tijden 🥱🥱 Flashcards
1
Q
Est is
A
het is
2
Q
over
A
nach
3
Q
voor
A
vor
4
Q
half
A
halb
5
Q
kwart
A
viertel
6
Q
uur
A
uhr
Est is
het is
over
nach
voor
vor
half
halb
kwart
viertel
uur
uhr