Theorie MAC Flashcards

1
Q

Geef de definitie van management accounting

A

het verstrekken van financiele en niet financiele informatie aan managers t.b.v. het nemen van beslissingen om de doelstellingen van de organisatie te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de definitie van financial accounting

A

het op basis van de regels en richtlijnen verstrekken van financiele informatie aan derden (externe partijen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de definitie van cost accounting

A

info voor zowel management accounting en financial accounting. Het verstrekken van financiele en niet financiele informatie op het gebied van het verkrijgen en aanwenden van middelen in de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de definitie van cost management

A

richt zich op het plannen en beheersen van kosten op lange en korte termijn met als doel: waarde toevoegen aan producten of de kosten verlagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geef doel, voor wie, soort informatie, hoe gedetailleerd, met welke interval, over welke periode, met welk doel voor Management accounting

A

doel = vrij
voor wie = intern, managers
soort informatie = (niet) financieel, kwalitatief
gedetailleerd = zeer gedetailleerd
interval = uur, dag, week, maand
over periode = verleden, heden, toekomst
doel = beslissingen maken om doelstellingen te behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geef doel, voor wie, soort informatie, hoe gedetailleerd, met welke interval, over welke periode, met welk doel voor financial accounting

A

doel = wet- en regelgeving
voor wie = extern, derden
soort informatie = financieel
gedetailleerd = global
interval = kwartaal, half jaar, jaar
over periode = verleden
doel = beslissingen nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doet het accounting system?

A

Verschaffen van kwantitatieve informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

benoem de 5 doeleinden van het accounting system

A
  1. formuleren overall-strategie & lange termijnplannen
  2. beslissen over toewijzen middelen
  3. kostenplanning- en beheersing
  4. meten van prestaties en beoordelen mensen
  5. het voldoen aan de wet- en regelgeving met externe rapportages
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doe je tijdens de planningsfase binnen een organisatie

A

het formuleren van organisatiedoelstellingen, voorspellen van resultaten van verschillende manieren waarop deze doelstellingen kunnen worden gerealiseerd en aangeven hoe deze doelstellingen moeten worden gerealiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat doe je tijdens de control fase binnen een organisatie

A

het beheersen van de uitvoering, evalueren en bijsturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef de definitie van budget

A

de kwantitatieve uitdrukking van een plan van aanpak en een hulpmiddel bij de coordinatie en uitvoering van het plan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de definitie van management by exception

A

het uitoefenen en concentreren op gebieden die niet presteren zoals verwacht en het juist minder orienteren op de afdelingen die wel presteren zoals verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef de definitie van variance

A

het verschil tussen gebudgetteerde kosten en de werkelijke kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar kijken accounting systemen naar

A

die kijken naar wat er in de afgelopen periode is gebeurt en wat dus de daadwerkelijke realisatie was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

benoem de 3 kerntaken van de management accountant/controller

A

scorekeeping (bijhouden resultaten van het bedrijf)
attention directing (aandacht richten op mogelijkheden en problemen)
problem solving (problemen oplossen/aandragen alternatieven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 4 kernthema’s in de besluitvorming van het management

A
  1. focus op de klant
  2. value chain en supply chain analyse
  3. kritieke succesfactoren
  4. continue verbetering en benchmarking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef de value chain

A

onderzoek + ontwikkeling -> ontwerpen van producten/diensten/processen -> productie -> marketing -> distributie -> klantenservice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef de supply chain

A

leveranciers leveren ingrediënten -> fabrikant levert concentraat -> maken van het product -> organisatie van de distributie -> retailorganisatie zorgt voor de verkoop -> eindconsument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef de definitie van kritieke succesfactoren

A

operationele factoren die direct de economische levensvatbaarheid van de organisatie aantasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geef een aantal voorbeelden van kritieke succesfactoren

A
  1. kosten (reductie)
  2. kwaliteit (zo hoog mogelijk)
  3. tijd
  4. innovatie
21
Q

Geef de definitie van kosten

A

hulpmiddel opgeofferd om een specifiek doel te bereiken

22
Q

Geef de definitie van cost object

A

iets waarvoor een aparte meting van de kosten gewenst is (een product/activiteit/afdeling/project)

23
Q

benoem de 2 fases van een costing system

A
  1. cost accumulation
  2. cost assignment
24
Q

wat is cost accumulation

A

kosten verzamelen door een “natuurlijke” classificatie, zoals materialen, arbeid, brandstof, reclame, verzending

25
Q

wat is cost assignment

A

kosten toewijzen aan kostobjecten

26
Q

Geef de definitie van directe kosten

A

kosten gerelateerd aan een kostenobject, die op een kost effectieve manier te traceren zijn

27
Q

Geef de definitie van indirecte kosten

A

kosten gerelateerd aan een kostenobject, die niet op een kost effectieve manier te traceren zijn

28
Q

benoem de 3 factoren die de classificatie van (in)directe kosten beïnvloeden

A
  1. materialiteit van desbetreffende kosten
  2. beschikbare technologie voor verzameling van de informatie
  3. ontwerp van de organisatie
29
Q

Geef de definitie van cost drivers

A

elke factor die de totale kosten kan beinvloeden

30
Q

Geef de definitie van cost management

A

de reeks acties die managers nemen om klanten tevreden te stellen, waarbij continue wordt gestreefd naar kostenreductie en kostenbeheersing

31
Q

Geef de definitie van value-added activities

A

de activiteiten die de klant als toegevoegde waarde ervaren aan een bepaald product dat ze kopen

32
Q

Geef de 5 assumpties van vaste/variabele kosten

A
  1. kosten zijn vast of variabel gedefinieerd in relatie tot een kostenobject
  2. een bepaalde tijdsperiode moet worden gespecificeerd
  3. de totale kosten zijn lineair
  4. er is maar een kostenveroorzaker
  5. variaties in de mate van de kostenveroorzaker vallen binnen een relevant range
33
Q

Geef de definitie van de relevant range

A

de range van een kostenveroorzaker in welke een specifieke relatie tussen kosten en het niveau van de activiteit/volume geldig is

34
Q

Geef de definitie van average kost per unit

A

gemiddelde kosten van de vaste en variabele kosten samen, gedeeld door het aantal stuks

35
Q

noem de 2 verschillende soorten van verwerking bij productiekosten + leg uit wat ze betekenen

A
  1. absorption costing = alle productiekosten activeren
  2. variable costing = alleen variabele productiekosten activeren (vaste kosten = period costs en dus zonder activatie)
36
Q

benoem de 3 soorten productiekosten

A
  • directe productiekosten
  • directe arbeidskosten
  • indirecte productiekosten
37
Q

wat zijn prime costs

A

alle directe productiekosten

38
Q

wat zijn conversiekosten

A

alle indirecte productiekosten

39
Q

Geef de definitie van product costs

A

de som van alle kosten die worden toegewezen aan een product met een specifiek doel

40
Q

Geef de definitie van job costing

A

ieder individueel product of dienst heeft een verschillende hoeveelheid directe kosten en toegerekende indirecte kosten

41
Q

Noem 3 redenen waarom we job costing systemen gebruiken

A
  • kostenbeheersing
  • externe rapportages
  • prijsstelling
42
Q

Geef de definitie van cost pool

A

groep van individuele kost items

43
Q

Geef de definitie van process costing system

A

het systeem waarbij de kostenobjecten bestaan uit massaproducten of homogene problemen

44
Q

geef het stappenplan voor job-costing

A
  1. identificeer kostenobject
  2. identificeer directe kosten bij kostenobject
  3. identificeer indirecte kostengroepen bij kostenobject
  4. bepaal basis voor toewijzing indirecte kosten (verdeelsleutel)
  5. bereken tarief voor indirecte kosten per eenheid
  6. bereken het totaal van directe + indirecte kosten per kostenobject
45
Q

Wat kunnen 2 oorzaken zijn van under of over allocation

A

numerator = werkelijke kosten niet gelijk aan gebudgetteerde kosten
demoninator = werkelijke hoeveelheid allocatiebasis niet gelijk aan gebudgetteerde hoeveelheid

46
Q

benoem de 4 methoden voor correctie van under/overallocation

A
  1. aangepaste tariefstelling
  2. proration approach (op basis van eerdere toegewezen indirecte kosten)
  3. proration approach (op basis van direct + indirecte kosten = eindbalans)
  4. write-off approach
47
Q

Geef de definitie van process costing

A

Grote hoeveelheid identieke producten of diensten; ieder individueel product of dienst krijgt dezelfde hoeveelheid directe kosten en toegerekende indirecte kosten

48
Q

benoem de 2 uitgangspunten voor process costing

A
  • kosten per individueel product wijken niet sterk af
  • kosten zijn niet toe te wijzen per individueel product
49
Q
A