theorie punten, rechten, vlakken Flashcards

1
Q

planimetrie

A

vlakke meetkunde (2D)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stereometrie

A

ruimtemeetkunde (3D)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bouwstenen 3D figuren

A

punten, rechten, vlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

collineaire punten

A

punten die tot eenzelfde rechte behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

concurrente rechten

A

rechten die door eenzelfde punt gaan (elkaar snijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

coplanaire punten

A

punten die tot eenzelfde vlak behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verzameling van alle rechten

A

L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verzameling van alle vlakken

A

V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In elk vlak van de ruimte gelden…

A

alle axioma’s, definities en eigenschappen van de vlakke meetkunde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Twee verschillende punten…

A

bepalen precies 1 rechte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als een rechte en een vlak twee punten gemeen hebben, …

A

dan is die recht in dat vlak omvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Elk vlak verdeelt de ruimte…

A

in 3 disjuncte verzamelingen, namelijk dat vlak zelf en de 2 open halfruimtes.
Liggen de punten A en B in eenzelfde open halfruimte van een vlak, heeft [A,B] geen punt gemeen met dat vlak.
Liggen de punten A en B in verschillende halfruimtes van een vlak, dan heeft [A,B] precies 1 punt gemeen met dat vlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De congruentiekenmerken voor driehoeken gelden…

A

ook voor driehoeken die niet in éénzelfde vlak zijn gelegen.
congruentiekenmerken voor driehoeken: ZZZ, ZHZ, HZH, ZHH, ZZ90°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee verschillende punten bepalen precies …

A

1 rechte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door een rechte gaan … vlakken

A

oneindig veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door 3 niet-collineaire punten gaat …

A

juist 1 vlak

17
Q

Door twee evenwijdige (niet-samenvallende) rechten …

A

gaat juist 1 vlak.

18
Q

Een vlak is eenduidig bepaald door:

A
  • 3 niet-collineaire punten
  • 2 // rechten (niet-samenvallend)
  • rechte en punt niet op die rechte gelegen
  • 2 snijdende rechten
19
Q

Een rechte en een punt op de rechte gelegen zijn…

A

in precies 1 vlak omvat. (bewijs!!)

20
Q

notatie vlak bepaald door 3 niet-collineaire punten

21
Q

notatie vlak bepaald door de snijdende rechten a en b

22
Q

notatie vlak bepaald door de rechte a en het punt A (geen element van a)

23
Q

notatie vlak bepaald door evenwijdige rechten k en l

24
Q

axioma van Euclides

A

in symbolen kunnen opschrijven

25
Twee verschillende vlakken die een punt gemeen hebben, ...
snijden elkaar en hun snijlijn gaat door dat punt.
26
Als een vlak één van twee evenwijdige rechten snijdt, ...
dan snijdt dit vlak ook de andere. (+ symbolen)
27
Een rechte is evenwijdig met een vlak...
als ze evenwijdig is met een rechte van dat vlak. (+ symbolen + bewijs)
28
Twee rechten, evenwijdig met een derde,...
zijn onderling evenwijdig. (+ symbolen)
29
Als een rechte evenwijdig is met twee snijdende vlakken, ...
dan is ze evenwijdig met de snijlijn van die vlakken. (+ symbolen)
30
Als men door een rechte die evenwijdig is met een vlak alfa, een vlak aanbrengt dat alfa snijdt, ...
dan is de snijlijn evenwijdig met de gegeven rechte. (+ bewijs)
31
Als twee snijdende rechten van een vlak evenwijdig zijn met een ander vlak, ...
dan zijn die vlakken evenwijdig.
32
Twee vlakken zijn evenwijdig als twee snijdende rechten van het ene vlak...
evenwijdig zijn met twee snijdende rechten van het andere vlak.
33
Door een punt dat niet in een vlak alfa ligt, ...
bestaat er juist 1 vlak beta dat evenwijdig is met alfa. Alle rechten door dat punt, die evenwijdig zijn met alfa, liggen in dat evenwijdig vlak beta. --> gevolgen: - een vlak 1 vd 2 // vlakken snijdt, snijdt ook het andere vl - rechte 1 vd 2 // vl snijdt, dan snijdt ook het andere vl - als rechte // vlak, dan gaat er door die rechte precies 1 vlak evenwijdig met gegeven vlak
34
De snijlijnen van twee evenwijdige vlakken met een derde vlak...
zijn evenwijdig. (+ symbolen + bewijs)