Theorieën en uitleg Flashcards
Theorie van atavisme en
fysieke kenmerken
Criminelen zijn mensen die een stap terug in de evolutie hebben gezet (Atavism). Deze stap terug kenmerkt zich door uiterlijke kenmerken (physical stigmata).
Theorie van fysieke inferioriteit
criminelen zijn te herkennen aan hun fysieke inferioriteit. Eugenistische programma’s om criminaliteit tegen te gaan.
Theorie van somatotypes
Criminelen zijn te herkennen aan hun mesomorphe lichaamstype en bijbehorende persoonlijkheidseigenschappen:
a) Endomorph: relaxed, rustig, easy-going
b) Mesomorph: hard, gespierd, agressief, extrovert, spanningzoekers
c) Ectomorph: dun, kwetsbaar, gevoelig, introvert, zorgen maken
Psycho-biologische theorieën
Crimineel gedrag wordt verklaard door psycho-biologische factoren zoals IQ, loodvergiftiging, gebruik van medicatie, voeding en bloeddruk.
Gedragsgenetische theorieën
Focus op erfelijkheid van gedrag, waarbij een invloed van (actieve/non-actieve) genen op gedrag
verondersteld wordt.
Neuro-criminologische theorieën
Gaan uit van een interactie tussen genetische-, omgevings-, en neurologische (hersenen; zenuwen) factoren.
Raine verklaart crimineel gedrag middels ‘lage’ fysiologische arousal in de hersenen.
Buikhuizen verklaart crimineel gedrag door minder volume en slechtere werking van de amygdala (emotiecentrum) en de prefrontale cortex (controlecentrum) in de hersenen.
Antisocial Personality Disorder/Psychopathy
Een psychiatrische diagnose, gedefinieerd als een antisociale persoonlijkheidsstoornis waarin sprake is van roekeloosheid/egocentrisme, gemeenheid/gebrek aan empathie, en disinhibitie/impulsief en sensatiezoekend gedrag.
Sensation seeking
Persoonlijkheidstheorie waarin de behoefte aan spanning, opwinding en verandering centraal staat, ook wel ‘prikkelhonger’ genoemd. Deze eigenschap wordt omschreven als ‘het zoeken van nieuwe, gevarieerde, complexe en intense sensaties en ervaringen en de bereidheid om daarvoor risico te nemen’.
PEN-model
Psychoticisme – Extraversie – Neuroticisme. Deze eigenschappen maken dat iemand een verhoogde kans heeft om crimineel gedrag te vertonen.
a) P: egocentrisch, koel, agressief, ongevoelig, wreed, impulsief, gebrek aan empathie, antisociaal.
b) E: behoefte aan opwinding/sensatie, uitbundig, assertief, dominant.
c) N: labiele emotionaliteit, humeurig, angstig, gespannen.
Big Five
(Niet alleen gericht op crimineel gedrag)
a) Openness/openheid voor ervaringen: artistiek, nieuwsgierig, fantasierijk, origineel, geïnteresseerd.
b) Conscientiousness/zorgvuldigheid: efficiënt, georganiseerd, planmatig, betrouwbaar,
verantwoordelijk, doortastend.
c) Extraversion/extraversie: actief, agressief, energiek, enthousiast, praatgraag.
d) Agreeableness/vriendelijkheid: aanhankelijk, vergevingsgezind, genereus, aardig, sympathiek,
vertrouwensvol.
e) Neuroticism/neuroticisme: angstig, zelfmedelijden, gespannen, lichtgeraakt, instabiel, verontrust.
Zelfcontrole
Beheersen eigen emoties, gedragingen en verlangens (met het oog op toekomstige beloning); impulscontrole. Moet voor leeftijd van 8 jaar worden aangeleerd –> gebrek aan zelfbeheersing berust op inadequate opvoeding. Bepaalde aanleg waaraan in de opvoeding te weinig tegenwicht is gegeven.
Observationeel leren
Leren door observatie (van (rol)modellen) en imitatie (bv. van ouders, leraren, vrienden, media). Gedrag aanleren zonder directe reinforcement (i.t.t. operante conditionering).
Differentiële-associatietheorie
Gericht op het verklaren van crimineel gedrag.
Gedrag wordt aangeleerd in intieme groepen, waarbij de duur, frequentie, intensiteit en belangrijkheid van associatie/omgang met personen een rol speelt.
Het soort personen waarmee iemand zich associeert maakt uit of iemand crimineel gaat gedragen.
Sutherland focust hierbij hoofdzakelijk op het internaliseren (‘eigen maken’) van criminaliteit, waarbij prowettelijke attitudes op een gegeven moment overtrokken worden door antiwettelijke.
Neutralisatietechnieken
Rationaliseren/goedpraten van crimineel gedrag. Matza onderscheidt vijf technieken:
a) Ontkennen van verantwoordelijkheid: sociale achtergrond als excuus gebruiken; “wij moesten dit
uitvoeren”.
b) Ontkennen van schade: stelen als ‘lenen’ aanduiden; “drugsgebruik schaadt alleen de gebruiker”.
c) Ontkennen van slachtoffer: “de persoon die schade wordt toegebracht is ook crimineel”.
d) Veroordelen van veroordelaars: labeling proces omkeren –> “autoriteiten zijn net zo goed corrupt”/”zij zijn ons aan het pesten”
e) Beroepen op hogere autoriteit: in dienst van het beschermen van bv. gang, buurt of geloofsovertuiging.
Rationele-keuzetheorie
Criminaliteit op basis van rationele kosten-baten afweging: streven om tegen
minimale kosten, maximale baten te verkrijgen.