Tijdsaanduidingen Flashcards
1
Q
morgen
A
morgen
2
Q
Übermorgen
A
overmorgen
3
Q
nächste Woche
A
volgende week
4
Q
in zwei Wochen
A
over twee weken
5
Q
alle zwei Wochen
A
om de twee weeken
6
Q
alle zwei Wochen
A
om de twee weken
7
Q
eine knappe Stunde
A
een uurtje
8
Q
eine viertelstunde
A
een kwatier
9
Q
Irgendwann
A
ooit
10
Q
Irgendwann
A
ooit
11
Q
immer
A
altijd
12
Q
oft
A
vaak
13
Q
oft
A
vaak
14
Q
manchmal
A
soms
15
Q
ab und zu
A
af en toe
16
Q
(fast) nie
A
bijna nooit
17
Q
von…bis…
A
van…tot…
18
Q
Seit gestern
A
Sinds gisteren
19
Q
Heute Mittag
A
Vanmiddag
20
Q
Heute morgen
A
Vanochtend/vanmorgen