Theorie leerdoelen Flashcards
Noem de 4 taalvaardigheden
- Lezen
- Luisteren
- Schrijven
- Spreken/Gespreksvaardigheid
Noem de 4 deelvaardigheden
- uitspraak/spelling
- woordenschat
- grammatica
- tekststructuur
Hoe wordt de prioriteit opgebouwd van de diverse deelvaardigheden per vaardigheid? (teken de tabel)
Deelvaardigheden:
- uitspraak/spelling
- woordenschat
- grammatica
- tekststructuur
Vaardigheden:
- luisteren (rec)
- spreken (prod)
- lezen (rec)
- schrijvend (prod)
Situaties
Achtergrond (context) waarin een taalhandeling zich afspeelt. Bijv. je bent op vakantie en wilt windsurfen luister naar het weerbericht/lees het weerbericht in de krant.
Bij productieve vaardigheden vaak gefingeerd (nagespeeld)
Rollen
Rol die je moet spelen volgens de opdracht. Vaak gefingeerd/nagespeeld bij productieve vaardigheden.
Bepaald ook context.
Tekstsoorten
formeel / informeel
informatie / small talk (koetjes kalfjes)
vragen (informatie), vragen (diensten), aanmoedigen, twijfel/hoop uitspreken
Context bepaalt tekstsoort
4 taalleerstrategie
bevorderen het leren van de vreemde taal
- anticiperend lezen/luisteren
- concentrisch lezen
- woordbetekenissen raden uit context mbv woordanalyse
- woordbetekenissen opzoeken
3 taalgebruiksstrategie
- omschrijven en herformuleren
- plannen en reviseren
- woorden, uitdrukkingen en grammaticale structuren opzoeken
Verschil ‘taalbad’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
onderdompeling + veel tijd
vs
paar uur per week, weinig doeltaal
verschil ‘noodzaak’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
moet in doeltaal communiceren
vs
onnatuurlijk, communicatie in gez moedertaal makkelijker
Verschil ‘motivatie’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
intrinsieke motivatie omdat leerder voor doeltaal/land gekozen heeft = willen integreren
vs
geen intrinsieke motivatie = rotvak = verplicht
Verschil ‘echte situaties’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
doeltaal steeds passend
vs
doeltaal losgerukt = onnatuurlijke situaties (gespeeld)
Verschil ‘sociaal emotionele ervaringen’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
contacten met verschillende personen => pos + neg ervaringen compenseren
vs
soc. em belevenissen sterk afhankelijk van 1 pers. (docent)
Verschil ‘authentieke taal’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
voortdurend authentieke taal met native speakers
vs
gefilterd, vaak niet authentiek, geen native + lln = pidgin-taal
Verschil ‘drempelvrees’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
remmingen, angst, paniek (te veel & te moeilijk)
vs
starthulp, aanbod + productie doseren (n+1)
Verschil ‘leertempo’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
proces ongeordend + toeval => moeizaam + langzame taalverwerving
vs
goede stofkeuze + docering, systematisch oefenen + feedback
Verschil ‘stagnatie leerproces’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
lln voor zijn gevoel voldoende geleerd => stagnatie
vs
aanbod aanpassen; meer + moeilijkere situaties/onderwerpen/taken + feedback
Verschil ‘feedback’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
alleen communicatief; woordverbeteringen/aanvullingen indien lln moeizaam/onbegrijpelijk uitdrukt
vs
taalgerichte feedback/correctie =>lln meer, sneller leert op hoger correct niveau
Verschil ‘taalanalyse’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
onbewuste analyse van verschillen moedertaal/doeltaal + onregelamtigheden in doeltaal
vs
gedoseerde, bewuste analyse v verschillen + onregelmatigheden onderwijzen
Verschil ‘gebruik v strategieën en hulpmiddelen’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
moeilijk zelfstandig problemen oplossen
vs
onderwijzen in strategieën, opzoekvaardigheden, leren leren
feedback (4)
- positief
- niet teveel
- goede moment
- goede manier (soms individueel soms als groep)
communicatieve feedback
correctie; via normale communicatie om een herhaling vragen om daarmee aan te geven dat er iets fout is. Sorry wat zei je?
taalgerichte feedback
correctie; algemene waardering over taalprestaties waarmee je aangeeft dat iets niet helemaal goed is. There are many mouses here; is dat goed?
recast
tussenvorm van correctie; herhalen in de gecorrigeerde vorm. Yes, there are many mice here/I hate mice.
Taalgerichte feedback; globaal aangeven dat er een fout gemaakt is. (mondeling/schriftelijk)
na de fout onderbreken; I hear a grammatical, vocabulary, pronunciation error (= mondeling)
Teken voor foutsoort in de kantlijn (= schriftelijk)
Taalgerichte feedback; precies aangeven waar de fout zit. (mondeling/schriftelijk)
na de fout onderbreken; de fout met nadruk herhalen (= mondeling) fout onderstrepen (= schriftelijk)
Taalgerichte feedback; hint geven in de richting van de verbetering. (mondeling/schriftelijk)
wat gebruik je bij ‘soortgelijk’ woord? Bijv 3p enkelvoud he takes the bus, she sleeps till 8am (= mondeling)
notities bij onderstreepte fout. Bijv denk aan 3p enkelvoud, he/she = shit regel (= schriftelijk)
Taalgerichte feedback; regel geven en vragen of een leerling die toe te passen. (mondeling/schriftelijk)
De shit-regel houdt in dat je… en kun je er nog een voorbeeld van geven? (= mondeling)
Notitie bij onderstreepte fout; shit-regel is stam + s bij 3e persoon. (= schriftelijk)
Taalgerichte feedback; de verbetering geven. (mondeling/schriftelijk)
verbeteren (= mondeling & schriftelijk)
taalblokkendoos
doceren in losse elementen van taal (grammatica-vertaal opdrachten)
taalbad
doceren door leerlingen onder te dompelen in communicatie in de doeltaal, van geleid naar zelfstandig en van gesloten naar open met gebruik van hulpmiddelen.
Droogzwemmen = Neuner B
Zelf zwemmen = competent = Neuner D
taalbewustzijn (6)
kennis over;
- taaal als systeem; klanken, woordsoorten, struturen e.d.
- taal als communicatiemiddel; formeel, informeel, registers etc
- taaldiversiteit, taalcontrasten, overeenkomsten, families
- historische ontwikkeling
- proces van verwerken en produceren
- taalleerprocessen
wat is oefenen? (3)
- oefenen is doen
- oefenen is hetzelfde herhalen
- oefenen is hetzelfde herhalen in telkens andere combinaties en contexten
groepswerk
taken in kleinere groepjes zelfstandig uitgevoerd
langere taken
moeilijker omdat jongeren steeds korter op 1 taak kunnen concentreren (gevolg zap- en surfcultuur)
mondelinge vaardigheden
lastig te trainen; gesproken woord = vluchtig
complexere vaardigheden
productieve vaardigheden
geprogrammeerd taalbad; bevat… (4)
- luisterteksten
- leesteksten
- gespreks- en spreekvaardheidsopdrachten
- schrijfvaardigheidsopdrachten
instructie, taalgerichte feedback; bevat… (4)
- instructies voor oefeningen en opdrachten
- inleiding op en vragen /opgaven bij luister- en leesteksten (= aandacht richten)
- uitleg van grammatica, strategieën en gebruik hulpmiddelen
- feedback op luister-, lees-, spreek- en schrijfopdrachten/prestaties
organisatorische disciplinaire en sociale communicatie, bevat… (3)
- standaardaanwijzingen: begin van de les, nieuw lesgedeelte, boek pakken, huiswerk, einde les enz.
- complimenten, ge-/verboden, waarschuwingen, strafdreigingen, strafopleggingen
- praaktjes met de klas of groepjes of met individuele leerlingen
Soorten communicatie in de taalles (3)
- geprogrammeerd ‘taalbad’
- instructie taalgerichte feedback
- organisatorische, disciplinaiire en sociale communicatie
Neuner fasenmodel: van receptie naar productie
A: input nieuwe taal/tekstbegrip (lezen/luisteren)
B: Reproductie nw taal/’droog’ oefenen (Grammatica + vocabulaire)
C: Geleide productie nw taal/taal gebruik= output (spreken + schrijven geleid)
D: ‘vrije’ productie nw taal= transfer (spreken/schrijven eigen input)
taalfuncties (3)
Vaak de opdracht/instructie
- informatie geven/vragen
- gerust stellen
- beleeft zijn
taalmiddelen (3)
Geleerde theorie in praktijk uitvoeren = antwoord
- vragen stellen
- antwoord geven
- rsvp sturen
Weergeven
opnieuw in woorden/zinnen omzettten
begripscontrole in onderwijs bij lezen/luister oefeningen
onnatuurlijk opdracht vanuit de docent met als doel controle houden op het leerproces/activiteit bij de leerlingen
samenvatten
leerling maakt zelf de keuze wat hij uit de binnengekomen informatie belangrijk vindt (hoofdpunten) en weergeeft in eigen woorden.
intepreteren
bepaalde betekenis geven aan de woordenstroom die binnenkomt. Het is een extra of andere betekenis dan de voor iedereen zichtbare oppervlakkige door de docent benadrukt. Vaak in literatuur, dubbele betekenis Bijv. He’s lost his marbles (niet alleen knikkers maar ook zijn mentale gezondheid)
zoekend (selectief) luisteren/lezen
Vooraf aangeven waar naar gezocht moet worden. Relevante informatie/vaststaande behoefte.
structurerend lezen/luisteren
Zoeken naar de juiste volgorde zodat informatie snel gevonden kan worden.
weergeven van selectief luisteren/lezen
relevante info aangeven
intepreteren van selectief luisteren/lezen
gegevens uit 1 of meer teksten met elkaar vergelijken + conclusies trekken (bijv. prijzen/voorwaarden/gevolgen) = vmbo
weergeven structurerend lezen/luisteren
betekenis belangrijke elementen aangeven (hoofdpunten, hoofdzinnen in paragraaf, opsommigen)
samenvatten structurerend lezen (2)
- hoofdgedachten van tekst aangeven
* relaties tussen delen aangeven (tegenstellingen, uitwerkingen, argumenten, voorbeelden etc)
intepreteren structurerend lezen/luisteren
- conclusies trekken mbt intenties, opvattingen en gevoelens auteur.
samenvatten structurerend luisteren (3)
- hoofdgedachten van tekst aangeven
- anticiperen op waarschijnlijke vervolg van een gesprek
- aantekeningen maken bij tekst om die beter te begrijpen
3 verschillen luisteren & lezen
- luisteren = lineair proces (1e tot laatste woord); lezer = eigen baas
- schriftbeeld = overzichtelijker, gesegmenteerd; luisteren = klanken anders + fonetische context
- luisteren = tempo door spreker (luisteraar kan om tempo wisseling vragen)
redundantie
Herhalen van woorden, woordcombinaties binnen 1 tekst.
Komt voor bij gesproken teksten, normale verbale communicatie.
aspecten gesproken taal (3)
- redundantie
- kortere zinnen
- zinnen niet afgemaakt
Aspecten voorgelezen teksten
- media (nieuwsberichten e.d.) => niet redundant = tijd
- presentaties
5 Oefenparameters
aspecten waarop een oefening makkelijker of moeilijker gemaakt kan worden.
- tijd
- tempo
- inhoudelijke moeilijkheidsgraad = boodschap
- talige moeilijkheidsgraad = woord/grammatica gebruik
- lees/luister doel = opdracht bij tekst
oefenparameter tijd
= meer of minder tijd geven om de lln een moeilijker of makkelijker opgave te geven.
2 oefenparameter tempo
= tempo versnellen of verlangzamen, meer/minder leespauzes.
= meelezen bij luistertekst = uitspraak training
2 oefenparameter inhoudelijke moeilijkheidsgraad
= informatie wel/niet vooraf geven over onderwerp
= verhalende tekst makkelijker dan informatieve tekst of betogende tekst
4 oefenparameter talige moeilijkheidsgraad
= vooraf vertaling van woorden geven
= tijdens tekst vertaling van woorden geven
= checken of woorden begrepen zijn eventueel dmv strategieën (raden, synoniemen, andere talen, andere woordsoorten) uitleggen
= herschrijven of verschillende niveaus van de tekst om moeilijkheid aan te passen (breakingnewsenglish.com)
Doelen lees-/luister opdracht (5)
- Globaal of gedetailleerd begrijpen (vaak bij initieren van nieuw vocabulaire of grammatica (Neuener A/B))
- zoekend/structurerend lezen/luisteren
- weergeven (uit tekst hoofdlijnen halen)
- samenvatten (in eigen woorden)
- interpreteren (wat bedoeld de auteur? welke conclusies kun je trekken)
Let op bij bepalen doel wat heeft de lln buiten school al geleerd over het onderwerp/taalvaardigheden.
Verhouding doel - inhoud tekst
Talige moeilijke tekst => makkelijk doel (zoekend/structurerend/weergeven)
Talige makkelijke tekst => moeilijk doel (interpreteren)
conceptueel kader gesprek (3)
- kennis van de wereld
- kennis situatieve context
- kennis van de talige context (wat er al gezegd is)
talige context
Woorden, zinnen eromheen
situatieve context
Plaats, persoon die de opmerking maakt
verwerkingsproces lezen/luisteren
Opbouwend van klank/letter naar woord naar zin naar tekst. = bottom-up (deductief)
lagere orde processen (2)
- registratie van klanken/letters
- opmaken van woorden
top-down lezen/luisteren
Aan de hand van de hele tekst, dus uit de kennis van de wered en de talige + situatieve context, opmaken van betekenissen en grammaticale regels van een taal (inductief)
Leessnelheid per minuut
min. 150 woorden voor geoefende lezer
extended reading
ca 95% van de woorden moeten begrepen zijn.
Levelt (1989)
Taalproductie model voor spreken
Conceptualizer (message generation= discourse model, situation knowledge, encyclopedia + monitoring = parsed speech (speech comprehension system)) => formulator = lexicon (grammatical encoding + phonological encoding) => (phonetic plan = internal speech) Articulator = overt speech
conceptualizer (def + 3)
Onderdeel in de hersenen waar de boodschap bedacht wordt. Wat wil ik overbrengen? Dit is nog niet in woorden.
- situatie + rol
- publiek/ontvanger/doel
- niveau/leeftijd/taalvaardigheid
formulator (def + 2)
Deel van de hersenen dat de juiste woorden bij de boodschap zoekt mbv lexicon om ze vervolgens op de juiste wijze (grammaticaal) te vervoegen en in de goede volgorde te plaatsen.
- taalmiddelen (chunks, woordjes, zinnen, expressions)
- register, conventies bij tekstsoort
lexicon
databank met alle woorden
internal speech
Het resultaat van de verwerking van de boodschap (conceptualizer) door de formulator.
speech comprehension system
Nodig om spraak van anderen te begrijpen en jezelf te horen praten.
articulator
Organen die nodig zijn om de internal speech in klanken om te zetten en uit te spreken of om te schrijven.
Model van Levelt bij tweetaligen
Conceptualizer => 2 formulators + 1 lexicon => Articulator
3 Voordelen top-down lezen
- snelle lezers vinden dit fijn.
- gericht op globaal tekstbegrip
- gebruik maken van context
2 Nadelen top-down lezen
- veel raden
- niet in detail lezen/begrijpen
Voordelen bottom-up lezen
- veel details zichtbaar (vragen gericht op weergeven)
Nadelen bottom-up lezen
- langzame lezers verliezen rode draad door teveel nadruk op details
4x Stimuleren top-down lezen
- voorkennis activeren
- leren skimmen
- opdracht gericht op snel lezen (3 min)
- stil lezen (ipv blijven verklanken)
2x Stimuleren bottom-up lezen
- hardop meelezen
- vragen stellen naar details
3 tekstsoorten geschikt voor zoekend lezen
- advertentie
- busschema
- recept
4 tekstsoorten geschikt voor structurerend lezen
- verhaal
- artikel
- essay
- (radio) interview
3 voordelen meelezen luisterteksten
- betere koppeling klank + schrift
- zicht op structuur van de tekst
- ondersteuning door schriftbeeld
2 nadeel meelezen luisterteksten
- lln luisteren niet, lezen alleen
- lln blijven afhankelijk van schriftbeeld
voordelen hardop voorlezen leesteksten
- (bij beginnende lezer) ondersteuning van schrift door klank
4 nadelen hardop voorlezen leesteksten
- focus blijft liggen op verklanken
- tempo blijft laag
- lezer blijft afhankelijk van verklanken
- indien voorgelezen door klasgenoot; verklanking niet adequaat (= uitspraak) + zelf geen oefening
makkelijk aan te passen oefenparameters voor lezen/luisteren door docent (4)
- tempo; herhaling, onderbreking
(- inhoudelijk; voorkennis activeren, vragen aanpassen) - talig; voorkennis activeren, moeilijke woorden vooraf behandelen
(- doel; verwerkingsopdracht aanpassen)
moeilijk aan te passen oefenparameters voor lezen/luisteren door docent (4)
- luisteroefening = tempo lastiger
- inhoudelijk = niet aan te passen, hooguit voor te bereiden
- talig = niet aan te passen alleen voor te bereiden
- doel; meestal door leergang gegeven, wel mogelijk om andere verwerkingsopdracht te geven.
3 Kenmerken Neuner A
- receptieve vaardigheden (lezen/luisteren)
- begrip (weergeven)
- input (gatentekst met gehusselde antwoorden, structureren, verbinden)
4 Kenmerken Neuner b
- Oefenen met vocabulaire + grammatica
- reproductie (gatenteksten)
- expressions
- vertaalzinnen
4 Kenmerken Neuner C
- Geleide productie vaardigheden (spreken/schrijven)
- dialoogjes met wat vrijheid
- voorbereide presentatie
- Geleide schrijfopdrachten
4 Kenmerken Neuner D
- Vrije productie (spreken/schrijven)
- dialoogjes met context en kader
- presentatie met steekwoorden
- realistische schrijfopdracht met context en doel
Neuner gestuurd (2)
B; geen vrijheid = sterk gestuurd = Antwoorden gelijk
C; beetje vrijheid = gestuurd = antwoorden iets afwijkend
Neuner geleid (2)
C+/D-; veel aanknopingspunten maar ook plek voor eigen inbreng = Antwoorden vergelijkbaar
Neuner vrij
D; vrij/open = kader en context geschetst de rest is vrije inbreng = Antwoorden variëren
spraak productie mechanisme (7)
- conceptualizer; bedenkt boodschap, doel, doelgroep, register/conventies
- formulator; verwoord de boodschap mbv lexicon + forms = grammatica
- Via internal speech testen
- Uitspreken van de boodschap mbv diverse organen
- Wordt verstaan door publiek
- Die begrijpt de boodschap (of niet)
- Reageert op de boodschap
7 oefenparameters spreken/schrijven:
- Tijd
- Communicatief gericht/taalgericht (boodschap of vorm)
- vrij, geleid, of (sterk) gestuurd (Neuner)
- Monologisch/dialogisch (spreken/gesprekken)
- Reproductief/productief (herhalen of vrij/open)
- Gefingeerde situatie of reële situatie (rollenspel/echt)
- Makkelijk/moeilijk = inhoud/talig (vocab + grammar)
validiteit (2)
- Wordt er getoetst wat gezegd wordt dat er getoets zou worden.
- zijn de vragen duidelijk gesteld?
betrouwbaarheid
- is er een beoordelingsmodel? Kan iedereen daarmee dezelfde uitkomst creëren?
- is er een cesuur? Hoeveel punten moet je hebben voor een voldoende.
cesuur
Scheidingslijn tussen voldoende / onvoldoende
functies van toetsing (2)
- meten= corrigeren, fouten vaststellen
2. beoordelen = fouten wegen, tellen, cesuur vaststellen + cijfer berekenen
formatief toetsen
feedback geven
diagnostisch belang
summatief toetsen
beoordelen = punt geven
curriculaire/civiel belang
Toetsing belangrijk voor docent (2)
- docent feedback; over zijn onderwijs
2. extrinsieke motivatie; onwillige leerling motiveren onderwijs/vak te volgen (worden afgestraft)
feedbackeffect
diagnostisch effect; leerling weet waar die staat in het proces van het bereiken van leerdoelen
curriculair/civiel effect
toetsing heeft gevolgen voor de loopbaan van de getoetste. Hetzij overgaan naar volgende jaar, slagen voor examen of kwalificaties behalen voor bepaalde functies = carriere.
validiteit (def + 4)
inhoudsvaliditeit = toets meet het resultaat mbt bepaalde leerdoelen
- vragen duidelijk
- nodig voor dagelijks leven
- inhoud past bij te toetsen vaardigheid
- middel past bij te toetsen vaardigheid
Leerdoel toets
algemeen = naam toets
Bijv. leestoets, unittoets etc
terugslag effect
Je gaat dat lesgeven dat ook getoetst wordt en niet meer. = teaching to the test
waarom deelvaardigheidstoetsen in de onderbouw?
Aangenomen wordt dat deelvaardigheden makkelijker aan te leren zijn en te automatiseren zijn dan vaardigheden. Geautomatiseerde deelvaardigheden dragen bij aan de beheersing van de vaardigheden.
3 Nadelen toetsen deelvaardigheden.
- toetst zonder context of in minicontext
- toetst enkele tekstsoorten
- authentiek materiaal en situaties toetst geheel niet gedeelte
Toetsing mbt conceptualizer / formulator
Als conceptualizer teveel belast wordt, te vrije opdracht, kan dit negatieve invloed hebben op de formulator die eigenlijk getoetst zou moeten worden.
Indien de conceptualizer getoetst moet worden (i-opdrachten) moet gezorgd worden dan de formulator weinig belast wordt. Maw de vormen en woorden zijn goed geoefend en bekend.
Betrouwbaarheid van een toets (def + 3)
Een toets is betrouwbaar als willekeurig welke beoordelaar op hetzelfde eindresultaat/beoordeling/cijfer komt. Dit kan alleen door;
- duidelijke vraagstelling te hebben
- duidelijk nakijkmodel te hebben
- voorafgaand cesuur bepaald te hebben
Rubric
schema dat gebruikt wordt voor de beoordeling van productieve vaardigheden. Deze worden in diverse categoriën onderverdeeld die ieder weer een eigen weging hebben. Op die manier kan iedereen de productie beoordelen en komen ze op, min of meer, hetzelfde resultaat uit.
Validiteitsprobleem meerkeuze vragen
Hoe vaak komen lln buiten school meerkeuzevragen tegen bij een tekst? => niet relevant om te kunnen voor leerlingen.
Belasting conceptualizer - Neuner
A; geen belasting
B; nauwelijks belasting/geen belasting
C; beetje belasting (afhankelijk van de inhoud/context van de opdracht)
D; zware belasting (afhankelijk van de inhoud/context van de opdracht)
belasting formulator - Neuner
A; geen belasting
B; geen/nauwelijks belasting
C; beetje belasting (afhankelijk van de inhoud/context van de opdracht)
D; zware belasting (afhankelijk van de inhoud/context van de opdracht)
validiteit toets (3)
- komt wat getoetst wordt terug in dagelijks leven?
- wordt getoetst wat onderwezen is?
- zijn de vragen duidelijk?
globale meting/toetsing (4)
- holistisch; kijkt naar de gehele productie ipv onderdelen. Bijv. spreekvaardigheid = komt de boodschap over ipv phonetisch correct = indruk
- nadeel; minder nauwkeurig
- nadeel; eerder subjectief
- nadeel; geen gerichte feedback voor lln
analytisch toetsen/meten
Toets beoordelen ahv kleine onderdelen. => onderlinge vergelijking met andere leerlingen makkelijker. Onderscheidt in meerdere aspecten en/of soorten fouten. (Rubric)
3 voordelen geleide toetsen schrijf-/spreekvaardigheid
- minder voorspelbaar wat de lln produceert (elementen = bepaald)
- beter te meten + beoordelen (elementen = bepaald)
- meten per deelopdracht (element) mogelijk => betere feedback + beter vergelijken
2 nadeel spreekvaardigheidstoetsen
- vluchting => opnemen = nakijken duurt lang
- grote concentratie + routine beoordelaar
3 criteria beoordelaar
- toetser bij elke lln prestatie gelijk
- meerdere toetsers per lln prestatie
- antwoordmodel door meerdere toetsers gemaakt => 1 gelijk model hanteren
5 criteria toets
- leerdoelen worden getoetst
- standaard antwoordmodel met te behalen punten/weging
- voorafbepaalde cesuur
- toets wordt bij heel de jaarlaag gebruikt = objectief + vergelijkingsmateriaal
- toetsvragen worden elk jaar herhaalt = beoordelen doelen + onderwijs = vergelijkingsmateriaal
weging (2)
- zwaarte waarmee een antwoord meegenomen wordt in het totale resultaat van de toets. (lexicale fout, grammaticale fout, conventies, elementen opdracht, creativiteit etc)
- zwaarte waarmee het toetsresultaat meetelt in eindbeoordeling van de leerling
standaard cesuur
meestal 70%
N-term
verhouding waarin correctie achteraf plaatsvindt op de vooraf gestelde cesuur indien een toets beter of slechter is gemaakt dan verwacht/voorgaande jaren.
indikken cijfer berekening
Dit houdt in dat binnen het bereik van onvoldoende met een andere verhouding gerekend wordt dat in het bereik van voldoende. Dit gebeurt meestal bij de 70% cesuur (voldoende = 1.33 aftrek voor 1pt, onvoldoende = 0,7 aftrek voor 1pt
berekening cijfer op leerlingprestatie ‘net voldoende’
Vergelijk andere prestaties met de gemaakte fouten van deze ‘6jes’ leerling.
Ongelijk prestaties schrijfvaardigheidstoets (2)
- schrijfopdracht sterker geleid maken (meer elementen, min/max woordaantal)
- verreken aantal woorden in beoordeling
4 voordelen rubric bij spreekvaardigheid/schrijfvaardigheid
- beoordelen van aspecten => betere feedback + beter vergelijk tussen lln
- weging tussen aspecten => eerlijker eindcijfer
- duidelijk voor de lln waarop hij/zij beoordeeld wordt
- door met ERK schalen te werken ziet lln welk niveau hij/zij scoort per onderdeel en wat hij voor een bepaalde niveau moet kunnen.
pedagogisch cijferen (3)
- Een leerling op zijn inzet of situatie belonen ipv resultaat
- een leerling extra kansen bieden die andere niet krijgen
- subjectief
- schept precedenten
- open en in overleg met collega’s ivm aanklachten
halo-effect
Een vooroordeel (positief) van een leerling die prettig overkomt in de les, moet wel een goede prestatie leveren. = subjectief
hoorntjes-effect
Een negatief vooroordeel van een leerling die irritatie opwekt in de les. = subjectief
Meer onderwijzen dan je kunt toetsen
Je moet lln ook iets meegeven over het land, cultuur en dagelijks leven. Mede omdat niet iedere leerling dezelfde wereldkennis van thuis meekrijgt. Dit kun je niet altijd in een toets verwerken maar motiveert de leerling wel en is heel bruikbaar in het dagelijks leven.
Daarnaast moet je ook leren leren aanleren en 21st centurty skills. Ook deze zaken zijn vaak niet te toetsen.
3x misbruik beoordelingsbevoegdheid
- toets als disciplinaire doel = straf
- andere eisen dan collega’s
- eerlijk/zorgvuldig beoordelen (objectief) dat altijd te verantwoorden is.
Lezen makkelijker dan luisteren (4)
Leerling is al goed in lezen in andere talen.
- Tempo; eigen tempo bepalen => herlezen + leesstrategieën toepassen
- Bekendheid; letters zijn bekend + klanken onwennig
- Segmentering; woorden duidelijk gescheiden, letters duidelijk gescheiden
- meerdere kanalen; lezen en luisteren combineren/lezen en kijken combineren => beter begrip, beter blijven hangen
Proces leesvaardigheid
Van hardop naar stil lezen (= internal speech)=> opslaan in mentaal lexicon (Levelt)