Toets 2.0 Flashcards

1
Q

waar kan een behandeling van een hypothyreoidie uit bestaan?

A

Levothyroxine (synthetische vorm van thyroxine (T4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een klassiek verschijnsel van hypothyreoidie?

A

gewichtsstijging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn redenen om een intact mesorectum te verwijderen?

A
  • ontstaan er minder tumor recidieven
  • werkt de chirurg vaker zenuwsparend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar op de buik bevindt zich het punt van McBurney?

A

op 1/3 van de afstand vanuit de Spina iliaca anterior superior naar de navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

door welke arterien wordt de kleine curvatuur van de maag van bloed voorzien?

A
  • arteria gastrica sinistra
  • arteria gastrica dextra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit welke type weefsel bestaat de mamma voor het grootste deel bij een vrouw van ongeveer 360?

A

vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar ontstaan galstenen meestal en waarom?

A

in de galblaas, want deze concentreert de gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarvan is de a. lienalis een directe tak?

A

van de truncus coeliacus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke structuur vormt de achterwand van het lieskanaal?

A

fascia transversalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe heet de spier die je tegenkomt wanneer je een thyroidectomie uitvoert?

A

Musculus platysma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar bevindt zich een hernia femoralis?

A

caudaal van het ligament van Poupart ( ligamentum inguinale)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

op welke spier ligt het caudale deel van een grote mamma?

A

m. obliquus externus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

door welke deel van de dunne darm wordt vitamine B12 opgenomen?

A

ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wet welk instrument kwets je de basis van de appendix bij een open appendectomie?

A

rechte arterieklem volgens Crile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tussen welke arterien loopt de arcus van Riolan?

A
  • arteria colica media
  • arteria colica sinistra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welk techniek wordt toegepast bij het maken van een darmanastomose?

A

je maakt een inverterende naad waarbij de weefselranden naar binnen komen te liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

via welk bloedvat wordt het proximale deel van het rectum gevasculariseerd?

A

a. mesenterica inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoeveel cm is duodenum, jejunum en ileum

A

duodenum: 25 cm
jejunum: 250 cm
ileum: 350 cm

19
Q

wat zijn typische kenmerken van het colon?

A
  • haustra: zakvormige uitstulpingen die zich op regelmatige afstanden langs de dikke darm bevinden. ze ontstaan door de samentrekking van de lengtespier van de dikke darm , waardoor de wand zich in zakken vormt
  • taeniae: dit verwijst naar de drie longitudinale spierbanden die zich langs de lengte van de dikke darm bevinden. ze zijn verantwoordelijk voor de samentrekking en beweging van de dikke darm.
  • appendices omentales: kleine vetkwabjes die aan de dikke darm kunnen hangen, vooral aan de buitenkant van de colon. ze zijn bedekt met peritoneum en dienen voornamelijk als vetreservoirs
  • plicae semilunares: slijmvliesplooien in de dikke darm. deze plooien helpen het oppervlak van de darmwand te vergroten en spelen een rol bij de absorptie van water en voedingsstoffen
20
Q

wat is het gevolg voor de spijsvertering van het verwijderen van de galblaas?

A

het heeft geen effect op de afbraak van voedsel en de opname in de dunne darm

21
Q

via welk vene stroomt zuurstofarm bloed weg van het mediale deel van de mamma?

A

v. thoracica interna

22
Q

waar ligt de milt in de buik

A

intraperitoneaal

23
Q

waar in het lichaam ligt de maag?

A

intraperitoneaal

24
Q

welke anatomosen worden gemaakt bij een gastric bypass?

A
  • gastro-enterostomie: verbinding tussen de maag en de dunne darm
  • enterp-enterostomie: verbinding tussen twee delen van de dunne darm
25
Q

tijdens een splenectomie wordt de vasa brevia doorgenomen. tussen welke 2 organen loopt deze vasa brevia?

A

maag en milt

26
Q

uit welk bloedvat ontspringt de a. thyroidea inferior?

A

a. subclavia (via truncus thyrocervicalis)

27
Q

welke eerste laag van het peritoneum opent de chirurg tijdens een open appendectomie?

A

peritoneum viscerale

28
Q

welke 2 structuren verbindt het ligamentum splenorenale?

A

de milt en de linke nier

29
Q

het foramen epiploicum geeft toegang tot:

A

de bursa omentalis

30
Q

de buikwand musculatuur bestaat uit 3 spieren. zet deze 3 spieren in de juiste volgorde van ventraal naar dorsaal (van huid naar binnen)

A

M. obliquus externus abdominis
M. obliquus internus abdominis
M. transversus abdominis

31
Q

welke lymfeknopen bevinden zich in de oksel en zijn belangrijk bij de lymfedrainage van de mammae?

A

Inn. axillaris

32
Q

juiste volgorde van de dunne en dikke darm

A
  1. duodenum
  2. jejenum
  3. ileum
  4. coecum
  5. colon ascendens
  6. colon transversum
  7. colon descendens
  8. sigmoid
  9. rectum
33
Q

hoe wordt de holte van Douglas bij de man ook wel genoemd?

A

excavatio rectovesicalis bij man

recto-uteriene pouch bij vrouw

34
Q

door welke spieren worden de segmenten in het colon (haustra) gevormd?

A

longitudinale en circulaire spieren

35
Q

een patient ondergaat een sentinel node procedure recht. hoe wordt haar rechter arm gepositioneerd?

A

90 graden abductie

36
Q

de milt is een reservoir voor de opslag van bloedcellen. welk type bloedcellen wordt met name opgeslagen in de milt.

A

trombocyten

37
Q

welke spiervezels staan onder controle van het willekeurige zenuwstelsel?

A

de externe anale sphincter

38
Q

zet de lagen in de juiste volgorde vanaf de huid om β€œin” de buik te komen

A
  1. cutis
  2. subcutis
  3. fascie
  4. spieren
  5. fascia transversalis
  6. extraperitoneaal vet
  7. peritoneum
39
Q

welk hormoon wordt door de bijschildklier geproduceerd?

A

parathyreoid hormoon (PTH)

40
Q

van welke spier is de functie bepalend voor fecale incontinentie?

A

m. sfincter ani externus

41
Q

waar ligt de trachea t.o.v. de oesophagus?

A

ventraal

42
Q

in welke buikspier bevindt zich de annulus superficialis

A

m. obliquus abdominis externus

43
Q

hoe heet de nervus die de stembanden innoveert en bij de schildklier loopt?

A

de nervus recurrens

44
Q
A