Theorieën en Proposities Flashcards
Klassiek Historisch Materialisme: dalingshypothese
Marx & Engels: absolute lonen van arbeiders dalen, dit leidt tot een revolutie met geweld.
Revisionistisch Historisch Materialisme: scholingshypothese
Bernstein: door scholing is de onderhandelingspositie van arbeiders beter geworden. Absolute lonen stijgen, vermogen van kapitaalbezitters stijgt nog harder dus relatieve lonen van arbeiders dalen: grotere ongelijkheid. Revolutie via arbeidsbewegingen en politiek.
Orthodox Historisch Materialisme: kolonialismehypothese
Luxemburg: lonen in koloniën dalen absoluut, in ‘moederlanden’ met koloniën stijgen de lonen (relatief én abosluut).
Orthodox Historisch Materialisme: wereldsysteemtheorie
Wallerstein: in centrumlanden (landen met eindproducten en invoerrechten) stijgen de lonen en in periferielanden (landen met grondstoffen en veel export) dalen de lonen.
Orthodox Historisch Materialisme: mondialiseringshypothese
Klein: als er mondiale vrijhandel is verplaatst arbeid van hogelonenlanden naar lagelonenlanden. –> werkeloosheid onder academici in lagelonenlanden neemt toe, absolute lonen van ongeschoolde arbeiders in hogelonenlanden dalen en lonen in lagelonenlanden blijven even laag.
Marxistisch denkgoed van Klein
Mondialisering leidt tot opstand van studenten in hogelonenlanden, dit zorgt ervoor dat kinderarbeid stopt, productie veiliger wordt, arbeiders niet meer te weinig betaald krijgen en een wereld zonder logo’s.
Centralisatiehypothese
Marx & Engels: kapitaal raakt geconcentreerd bij weinig kapitaalbezitters –> grote eigenaren drijven kleine eigenaren weg door prijs afbraak, wat alleen mogelijk is door loonverlaging. Concurrentie tussen eigenaren leidt tot loonverlaging van arbeiders.
Politieke-rechtenhypothese
Bernstein (reactie op centralisatiehypothese): absoluut hogere lonen vergroten de vraag naar nieuwe consumptiemiddelen waardoor nieuwe bedrijfstakken ontstaan met kleine eigenaren. Die zien dat ze relatief achteruit gaan door toenemende ongelijkheid (zie Bernsteins scholingshypothese) en komen voor zichzelf op door via de politiek hun rechten terug te krijgen.
Berle & Means: reactie op centralisatiehypothese
Kapitaal is niet geconcentreerd, maar juist verspreid over veel kapitaalbezitters door beleggen en aandelen.
Burnham: reactie op Berle & Means
Er ontstaat een scheiding tussen kapitaalbezitters (aandeelhouders) en zij die invloed hebben op kapitaalgoederen (directeuren) waarbij directeuren druk leggen op aandeelhouders door te dreigen met het indienen van hun ontslag.
Mobiliteitshypothese (Waarom is er in de VS nooit socialisme ontstaan?)
Sombart: Er is nooit socialisme ontstaan in de VS omdat die meteen kapitalistisch geworden zijn en nooit een feodaal stelsel hebben gekend zoals Europa. Bezit was in Europa door dat stelsel heel verdeeld, in de VS was het verschil tussen bezitters en niet-bezitters klein.
Boerenhypothese (Waarom is er in de VS nooit socialisme ontstaan?)
Wiley: Boeren gaan leningen aan, maar door te hoge rente kunnen ze die niet meer afkopen met de opbrengst van hun goederen. Daardoor stemmen boeren op partijen die een lage rente en hoge graanprijzen beloven.
Slavenhypothese
Wiley: Na afschaffing van de slavernij bleven zwarte Amerikanen de jure ongelijk aan de witte Amerikanen waardoor nakomelingen van slaven in opstand komen.
Waarom bleef de Nederlandse arbeidersbeweging zo zwak?
Van Voss: kapitalisme bleef genoeg voor arbeiders en andere leefstrategieën waren aantrekkelijker dan aansluiten bij een arbeidersbeweging.
Noem de wereldbeelden van meest activistisch tot minst activistisch
- Protestantisme
- Confucianisme
- Katholicisme
- Oosters Orthodox
- Hindoeïsme
Wat zijn de twee onderdelen van het cohesieprobleem?
Strijd: geweld tegen elkaar (wanorde) en onthechting: geweld tegen de eigen persoon (zelfdoding).
Structureel functionalisme
Durkheim: elke samenleving heeft samenhang met intermediaire groeperingen en gedeelde normen en waarden. Hoe meer integratie, hoe meer samenhang.
Zelfdodingstheorie
Durkheim: normen en waarden over zelfdoding worden beter nageleefd als mensen sterker geïntegreerd zijn. (Hoe meer geïntegreerd, hoe kleiner de kans op zelfdoding).
Parson structureel functionalisme
Hoe dwingender intermediaire groepen normen opleggen (sterke socialisatie) hoe meer leden normen naleven omdat ze die meer hebben geïnternaliseerd.
Anomietheorie
Durkheim: een samenleving heeft normen en waarden en de leden van de samenleving hebben doelen die ze willen bereiken met beschikbare middelen. Als de normen en waarden en de doelen en middelen niet overeenstemmen, is er sprake van anomie en is de kans op zelfdoding in die samenleving groter.
Economische anomie
De normen en waarden ontbreken om de levensstandaard aan te passen op de beschikbare middelen.
Huiselijke anomie
Weduwnaars hebben meer kans op zelfdoding dan getrouwde mannen.
Echtelijke anomie
Gescheiden mensen hebben meer kans op zelfdoding dan getrouwde mensen want een huwelijk is een verbintenis met regels (normen en waarden). Die vallen weg bij de scheiding en dit zorgt voor anomie.
Interpretatief individualisme
Weber: het wereldbeeld van een samenleving legt een heilsdoel vast en spoort aan om dat doel met heilsmiddelen te bereiken. Hoe activistischer dat wereldbeeld is, hoe meer er sprake is van een praktische rationele levenswijze die de mogelijkheden benutten om goederen efficiënt voort te brengen.
Waardoor komt rationalisering op gang?
- Technische vernieuwing
- Opkomst natuurwetenschappen
- Kunst berust op meerdere technieken
- Formalisering van de staat
- Toenemende welvaart en vrijere economie
Simmels propositie over de markt
Geld als ruilmiddel bevordert de markt
Webers kritiek op Simmel
De vraag naar kapitalisme gaat om bedrijfskapitalisme niet om geldkapitalisme.
Sombarts hypothese over de opkomst van kapitalisme
Bevolkingsgroei is de oorzaak van kapitalisme
Webers kritiek op Sombart
In China is er sprake van bevolkingsgroei maar daar is geen kapitalisme.
Secularisering volgens Weber
Het wereldbeeld van ongelovigen is dat de mens natuurkrachten kan bedwingen en zelf de wereld aan kan passen. Vroeger hadden ongelovigen een activistischer wereldbeeld dan gelovigen, nu is dat andersom.
Galathea effect
Een self fulfilling prophecy door de eigen verwachtingen
Pygmalion effect
Een self fulfilling prophecy door de verwachtingen van anderen
Thomas & Thomas theorem
Als men een situatie beschouwt als echt, wordt deze echt in de consequenties
Waarom is er conformiteit?
- Mensen leren van anderen (sociale leertheorie)
2. Mensen conformeren door sociale sancties en beloningen (sociale controletheorie)
Diffusietheorie
Tarde: Het overnemen van een mening gaat eerst langzaam, dan heel snel en daarna neemt het weer af.
Noem de vijf groepen van diffusie
- Innovators
- Early adopters
- Early majority
- Late majority
- Laggards
Noem alle soorten normen, verdeeld in twee stromingen
- Descriptieve normen
- conventies
- gewoontes
- tradities - Injunctieve normen
- Morele normen (geïnternaliseerd)
- Informele normen (sociaal)
- Formele normen (legaal)
Coöperatie probleem (prisoner’s dilemma)
Meest gunstige strategie ongeacht wat de ander doet –> self serving behavior –> collectieve problemen. Wordt opgelost met injunctieve normen.
Coördinatie probleem
Partijen willen wel hetzelfde doen maar weten niet wat de ander zal doen. Hierbij is het een niet beter dan het ander. Wordt opgelost met descriptieve normen.
Bijvoorbeeld: hoe groet je iemand? Hand schudden, zoenen op de wang… dit is een coördinatieprobleem maar wordt opgelost met descriptieve normen: In Nederland is het een gewoonte om de rechterhand te schudden.
Trickle down theory
Groepen zijn hiërarchisch geordend en beschrijvende normen zijn symbolische uitingen van groepsidentiteit. Groep met hoge status bedenkt nieuwe beschrijvende norm om zich te onderscheiden van groepen met lage status. Lage status groepen imiteren die normen, waarop hoge status groepen weer nieuwe beschrijvende normen bedenken om zich te differentiëren. ‘Trickle down’ omdat descriptieve normen dus van hoge statusgroepen afzakken naar lage statusgroepen.
Tonnies theorie van loss of community
Hoe groter de populatie, hoe minder mensen elkaar zien en dus minder geïntegreerd zijn in de gemeenschap.
Putnams theorie van loss of community
Hoe meer mensen gebruikmaken van technologie, hoe minder ze elkaar zien en dus minder geïntegreerd zijn in de gemeenschap.
Treiman constante
Beroepsprestige ordeningen blijven grotendeels hetzelfde door de tijd heen.
Groepsdreigingtheorie
Hoe meer daadwerkelijke competitie er is tussen groepen, hoe zwakker de intergroepcohesie.
Economische competitie propositie
Hoe meer economische schaarste in een populatie, hoe zwakker de intergroepcohesie.
Culturele competitie propositie
Hoe meer culturele afstand tussen groepen, hoe zwakker de intergroepcohesie.
Modernisatie en mobiliteitstheorie
Hoe meer gemoderniseerd een samenleving is, hoe sterker de impact van verkregen kenmerken (prestatie) en hoe zwakker de impact van aangeboren kenmerken (ascriptie) op de arbeidsmarktpositie van een individu.
De modernisatie en mobiliteitstheorie zegt: modernisering = prestatie > ascriptie. Waarom?
- Toename specialisatie door meer technologie dus meer educatie nodig
- Uitbreiding onderwijs want meer mensen gaan naar school ongeacht ascriptie
- Toename geografische mobiliteit want mensen kunnen een baan vinden buiten hun eigen geografische cirkel
Culturele reproductietheorie
Bordieu: Sociaal kapitaal wordt overgebracht van ouder op kind
Compenserend mechanisme
Strategisch gedrag van ouders in de bovenklasse om hoge status te behouden
Cultureel kapitaal propositie
Hoe meer cultureel kapitaal een kind bezit, hoe beter hun educatie uitkomsten.
Pikkety’s stelling
In langzaam groeiende economieën is de groei van vermogen groter dan de groei van inkomen. Daardoor ontstaat ongelijkheid tussen vermogende en niet-vermogende mensen.
Menselijk kapitaal theorie
Becker: Onderwijs is een onderdeel van humaan kapitaal waardoor mensen zullen investeren in hun onderwijs omdat het hun kansen op de arbeidsmarkt vergroot.
Menselijk kapitaal en beroepsuitkomsten propositie
Hoe hoger iemands menselijk kapitaal, hoe beter hun positie op de arbeidsmarkt
Granovetter’s theorie over sterke en zwakke bindingen
- Mensen vinden vaker een baan via zwakke bindingen dan via sterke bindingen
- Een enkele sterke binding is waardevoller voor het vinden van een baan dan een enkele zwakke binding
Burt’s theorie van structurele gaten
Mensen met een brokerage positie in hun sociale netwerk hebben betere beroepsuitkomsten
Lins theorie van sociale middelen
Hoe meer sociale middelen iemand heeft, hoe beter hun beroepsuitkomsten zijn
Phelps statische discriminatie theorie
Hoe meer discriminatie er is tegen iemands groep, hoe slechter hun beroepskansen zijn
Carrière ambities propositie
Hoe hoger iemands carrière ambities, hoe beter hun beroepsuitkomsten
Immigrant integratie propositie
Hoe langer etnische minderheden blijven in een land, hoe meer die groep integreert
Immigrant assimilatie hypothese
Na verloop van tijd zullen etnische groepen binnen een land in elkaar opgaan
Wat zeggen Rousseau en Hobbes over veiligheid en wie heeft er gelijk?
Rousseau: natuurstaat was veiliger dan nu want de mens is goed, een gestructureerde samenleving brengt het slechtste in ons naar boven.
Hobbes: de mens is slecht maar een gestructureerde samenleving bedwingt onze slechtheid.
Hobbes heeft historisch gezien gelijk, want hoe meer gestructureerd de samenleving werd, hoe veiliger het werd.
Rationalisatie hypothese en Webers verklaring
Over de tijd zijn culturen rationeler geworden door het interpretatief individualisme. Wereldbeelden kunnen activistisch zijn en dat spoort aan om mogelijkheden te benutten om goederen efficiënt voort te brengen waardoor rationalisering toeneemt.
Lenski & Nolan over rationalisering
De technologische vooruitgang gaat steeds sneller
Weber over rationalisering
Over de tijd zijn we rationeler en meer ‘skilled’ geworden want er is sprake van meer geletterdheid, meer skills en meer scientization.
Flynn effect
Er was sprake van een geleidelijke toename van skills en capaciteiten van populaties in ontwikkelde landen tussen 1930 en 1955
Ritzers McDonaldization
Een bredere rationalisering op sociaal gebied ( de naam komt van observaties van instructies die worden gegeven aan McDonalds personeel)
Modernisatie en individualisme propositie
Hoe moderner een samenleving, hoe meer individualistische waarden worden verspreid in die samenleving
Existential insecurity theory
Hoe meer existentiële onzekerheden er zijn, hoe meer prioriteit er is voor collectivistische waarden
Multilevel model van modernisatie en individualisme
Modernisatie ———- Individualistische waarden
\ + in samenleving
\ - / +
Existentiële ————- Individualistische waarden
Onzekerheden - van Individu
Optimism gap
Mensen zijn positiever over persoonlijke levens dan over de samenleving als geheel. Daardoor pessimistische houding tegenover veranderingen in de samenleving.
Availability heuristic
Cognitieve bias waardoor mensen hun inschattingen van de kans op gebeurtenissen baseren op hoe makkelijk ze kunnen komen op informatie over zo’n gebeurtenis. Hierdoor is het makkelijker om na te denken over negatieve gebeurtenissen waardoor mensen pessimistisch zijn over de veranderingen in de samenleving.
Wat is Durkheims collective effervescence?
Durkheims oplossing voor de mogelijkheid om te kunnen doen alsof je bij een groep hoort, namelijk gezamenlijke religieuze activiteiten.
Wat zijn de vier onderdelen van de sociale controletheorie?
- Affiliation: jij hoort Christen te zijn
- Involvement: jij hoort elke week naar de kerk te gaan
- Belief: jij hoort in God te geloven
- Values: jij hoort het huwelijk te waarderen
Modernisatie en secularisatie propositie
Hoe moderner een samenleving, hoe meer seculier de mensen.
Waarom geldt: modernisatie –> secularisatie?
Existential insecurity theory.
1. Religie geeft ondersteuning van de groep
2. Religie geeft bovennatuurlijke ondersteuning
Hoe meer existentiële angsten, hoe meer behoefte aan ondersteuning. Hoe moderner de samenleving, hoe minder existentiële angsten. Daarom: modernisatie –> secularisatie
Onzekerheid en religie propositie
Hoe meer existentiële onzekerheden, hoe sterker de religiositeit
Sociale onzekerheid en religie propositie
Hoe meer sociale zekerheid, hoe meer seculier
Hoe bereken je een odd’s ratio?
In een mobiliteitstabel, vergelijk je de kansen van twee groepen door deze berekening:
In kolom van hoogste aantal, deel hoogste aantal door laagste aantal in rij, dan in kolom van laagste aantal deel hoogste aantal door laagste aantal in rij. Deze uitkomsten deel je door elkaar, wederom hoog/laag. Is de uitkomst hoger dan 1? Dan is er sprake van ongelijke kansen tussen de gemeten groepen.
Hoe bereken je groepssegregatie?
Group segregation index = N group bonding ties / N group bonding ties + N group bridging ties
De GSI ligt altijd tussen 0 en 1. Hoe dichter bij 0, hoe meer samenhang, hoe dichter bij 1, hoe meer segregatie
Hoe bereken je netwerkdichtheid?
Dit is de ratio tussen alle gerealiseerde bindingen en alle mogelijke bindingen in een netwerk.
Netwerkdichtheid = gerealiseerde bindingen / mogelijke bindingen