aan de orde is. De pre- en neonatale zorg is dan gericht op comfort voor moeder en kind.
D. De zwangere kan kiezen voor zwangerschapsafbreking.

39
Q

De uitslag van de NIPT is niet-afwijkend voor downsyndroom. Wat is de kans dat de zwangere toch zwanger is van een kind met downsyndroom?

A. 10 van de 1000 zwangeren zijn toch zwanger van een kind met downsyndroom.
B. 5 van de 1000 zwangeren zijn toch zwanger van een kind met downsyndroom.
C. 20 van de 1000 zwangeren zijn toch zwanger van een kind met downsyndroom.
D. Minder dan 1 van de 1000 zwangeren is toch zwanger van een kind met downsyndroom.

A

D. Minder dan 1 van de 1000 zwangeren is toch zwanger van een kind met downsyndroom.

40
Q

Wat is hetzelfde bij de 13 wekenecho en de 20 wekenecho?

A. Geen kosten voor de zwangere.
B. De exclusiecriteria.
C. Herhaling op andere dag bij onvoldoende beeldvorming.
D. Onderdeel van een wetenschappelijke studie.

A

A. Geen kosten voor de zwangere.

41
Q

Wat is vastgelegd in de wet over prenatale screening? Selecteer de drie juiste antwoorden.

A. Dat de zwangere in ieder stadium van het screeningstraject een goed geïnformeerde eigen keuze moet kunnen maken.
B. Dat aanbieders van prenatale screening moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen.
C. Dat de zwangere recht heeft op niet-weten.
D. Dat de zwangere, wanneer zij bepaalde kenmerken bezit, over moet gaan tot prenataal onderzoek.
E. Dat een counselingsgesprek maximaal 30 minuten mag duren.

A

A. Dat de zwangere in ieder stadium van het screeningstraject een goed geïnformeerde eigen keuze moet kunnen maken.
B. Dat aanbieders van prenatale screening moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen.
C. Dat de zwangere recht heeft op niet-weten.

42
Q

De zwangere kiest voor de NIPT en wil ook nevenbevindingen weten. Welke nevenbevindingen krijgt de zwangere dan altijd te horen? Selecteer de drie juiste antwoorden.

A. Nevenbevindingen die kunnen leiden tot complicaties tijdens de zwangerschap.
B. Nevenbevindingen die mogelijk leiden tot ernstige gezondheidsproblemen bij het kind.
C. Ze kan kiezen welke nevenbevindingen ze wel of niet wil horen.
D. Alle mogelijke nevenbevindingen.
E. Nevenbevindingen die een aanwijzing zijn voor een aandoening bij de moeder.

A

A. Nevenbevindingen die kunnen leiden tot complicaties tijdens de zwangerschap.
B. Nevenbevindingen die mogelijk leiden tot ernstige
E. Nevenbevindingen die een aanwijzing zijn voor een aandoening bij de moeder.

43
Q

De zwangere wil nevenbevindingen weten. Welke chromosomen analyseert het laboratorium dan?

A. Alleen 13,18, 21
B. Alle chromosomen inclusief het geslachtschromosoom
C. Alle chromosomen exclusief het geslachtschromosoom.
D. Alle chromosomen exclusief 13, 18 en 21.

A

C. Alle chromosomen exclusief het geslachtschromosoom.

44
Q

Bij de NIPT wordt DNA onderzocht op chromosoomafwijkingen in het bloed van de moeder. Van wie/wat is het DNA afkomstig dat wordt onderzocht met de NIPT? Selecteer de twee juiste antwoorden.

A. De placenta
B. Het kind
C. De moeder

A

A. De placenta
C. De moeder

45
Q

Bij het aankaarten van counseling prenatale screening zegt een zwangere direct ‘nee’ op jouw vraag of zij meer wil weten over prenatale screening. Wat is de meest passende reactie op haar antwoord?

A. Je raadt haar aan nog eens goed over na te denken over haar keuze.
B. Je geeft geen verdere informatie over prenatale screening.
C. Je vraagt door naar haar overwegingen om niet te kiezen voor prenatale screening.

A

C. Je vraagt door naar haar overwegingen om niet te kiezen voor prenatale screening.

46
Q

Waarom is kwalitatief goede counseling iets anders dan alleen ‘voorlichting geven’?

A. Bij kwalitatief goede counseling gebruik je geen voorlichtingsmaterialen en bij voorlichten wel.
B. Bij kwalitatief goede counseling geef je de zwangere veel meer verdiepende informatie dan dat je bij alleen voorlichten doet.
C. Bij kwalitatief goede counseling vraag en luister je meer dan wanneer je alleen voorlicht.

A

C. Bij kwalitatief goede counseling vraag en luister je meer dan wanneer je alleen voorlicht.

47
Q

Welke stelling klopt niet? Een geïnformeerde keuze…..

A. .… is gebaseerd op relevante en juiste kennis over prenatale screening van de zwangere.
B. … is gebaseerd op een door de overheid vastgestelde minimale hoeveelheid informatie over prenatale screening
C. … wordt uitgevoerd in overeenstemming met de kennis en normen en waarden van de zwangere.
D. … wordt gemaakt in overeenstemming met de waarden en normen van de zwangere.

A

B. … is gebaseerd op een door de overheid vastgestelde minimale hoeveelheid informatie over prenatale screening

48
Q

Er is sprake van informatieasymmetrie (eenzijdige informatie) bij een zwangere. Hoe kun je informatieasymmetrie verkleinen?

A. Het perspectief van de zwangere verder uitdiepen
B. Andere perspectieven laten zien
C. Concretere bewoordingen gebruiken

A

B. Andere perspectieven laten zien

49
Q

Een stel heeft een meningsverschil over prenatale screening. Hoe kun je het best omgaan met een meningsverschil?

A. Benoem wat je ziet. Geef aan dat het vaker voorkomt. Doe een voorstel voor proces. Ga met beide in gesprek.
B. Benoem wat je ziet. Geef aan dat het vaker voorkomt en adviseer een relatietherapeut.
C. Richt je op de zwangere. Je hebt met haar een behandelrelatie. Sluit af met het advies om het er thuis nog eens over te hebben.
D. Ga tijdens de counseling niet in op het meningsverschil. Wijs de zwangere en haar partner op de informatiematerialen en adviseer om er thuis over te praten.

A

A. Benoem wat je ziet. Geef aan dat het vaker voorkomt. Doe een voorstel voor proces. Ga met beide in gesprek.

50
Q

Een zwangere kiest voor de 20 wekenecho. Daarvoor worden haar gegevens en uitslagen geregistreerd. Moet je hiervoor toestemming vragen?

A. Ja. De zwangere moet mondeling toestemming geven.
B. Ja. De zwangere moet schriftelijk toestemming geven.
C. Nee. Als de zwangere kiest voor de 20 wekenecho geeft ze impliciet toestemming voor gegevensverwerking in Peridos.

A

C. Nee. Als de zwangere kiest voor de 20 wekenecho geeft ze impliciet toestemming voor gegevensverwerking in Peridos.

51
Q

Welke (gezondheids- en gedrags)problemen horen bij downsyndroom? Selecteer de drie juiste antwoorden.

A. Zij hebben meer kans op gezondheidsproblemen, zoals hart-, maag- en darmafwijkingen.
B. Bij volwassenen met downsyndroom komt de ziekte van Alzheimer vaak al op jonge leeftijd voor.
C. Zij worden gemiddeld niet ouder dan veertig jaar.
D. Zij hebben meer kans op gedragsproblemen zoals impulsiviteit, koppigheid, veel aandacht vragen en depressieve gevoelens.

A

A. Zij hebben meer kans op gezondheidsproblemen, zoals hart-, maag- en darmafwijkingen.
B.
D. Zij hebben meer kans op gedragsproblemen zoals impulsiviteit, koppigheid, veel aandacht vragen en depressieve gevoelens.

52
Q

Wie kunnen de gegevens van de zwangere in Peridos inzien (al dan niet geanonimiseerd)? Selecteer de drie juiste antwoorden.

A. Geautoriseerde zorgverleners die bij de screening betrokken zijn
B. RIVM-CvB
C. Alle medewerkers in de verloskundige praktijk
D. De zwangere zelf
E. Aangewezen medewerkers van de Regionale Centra

A

A. Geautoriseerde zorgverleners die bij de screening betrokken zijn
D. De zwangere zelf
E. Aangewezen medewerkers van de Regionale Centra

53
Q

Welke partij stuurt de uitslag van diagnostisch onderzoek aan de verloskundig zorgverlener?

a. Centrum voor Prenatale Diagnostiek
b. Regionale Centra voor Prenatale Screening
c. RIVM - Centrum voor Bevolkingsonderzoek
d. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

A

a. Centrum voor Prenatale Diagnostiek

54
Q

Een zwangere is 10 weken zwanger en gaat over 3 dagen op vakantie en wil graag nu al de NIPT. Kan een zwangere de NIPT krijgen bij 10 weken + 2 dagen?

a. Ja
b. Nee

A

a. Ja

55
Q

Shanna is 13 weken zwanger. De NIPT is niet gelukt. Wat kan ze nu doen? Selecteer de twee juiste antwoorden.

a. Ze kan de NIPT nog een keer laten uitvoeren. Ze betaalt dan zelf de NIPT.
b. Ze kan afzien van verder onderzoek.
c. Ze moet de NIPT nog een keer laten uitvoeren.
d. Ze kan de NIPT nog een keer laten uitvoeren. Hier zijn voor de zwangere geen kosten aan verbonden.

A

b. Ze kan afzien van verder onderzoek.
d. Ze kan de NIPT nog een keer laten uitvoeren. Hier zijn voor de zwangere geen kosten aan verbonden.

56
Q

Hoeveel zwangeren die de NIPT doen, krijgen te horen dat er een aanwijzing is voor down-, edwards- of patausyndroom?

a. 25 van de 1000 vrouwen die de NIPT doen krijgen te horen dat de uitslag afwijkend is.
b. 5 van de 1000 vrouwen die de NIPT doen krijgen te horen dat de uitslag afwijkend is.
c. 50 van de 1000 vrouwen die de NIPT doen krijgen te horen dat de uitslag afwijkend is.

A

b. 5 van de 1000 vrouwen die de NIPT doen krijgen te horen dat de uitslag afwijkend is.

57
Q

Een zwangere heeft gekozen voor een counselingsgesprek. Ze geeft aan al veel te weten over prenatale screening, omdat ze zelf werkt als verpleegkundige. Op welke manier kun je het best omgaan met een zwangere die al veel weet over prenatale screening?

a. Je checkt wat zij al weet en vult dit waar nodig aan.
b. Je gaat direct door naar de keuze rondom prenatale screening.
c. Je geeft haar alle benodigde informatie over prenatale screening.

A

a. Je checkt wat zij al weet en vult dit waar nodig aan.

58
Q

De zwangere kan informatie opzoeken op de website www.pns.nl/zwanger. Wanneer mag je de website ter sprake brengen?

a. Pas tijdens het aankaarten van prenatale screening, vanwege het recht op niet-weten.
b. Bij het maken van een afspraak zodat ze zich kan voorbereiden als ze dat wil.
c. Pas tijdens het counselingsgesprek, vanwege het recht op niet-weten.

A

b. Bij het maken van een afspraak zodat ze zich kan voorbereiden als ze dat wil.

59
Q

Wat gaat vooraf aan een geïnformeerde keuze? Selecteer de twee goede antwoorden. Een gesprek waarin… .

a. … in ieder geval scenario’s zijn besproken die de zwangere helpen bij haar geïnformeerde keuze
b. …informatie over prenatale screening, de aandoeningen en lichamelijke afwijkingen is besproken, passend bij de informatiebehoefte van de zwangere.
c. …aandacht is besteed aan de waarden en/of normen van de zwangere en de rol die deze spelen bij de keuze over prenatale screening
d. …alle informatie is besproken over prenatale screening en de aandoeningen en afwijkingen waar deze screening op gericht is

A

b. …informatie over prenatale screening, de aandoeningen en lichamelijke afwijkingen is besproken, passend bij de informatiebehoefte van de zwangere.
c. …aandacht is besteed aan de waarden en/of normen van de zwangere en de rol die deze spelen bij de keuze over prenatale screening

60
Q

Een zwangere en haar partner geven aan al goed nagedacht te hebben over hun keuze: ze gaan voor de NIPT en de 20 wekenecho. Op welke manier kun je het best omgaan met een zwangere die direct aangeeft een keuze te hebben gemaakt?

a. Je vraagt of zij hun keuze aan jou kunnen toelichten.
b. Je registreert hun keuze direct.
c. Je vraagt op welke informatie zij hun keuze baseren.

A

a. Je vraagt of zij hun keuze aan jou kunnen toelichten.

61
Q

Zwangere: ‘Ik weet niet goed waarvoor ik moet kiezen. Ik kan de nadelen niet zo goed overzien.’
Counselor: ‘Dat begrijp ik. Zullen we eens op een rijtje zetten wat voor jou de voor- en nadelen zijn?’
Vraag: Is dit een voorbeeld van goede counseling?

a) Nee, want als counselor mag je niet sturen in de structuur van het gesprek
b) Nee, want als counselor mag je niet sturen in de uitkomst van het gesprek
c) Ja, want de counselor doet een voorstel voor de structuur van het gesprek

A

c) Ja, want de counselor doet een voorstel voor de structuur van het gesprek

62
Q

Het aannemen van een non-directieve houding in het counselingsgesprek is belangrijk. Wat betekent het aannemen van een non-directieve houding in het counselingsgesprek?

a. Je stuurt niet de structuur van het gesprek én je stuurt de zwangere niet in de keuze over prenatale screening.
b. Je stuurt wel de structuur van het gesprek. Je stuurt de zwangere niet in de keuze over prenatale screening.
c. Je stuurt de structuur van het gesprek én je stuurt de zwangere in de keuze over prenatale screening.
d. Je stuurt niet de structuur van het gesprek. Je stuurt de zwangere wel in de keuze over prenatale screening.

A

b. Je stuurt wel de structuur van het gesprek. Je stuurt de zwangere niet in de keuze over prenatale screening.

63
Q

Wat zijn goede redenen om de terugvraagmethode in te zetten in het counselingsgesprek? Selecteer de twee juiste antwoorden.

a. Controleren of de zwangere de juiste terminologie gebruikt
b. Controleren of de zwangere je goed heeft begrepen
c. Controleren of er (geen) sprake is van misvattingen
d. Controleren of de zwangere een keuze kan maken aan de hand van de informatie die je hebt gegeven

A

b. Controleren of de zwangere je goed heeft begrepen
c. Controleren of er (geen) sprake is van misvattingen

64
Q

Een zwangere kiest voor prenatale screening. Kan zij opname van haar gegevens in Peridos weigeren?

a. Ja. Ze is niet verplicht haar gegevens in Peridos te laten registreren. Je haalt haar gegevens meteen uit het systeem.
b. Nee. Nadat de prenatale screening is afgerond, kunnen haar gegevens worden geanonimiseerd. De uitslagen worden dan losgekoppeld van de persoonsgegevens.
c. Nee. Haar gegevens komen in Peridos en blijven in het systeem. Dat is zo opgenomen in de wet.

A

b. Nee. Nadat de prenatale screening is afgerond, kunnen haar gegevens worden geanonimiseerd. De uitslagen worden dan losgekoppeld van de persoonsgegevens.

65
Q

Een zwangere wil haar gegevens laten verwijderen uit Peridos. Welke uitspraak is juist?

a. Dat kan niet.
b. Je registreert dit verzoek in Peridos en 1 dag na à terme datum worden gegevens losgekoppeld van de persoonlijke gegevens.
c. Je registreert dit verzoek in Peridos en na het geven van de uitslagen worden gegevens losgekoppeld van de persoonlijke gegevens.
d. Je registreert dit verzoek in Peridos en na 2 jaar worden gegevens losgekoppeld van de persoonlijke gegevens.

A

b. Je registreert dit verzoek in Peridos en 1 dag na à terme datum worden gegevens losgekoppeld van de persoonlijke gegevens.

66
Q

Wat zijn de taken van de Regionale Centra Prenatale Screening? Selecteer de twee juiste antwoorden.

a. Ze ontwikkelen en implementeren voorlichtingsmateriaal.
b. Ze zien erop toe dat uitvoerende partijen zich houden aan de landelijke kwaliteitseisen.
c. Ze sluiten contracten en kwaliteitsovereenkomsten met uitvoerende partijen in de eigen regio
d. Ze stellen kwaliteitseisen betreffende de uitvoering van de prenatale screening op en onderhouden deze.

A

b. Ze zien erop toe dat uitvoerende partijen zich houden aan de landelijke kwaliteitseisen.
c. Ze sluiten contracten en kwaliteitsovereenkomsten met uitvoerende partijen in de eigen regio

67
Q

Vul de volgende stelling aan: Bij kinderen met downsyndroom loopt de [1] gewoonlijk meer achter dan de [2]. Welk antwoord is juist?

a) 1 = cognitie, 2 = motoriek
b) 1 = motoriek, 2 = cognitie

A

b) 1 = motoriek, 2 = cognitie

68
Q

Hoeveel procent van de levend geboren kinderen met edwardssyndroom overleeft het eerste levensjaar?

a) 30% -40%
b) 5% - 10%
c) 0% - 1%

A

b) 5% - 10%

69
Q

Hoeveel procent van de levend geboren kinderen met patausyndroom overleeft het eerste levensjaar?

a) 10% - 20%
b) 0% - 2%
c) 50% - 60%

A

a) 10% - 20%

70
Q

Bijna de helft van de kinderen met downsyndroom wordt geboren met een hartafwijking. In hoeverre helpt een operatie om deze hartafwijking verhelpen?

a) Voor de hartafwijking is zelden een operatie nodig. Kinderen met downsyndroom groeien er vaak overheen.
b) Voor de helft van de kinderen met een hartafwijking is een operatie nodig in de eerste maanden. Daarna hebben ze er vaak geen last meer van.
c) De hartafwijking zou kunnen worden verholpen met een operatie, maar kinderen zijn bijna altijd in een te slechte conditie voor een operatie.

A

b) Voor de helft van de kinderen met een hartafwijking is een operatie nodig in de eerste maanden. Daarna hebben ze er vaak geen last meer van.