toepassingen Chemie kerst Flashcards
1
Q
koolstofdioxide (Co2)
A
brandblusapparaat, drank met prik
2
Q
distikstofoxide(N2o)
A
anesthesie
3
Q
diijzertrioxide( Fe2O3)
A
roest
4
Q
zwaveldioxide(S2O)
A
bewaarmiddel
5
Q
koolstofmonoxide(CO)
A
slechte verbranding; giftig
6
Q
calciumoxide(CaO)
A
ongebluste kalk
7
Q
calciumhydroxide(Ca(OH)2)
A
gebluste kalk, indicator koolstofdioxide
8
Q
natrtiumhydroxide(NaOH)
A
bijtende soda, ontstopper
9
Q
ammoniumhydroxide(NH4OH)
A
ontvetter
10
Q
waterstoffosfaat(H3PO4)
A
in cola
11
Q
waterstofcarbonaat(H2CO3)
A
in frisdrank
12
Q
waterstofchloride(HCl)
A
zoutzuur,in maag
13
Q
waterstofsulfaat(H2SO4)
A
zwavelzuur, autobatterijen
14
Q
natriumfluoride(NaF)
A
tandpasta
15
Q
natriumwaterstofcarbonaat(NaHCO3)
A
bakpoeder, rijsmiddel