Theorie leerdoelen Flashcards
Noem de 4 taalvaardigheden
- Lezen
- Luisteren
- Schrijven
- Spreken/Gespreksvaardigheid
Noem de 4 deelvaardigheden
- uitspraak/spelling
- woordenschat
- grammatica
- tekststructuur
Hoe wordt de prioriteit opgebouwd van de diverse deelvaardigheden per vaardigheid? (teken de tabel)
Deelvaardigheden:
- uitspraak/spelling
- woordenschat
- grammatica
- tekststructuur
Vaardigheden:
- luisteren (rec)
- spreken (prod)
- lezen (rec)
- schrijvend (prod)
Situaties
Achtergrond (context) waarin een taalhandeling zich afspeelt. Bijv. je bent op vakantie en wilt windsurfen luister naar het weerbericht/lees het weerbericht in de krant.
Bij productieve vaardigheden vaak gefingeerd (nagespeeld)
Rollen
Rol die je moet spelen volgens de opdracht. Vaak gefingeerd/nagespeeld bij productieve vaardigheden.
Bepaald ook context.
Tekstsoorten
formeel / informeel
informatie / small talk (koetjes kalfjes)
vragen (informatie), vragen (diensten), aanmoedigen, twijfel/hoop uitspreken
Context bepaalt tekstsoort
4 taalleerstrategie
bevorderen het leren van de vreemde taal
- anticiperend lezen/luisteren
- concentrisch lezen
- woordbetekenissen raden uit context mbv woordanalyse
- woordbetekenissen opzoeken
3 taalgebruiksstrategie
- omschrijven en herformuleren
- plannen en reviseren
- woorden, uitdrukkingen en grammaticale structuren opzoeken
Verschil ‘taalbad’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
onderdompeling + veel tijd
vs
paar uur per week, weinig doeltaal
verschil ‘noodzaak’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
moet in doeltaal communiceren
vs
onnatuurlijk, communicatie in gez moedertaal makkelijker
Verschil ‘motivatie’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
intrinsieke motivatie omdat leerder voor doeltaal/land gekozen heeft = willen integreren
vs
geen intrinsieke motivatie = rotvak = verplicht
Verschil ‘echte situaties’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
doeltaal steeds passend
vs
doeltaal losgerukt = onnatuurlijke situaties (gespeeld)
Verschil ‘sociaal emotionele ervaringen’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
contacten met verschillende personen => pos + neg ervaringen compenseren
vs
soc. em belevenissen sterk afhankelijk van 1 pers. (docent)
Verschil ‘authentieke taal’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
voortdurend authentieke taal met native speakers
vs
gefilterd, vaak niet authentiek, geen native + lln = pidgin-taal
Verschil ‘drempelvrees’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
remmingen, angst, paniek (te veel & te moeilijk)
vs
starthulp, aanbod + productie doseren (n+1)
Verschil ‘leertempo’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
proces ongeordend + toeval => moeizaam + langzame taalverwerving
vs
goede stofkeuze + docering, systematisch oefenen + feedback
Verschil ‘stagnatie leerproces’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
lln voor zijn gevoel voldoende geleerd => stagnatie
vs
aanbod aanpassen; meer + moeilijkere situaties/onderwerpen/taken + feedback
Verschil ‘feedback’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
alleen communicatief; woordverbeteringen/aanvullingen indien lln moeizaam/onbegrijpelijk uitdrukt
vs
taalgerichte feedback/correctie =>lln meer, sneller leert op hoger correct niveau
Verschil ‘taalanalyse’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
onbewuste analyse van verschillen moedertaal/doeltaal + onregelamtigheden in doeltaal
vs
gedoseerde, bewuste analyse v verschillen + onregelmatigheden onderwijzen
Verschil ‘gebruik v strategieën en hulpmiddelen’ natuurlijke verwerving/gestuurde verwerving vto
moeilijk zelfstandig problemen oplossen
vs
onderwijzen in strategieën, opzoekvaardigheden, leren leren
feedback (4)
- positief
- niet teveel
- goede moment
- goede manier (soms individueel soms als groep)
communicatieve feedback
correctie; via normale communicatie om een herhaling vragen om daarmee aan te geven dat er iets fout is. Sorry wat zei je?
taalgerichte feedback
correctie; algemene waardering over taalprestaties waarmee je aangeeft dat iets niet helemaal goed is. There are many mouses here; is dat goed?
recast
tussenvorm van correctie; herhalen in de gecorrigeerde vorm. Yes, there are many mice here/I hate mice.
Taalgerichte feedback; globaal aangeven dat er een fout gemaakt is. (mondeling/schriftelijk)
na de fout onderbreken; I hear a grammatical, vocabulary, pronunciation error (= mondeling)
Teken voor foutsoort in de kantlijn (= schriftelijk)
Taalgerichte feedback; precies aangeven waar de fout zit. (mondeling/schriftelijk)
na de fout onderbreken; de fout met nadruk herhalen (= mondeling) fout onderstrepen (= schriftelijk)
Taalgerichte feedback; hint geven in de richting van de verbetering. (mondeling/schriftelijk)
wat gebruik je bij ‘soortgelijk’ woord? Bijv 3p enkelvoud he takes the bus, she sleeps till 8am (= mondeling)
notities bij onderstreepte fout. Bijv denk aan 3p enkelvoud, he/she = shit regel (= schriftelijk)
Taalgerichte feedback; regel geven en vragen of een leerling die toe te passen. (mondeling/schriftelijk)
De shit-regel houdt in dat je… en kun je er nog een voorbeeld van geven? (= mondeling)
Notitie bij onderstreepte fout; shit-regel is stam + s bij 3e persoon. (= schriftelijk)
Taalgerichte feedback; de verbetering geven. (mondeling/schriftelijk)
verbeteren (= mondeling & schriftelijk)
taalblokkendoos
doceren in losse elementen van taal (grammatica-vertaal opdrachten)
taalbad
doceren door leerlingen onder te dompelen in communicatie in de doeltaal, van geleid naar zelfstandig en van gesloten naar open met gebruik van hulpmiddelen.
Droogzwemmen = Neuner B
Zelf zwemmen = competent = Neuner D
taalbewustzijn (6)
kennis over;
- taaal als systeem; klanken, woordsoorten, struturen e.d.
- taal als communicatiemiddel; formeel, informeel, registers etc
- taaldiversiteit, taalcontrasten, overeenkomsten, families
- historische ontwikkeling
- proces van verwerken en produceren
- taalleerprocessen
wat is oefenen? (3)
- oefenen is doen
- oefenen is hetzelfde herhalen
- oefenen is hetzelfde herhalen in telkens andere combinaties en contexten
groepswerk
taken in kleinere groepjes zelfstandig uitgevoerd
langere taken
moeilijker omdat jongeren steeds korter op 1 taak kunnen concentreren (gevolg zap- en surfcultuur)
mondelinge vaardigheden
lastig te trainen; gesproken woord = vluchtig
complexere vaardigheden
productieve vaardigheden
geprogrammeerd taalbad; bevat… (4)
- luisterteksten
- leesteksten
- gespreks- en spreekvaardheidsopdrachten
- schrijfvaardigheidsopdrachten
instructie, taalgerichte feedback; bevat… (4)
- instructies voor oefeningen en opdrachten
- inleiding op en vragen /opgaven bij luister- en leesteksten (= aandacht richten)
- uitleg van grammatica, strategieën en gebruik hulpmiddelen
- feedback op luister-, lees-, spreek- en schrijfopdrachten/prestaties
organisatorische disciplinaire en sociale communicatie, bevat… (3)
- standaardaanwijzingen: begin van de les, nieuw lesgedeelte, boek pakken, huiswerk, einde les enz.
- complimenten, ge-/verboden, waarschuwingen, strafdreigingen, strafopleggingen
- praaktjes met de klas of groepjes of met individuele leerlingen
Soorten communicatie in de taalles (3)
- geprogrammeerd ‘taalbad’
- instructie taalgerichte feedback
- organisatorische, disciplinaiire en sociale communicatie
Neuner fasenmodel: van receptie naar productie
A: input nieuwe taal/tekstbegrip (lezen/luisteren)
B: Reproductie nw taal/’droog’ oefenen (Grammatica + vocabulaire)
C: Geleide productie nw taal/taal gebruik= output (spreken + schrijven geleid)
D: ‘vrije’ productie nw taal= transfer (spreken/schrijven eigen input)
taalfuncties (3)
Vaak de opdracht/instructie
- informatie geven/vragen
- gerust stellen
- beleeft zijn
taalmiddelen (3)
Geleerde theorie in praktijk uitvoeren = antwoord
- vragen stellen
- antwoord geven
- rsvp sturen
Weergeven
opnieuw in woorden/zinnen omzettten
begripscontrole in onderwijs bij lezen/luister oefeningen
onnatuurlijk opdracht vanuit de docent met als doel controle houden op het leerproces/activiteit bij de leerlingen
samenvatten
leerling maakt zelf de keuze wat hij uit de binnengekomen informatie belangrijk vindt (hoofdpunten) en weergeeft in eigen woorden.
intepreteren
bepaalde betekenis geven aan de woordenstroom die binnenkomt. Het is een extra of andere betekenis dan de voor iedereen zichtbare oppervlakkige door de docent benadrukt. Vaak in literatuur, dubbele betekenis Bijv. He’s lost his marbles (niet alleen knikkers maar ook zijn mentale gezondheid)
zoekend (selectief) luisteren/lezen
Vooraf aangeven waar naar gezocht moet worden. Relevante informatie/vaststaande behoefte.
structurerend lezen/luisteren
Zoeken naar de juiste volgorde zodat informatie snel gevonden kan worden.
weergeven van selectief luisteren/lezen
relevante info aangeven
intepreteren van selectief luisteren/lezen
gegevens uit 1 of meer teksten met elkaar vergelijken + conclusies trekken (bijv. prijzen/voorwaarden/gevolgen) = vmbo
weergeven structurerend lezen/luisteren
betekenis belangrijke elementen aangeven (hoofdpunten, hoofdzinnen in paragraaf, opsommigen)
samenvatten structurerend lezen (2)
- hoofdgedachten van tekst aangeven
* relaties tussen delen aangeven (tegenstellingen, uitwerkingen, argumenten, voorbeelden etc)
intepreteren structurerend lezen/luisteren
- conclusies trekken mbt intenties, opvattingen en gevoelens auteur.
samenvatten structurerend luisteren (3)
- hoofdgedachten van tekst aangeven
- anticiperen op waarschijnlijke vervolg van een gesprek
- aantekeningen maken bij tekst om die beter te begrijpen
3 verschillen luisteren & lezen
- luisteren = lineair proces (1e tot laatste woord); lezer = eigen baas
- schriftbeeld = overzichtelijker, gesegmenteerd; luisteren = klanken anders + fonetische context
- luisteren = tempo door spreker (luisteraar kan om tempo wisseling vragen)
redundantie
Herhalen van woorden, woordcombinaties binnen 1 tekst.
Komt voor bij gesproken teksten, normale verbale communicatie.
aspecten gesproken taal (3)
- redundantie
- kortere zinnen
- zinnen niet afgemaakt
Aspecten voorgelezen teksten
- media (nieuwsberichten e.d.) => niet redundant = tijd
- presentaties
5 Oefenparameters
aspecten waarop een oefening makkelijker of moeilijker gemaakt kan worden.
- tijd
- tempo
- inhoudelijke moeilijkheidsgraad = boodschap
- talige moeilijkheidsgraad = woord/grammatica gebruik
- lees/luister doel = opdracht bij tekst
oefenparameter tijd
= meer of minder tijd geven om de lln een moeilijker of makkelijker opgave te geven.
2 oefenparameter tempo
= tempo versnellen of verlangzamen, meer/minder leespauzes.
= meelezen bij luistertekst = uitspraak training
2 oefenparameter inhoudelijke moeilijkheidsgraad
= informatie wel/niet vooraf geven over onderwerp
= verhalende tekst makkelijker dan informatieve tekst of betogende tekst
4 oefenparameter talige moeilijkheidsgraad
= vooraf vertaling van woorden geven
= tijdens tekst vertaling van woorden geven
= checken of woorden begrepen zijn eventueel dmv strategieën (raden, synoniemen, andere talen, andere woordsoorten) uitleggen
= herschrijven of verschillende niveaus van de tekst om moeilijkheid aan te passen (breakingnewsenglish.com)
Doelen lees-/luister opdracht (5)
- Globaal of gedetailleerd begrijpen (vaak bij initieren van nieuw vocabulaire of grammatica (Neuener A/B))
- zoekend/structurerend lezen/luisteren
- weergeven (uit tekst hoofdlijnen halen)
- samenvatten (in eigen woorden)
- interpreteren (wat bedoeld de auteur? welke conclusies kun je trekken)
Let op bij bepalen doel wat heeft de lln buiten school al geleerd over het onderwerp/taalvaardigheden.
Verhouding doel - inhoud tekst
Talige moeilijke tekst => makkelijk doel (zoekend/structurerend/weergeven)
Talige makkelijke tekst => moeilijk doel (interpreteren)
conceptueel kader gesprek (3)
- kennis van de wereld
- kennis situatieve context
- kennis van de talige context (wat er al gezegd is)
talige context
Woorden, zinnen eromheen
situatieve context
Plaats, persoon die de opmerking maakt
verwerkingsproces lezen/luisteren
Opbouwend van klank/letter naar woord naar zin naar tekst. = bottom-up (deductief)
lagere orde processen (2)
- registratie van klanken/letters
- opmaken van woorden
top-down lezen/luisteren
Aan de hand van de hele tekst, dus uit de kennis van de wered en de talige + situatieve context, opmaken van betekenissen en grammaticale regels van een taal (inductief)
Leessnelheid per minuut
min. 150 woorden voor geoefende lezer
extended reading
ca 95% van de woorden moeten begrepen zijn.
Levelt (1989)
Taalproductie model voor spreken
Conceptualizer (message generation= discourse model, situation knowledge, encyclopedia + monitoring = parsed speech (speech comprehension system)) => formulator = lexicon (grammatical encoding + phonological encoding) => (phonetic plan = internal speech) Articulator = overt speech
conceptualizer (def + 3)
Onderdeel in de hersenen waar de boodschap bedacht wordt. Wat wil ik overbrengen? Dit is nog niet in woorden.
- situatie + rol
- publiek/ontvanger/doel
- niveau/leeftijd/taalvaardigheid
formulator (def + 2)
Deel van de hersenen dat de juiste woorden bij de boodschap zoekt mbv lexicon om ze vervolgens op de juiste wijze (grammaticaal) te vervoegen en in de goede volgorde te plaatsen.
- taalmiddelen (chunks, woordjes, zinnen, expressions)
- register, conventies bij tekstsoort
lexicon
databank met alle woorden
internal speech
Het resultaat van de verwerking van de boodschap (conceptualizer) door de formulator.
speech comprehension system
Nodig om spraak van anderen te begrijpen en jezelf te horen praten.
articulator
Organen die nodig zijn om de internal speech in klanken om te zetten en uit te spreken of om te schrijven.
Model van Levelt bij tweetaligen
Conceptualizer => 2 formulators + 1 lexicon => Articulator
3 Voordelen top-down lezen
- snelle lezers vinden dit fijn.
- gericht op globaal tekstbegrip
- gebruik maken van context
2 Nadelen top-down lezen
- veel raden
- niet in detail lezen/begrijpen
Voordelen bottom-up lezen
- veel details zichtbaar (vragen gericht op weergeven)
Nadelen bottom-up lezen
- langzame lezers verliezen rode draad door teveel nadruk op details
4x Stimuleren top-down lezen
- voorkennis activeren
- leren skimmen
- opdracht gericht op snel lezen (3 min)
- stil lezen (ipv blijven verklanken)
2x Stimuleren bottom-up lezen
- hardop meelezen
- vragen stellen naar details
3 tekstsoorten geschikt voor zoekend lezen
- advertentie
- busschema
- recept
4 tekstsoorten geschikt voor structurerend lezen
- verhaal
- artikel
- essay
- (radio) interview
3 voordelen meelezen luisterteksten
- betere koppeling klank + schrift
- zicht op structuur van de tekst
- ondersteuning door schriftbeeld
2 nadeel meelezen luisterteksten
- lln luisteren niet, lezen alleen
- lln blijven afhankelijk van schriftbeeld
voordelen hardop voorlezen leesteksten
- (bij beginnende lezer) ondersteuning van schrift door klank
4 nadelen hardop voorlezen leesteksten
- focus blijft liggen op verklanken
- tempo blijft laag
- lezer blijft afhankelijk van verklanken
- indien voorgelezen door klasgenoot; verklanking niet adequaat (= uitspraak) + zelf geen oefening
makkelijk aan te passen oefenparameters voor lezen/luisteren door docent (4)
- tempo; herhaling, onderbreking
(- inhoudelijk; voorkennis activeren, vragen aanpassen) - talig; voorkennis activeren, moeilijke woorden vooraf behandelen
(- doel; verwerkingsopdracht aanpassen)
moeilijk aan te passen oefenparameters voor lezen/luisteren door docent (4)
- luisteroefening = tempo lastiger
- inhoudelijk = niet aan te passen, hooguit voor te bereiden
- talig = niet aan te passen alleen voor te bereiden
- doel; meestal door leergang gegeven, wel mogelijk om andere verwerkingsopdracht te geven.
3 Kenmerken Neuner A
- receptieve vaardigheden (lezen/luisteren)
- begrip (weergeven)
- input (gatentekst met gehusselde antwoorden, structureren, verbinden)
4 Kenmerken Neuner b
- Oefenen met vocabulaire + grammatica
- reproductie (gatenteksten)
- expressions
- vertaalzinnen
4 Kenmerken Neuner C
- Geleide productie vaardigheden (spreken/schrijven)
- dialoogjes met wat vrijheid
- voorbereide presentatie
- Geleide schrijfopdrachten
4 Kenmerken Neuner D
- Vrije productie (spreken/schrijven)
- dialoogjes met context en kader
- presentatie met steekwoorden
- realistische schrijfopdracht met context en doel
Neuner gestuurd (2)
B; geen vrijheid = sterk gestuurd = Antwoorden gelijk
C; beetje vrijheid = gestuurd = antwoorden iets afwijkend
Neuner geleid (2)
C+/D-; veel aanknopingspunten maar ook plek voor eigen inbreng = Antwoorden vergelijkbaar
Neuner vrij
D; vrij/open = kader en context geschetst de rest is vrije inbreng = Antwoorden variëren
spraak productie mechanisme (7)
- conceptualizer; bedenkt boodschap, doel, doelgroep, register/conventies
- formulator; verwoord de boodschap mbv lexicon + forms = grammatica
- Via internal speech testen
- Uitspreken van de boodschap mbv diverse organen
- Wordt verstaan door publiek
- Die begrijpt de boodschap (of niet)
- Reageert op de boodschap
7 oefenparameters spreken/schrijven:
- Tijd
- Communicatief gericht/taalgericht (boodschap of vorm)
- vrij, geleid, of (sterk) gestuurd (Neuner)
- Monologisch/dialogisch (spreken/gesprekken)
- Reproductief/productief (herhalen of vrij/open)
- Gefingeerde situatie of reële situatie (rollenspel/echt)
- Makkelijk/moeilijk = inhoud/talig (vocab + grammar)
validiteit (2)
- Wordt er getoetst wat gezegd wordt dat er getoets zou worden.
- zijn de vragen duidelijk gesteld?
betrouwbaarheid
- is er een beoordelingsmodel? Kan iedereen daarmee dezelfde uitkomst creëren?
- is er een cesuur? Hoeveel punten moet je hebben voor een voldoende.
cesuur
Scheidingslijn tussen voldoende / onvoldoende
functies van toetsing (2)
- meten= corrigeren, fouten vaststellen
2. beoordelen = fouten wegen, tellen, cesuur vaststellen + cijfer berekenen
formatief toetsen
feedback geven
diagnostisch belang
summatief toetsen
beoordelen = punt geven
curriculaire/civiel belang
Toetsing belangrijk voor docent (2)
- docent feedback; over zijn onderwijs
2. extrinsieke motivatie; onwillige leerling motiveren onderwijs/vak te volgen (worden afgestraft)
feedbackeffect
diagnostisch effect; leerling weet waar die staat in het proces van het bereiken van leerdoelen
curriculair/civiel effect
toetsing heeft gevolgen voor de loopbaan van de getoetste. Hetzij overgaan naar volgende jaar, slagen voor examen of kwalificaties behalen voor bepaalde functies = carriere.
validiteit (def + 4)
inhoudsvaliditeit = toets meet het resultaat mbt bepaalde leerdoelen
- vragen duidelijk
- nodig voor dagelijks leven
- inhoud past bij te toetsen vaardigheid
- middel past bij te toetsen vaardigheid
Leerdoel toets
algemeen = naam toets
Bijv. leestoets, unittoets etc
terugslag effect
Je gaat dat lesgeven dat ook getoetst wordt en niet meer. = teaching to the test
waarom deelvaardigheidstoetsen in de onderbouw?
Aangenomen wordt dat deelvaardigheden makkelijker aan te leren zijn en te automatiseren zijn dan vaardigheden. Geautomatiseerde deelvaardigheden dragen bij aan de beheersing van de vaardigheden.
3 Nadelen toetsen deelvaardigheden.
- toetst zonder context of in minicontext
- toetst enkele tekstsoorten
- authentiek materiaal en situaties toetst geheel niet gedeelte
Toetsing mbt conceptualizer / formulator
Als conceptualizer teveel belast wordt, te vrije opdracht, kan dit negatieve invloed hebben op de formulator die eigenlijk getoetst zou moeten worden.
Indien de conceptualizer getoetst moet worden (i-opdrachten) moet gezorgd worden dan de formulator weinig belast wordt. Maw de vormen en woorden zijn goed geoefend en bekend.
Betrouwbaarheid van een toets (def + 3)
Een toets is betrouwbaar als willekeurig welke beoordelaar op hetzelfde eindresultaat/beoordeling/cijfer komt. Dit kan alleen door;
- duidelijke vraagstelling te hebben
- duidelijk nakijkmodel te hebben
- voorafgaand cesuur bepaald te hebben
Rubric
schema dat gebruikt wordt voor de beoordeling van productieve vaardigheden. Deze worden in diverse categoriën onderverdeeld die ieder weer een eigen weging hebben. Op die manier kan iedereen de productie beoordelen en komen ze op, min of meer, hetzelfde resultaat uit.
Validiteitsprobleem meerkeuze vragen
Hoe vaak komen lln buiten school meerkeuzevragen tegen bij een tekst? => niet relevant om te kunnen voor leerlingen.
Belasting conceptualizer - Neuner
A; geen belasting
B; nauwelijks belasting/geen belasting
C; beetje belasting (afhankelijk van de inhoud/context van de opdracht)
D; zware belasting (afhankelijk van de inhoud/context van de opdracht)
belasting formulator - Neuner
A; geen belasting
B; geen/nauwelijks belasting
C; beetje belasting (afhankelijk van de inhoud/context van de opdracht)
D; zware belasting (afhankelijk van de inhoud/context van de opdracht)
validiteit toets (3)
- komt wat getoetst wordt terug in dagelijks leven?
- wordt getoetst wat onderwezen is?
- zijn de vragen duidelijk?
globale meting/toetsing (4)
- holistisch; kijkt naar de gehele productie ipv onderdelen. Bijv. spreekvaardigheid = komt de boodschap over ipv phonetisch correct = indruk
- nadeel; minder nauwkeurig
- nadeel; eerder subjectief
- nadeel; geen gerichte feedback voor lln
analytisch toetsen/meten
Toets beoordelen ahv kleine onderdelen. => onderlinge vergelijking met andere leerlingen makkelijker. Onderscheidt in meerdere aspecten en/of soorten fouten. (Rubric)
3 voordelen geleide toetsen schrijf-/spreekvaardigheid
- minder voorspelbaar wat de lln produceert (elementen = bepaald)
- beter te meten + beoordelen (elementen = bepaald)
- meten per deelopdracht (element) mogelijk => betere feedback + beter vergelijken
2 nadeel spreekvaardigheidstoetsen
- vluchting => opnemen = nakijken duurt lang
- grote concentratie + routine beoordelaar
3 criteria beoordelaar
- toetser bij elke lln prestatie gelijk
- meerdere toetsers per lln prestatie
- antwoordmodel door meerdere toetsers gemaakt => 1 gelijk model hanteren
5 criteria toets
- leerdoelen worden getoetst
- standaard antwoordmodel met te behalen punten/weging
- voorafbepaalde cesuur
- toets wordt bij heel de jaarlaag gebruikt = objectief + vergelijkingsmateriaal
- toetsvragen worden elk jaar herhaalt = beoordelen doelen + onderwijs = vergelijkingsmateriaal
weging (2)
- zwaarte waarmee een antwoord meegenomen wordt in het totale resultaat van de toets. (lexicale fout, grammaticale fout, conventies, elementen opdracht, creativiteit etc)
- zwaarte waarmee het toetsresultaat meetelt in eindbeoordeling van de leerling
standaard cesuur
meestal 70%
N-term
verhouding waarin correctie achteraf plaatsvindt op de vooraf gestelde cesuur indien een toets beter of slechter is gemaakt dan verwacht/voorgaande jaren.
indikken cijfer berekening
Dit houdt in dat binnen het bereik van onvoldoende met een andere verhouding gerekend wordt dat in het bereik van voldoende. Dit gebeurt meestal bij de 70% cesuur (voldoende = 1.33 aftrek voor 1pt, onvoldoende = 0,7 aftrek voor 1pt
berekening cijfer op leerlingprestatie ‘net voldoende’
Vergelijk andere prestaties met de gemaakte fouten van deze ‘6jes’ leerling.
Ongelijk prestaties schrijfvaardigheidstoets (2)
- schrijfopdracht sterker geleid maken (meer elementen, min/max woordaantal)
- verreken aantal woorden in beoordeling
4 voordelen rubric bij spreekvaardigheid/schrijfvaardigheid
- beoordelen van aspecten => betere feedback + beter vergelijk tussen lln
- weging tussen aspecten => eerlijker eindcijfer
- duidelijk voor de lln waarop hij/zij beoordeeld wordt
- door met ERK schalen te werken ziet lln welk niveau hij/zij scoort per onderdeel en wat hij voor een bepaalde niveau moet kunnen.
pedagogisch cijferen (3)
- Een leerling op zijn inzet of situatie belonen ipv resultaat
- een leerling extra kansen bieden die andere niet krijgen
- subjectief
- schept precedenten
- open en in overleg met collega’s ivm aanklachten
halo-effect
Een vooroordeel (positief) van een leerling die prettig overkomt in de les, moet wel een goede prestatie leveren. = subjectief
hoorntjes-effect
Een negatief vooroordeel van een leerling die irritatie opwekt in de les. = subjectief
Meer onderwijzen dan je kunt toetsen
Je moet lln ook iets meegeven over het land, cultuur en dagelijks leven. Mede omdat niet iedere leerling dezelfde wereldkennis van thuis meekrijgt. Dit kun je niet altijd in een toets verwerken maar motiveert de leerling wel en is heel bruikbaar in het dagelijks leven.
Daarnaast moet je ook leren leren aanleren en 21st centurty skills. Ook deze zaken zijn vaak niet te toetsen.
3x misbruik beoordelingsbevoegdheid
- toets als disciplinaire doel = straf
- andere eisen dan collega’s
- eerlijk/zorgvuldig beoordelen (objectief) dat altijd te verantwoorden is.
Lezen makkelijker dan luisteren (4)
Leerling is al goed in lezen in andere talen.
- Tempo; eigen tempo bepalen => herlezen + leesstrategieën toepassen
- Bekendheid; letters zijn bekend + klanken onwennig
- Segmentering; woorden duidelijk gescheiden, letters duidelijk gescheiden
- meerdere kanalen; lezen en luisteren combineren/lezen en kijken combineren => beter begrip, beter blijven hangen
Proces leesvaardigheid
Van hardop naar stil lezen (= internal speech)=> opslaan in mentaal lexicon (Levelt)
Hardop lezen waarom?
Klank-teken combinatie ontwikkelen
Internal speech oefenen
Verklanken overslaan => snellere productie
4 Nadelen voorlezen
- lln te druk met verklanken bezig = minder begrip teken combinaties
- voorleestempo = laag
- voordracht = slecht => fout voorbeeld medeleerlingen
- tekstbegrip wordt lineair aangeleerd = woord voor woord hele tekst ipv concentrisch lezen (van buiten naar binnen/globaal naar gedetailleerd)
2 Voordelen voorlezen door native/docent
- biedt beginnende leerling ondersteuning bij leesvaardigheden
- kan gevorderde leesvaardige leerling oefening bieden bij spreekvaardigheid (langzaam wennen). In dat geval pas toepassen nadat stil lezen en begripscontrole aanwezig zijn.
Leesdoel zoekend lezen (1)
lln kan aangeven of een tekst relevante info bevat.
Leesdoelen structurerend lezen (2)
- lln kan hoofdgedachte van tekst aangeven
* lln kan verbanden/relaties tussen delen in tekst aangeven.
scannen
globaal door een tekst gaan zoekend naar bepaalde info
skimmen
globaal door een tekst heengaan (soms meerdere keren) om de structuur/opbouw ervan te bepalen. = niet gedetailleerd lezen
gedetailleerd lezen
studerend lezen = rode draad uit de tekst kunnen halen en de hoofdpunten kunnen benoemen.
Let op: website is moeilijk gedetailleerd te lezen oa schermgrootte = geen overzicht
8 tekstsoorten bij zoekend lezen
woordenboek encyclopedie handleiding/instructieboekje toeristische brochure website sportuitslagen kleine advertenties geschiedenisboek
6 tekstsoorten bij structurerend lezen
wetenschappelijk artikel kranteninterview nieuwsbericht sciencefictionroman blaadje van politieke partij geschiedenisboek
oefenen lezen in vto
zoekend lezen; eerst de vraag + antwoorden doornemen daarna in tekst zoeken
oefenen structurerend lezen (3)
- lln laten samenvatten in eigen woorden (in moedertaal)
- lln laten weergeven van hoofdpunten
- gehusselde tekst
Let op: langere teksten schriftelijk bevragen = teveel om te onthouden
concentrisch lezen (3)
- meerdere leesrondes
- globaal naar gedetailleerd
- eerst uitstekende delen bekijken (plaatjes, koppen, bijschriften, dik gedrukt, soms ook inleiding)
5 stappen concentrisch lezen
- bron, tekstsoort, onderwerp (=top-down)
- uitstekende delen (titel, illustraties, onderschriften, tussenkopjes) (= top-down)
- eerste + laatste allinea
- ELZA (eerste, laatste zinnen)
- hele tekst (= lineair = bottom-up)
Elke ronde actief anticiperen + verwachtingen formuleren
Tekstbegrip (2)
- kennis van tekstsoorten => tekst opbouw, woordgebruik
- kennis van bron=> woordgebruik, tekst opbouw
aanvangsonderwijs lezen
verhalende teksten aangezien lln daar al kennis van hebben qua structuren en patronen.
intensief lezen
= gedetailleerd/studerend lezen
extensief lezen
= kilometers maken
globaal lezen, niet elk woord hoeft begrepen/vertaald te kunnen worden als de boodschap maar overkomt.
tempolezen
oefenen van leessnelheid.
3 min laten stillezen verhalende tekst op niveau van lln (opbouw/patronen bekend) dan lln laten samenvatten.
* aantal woorden tellen /3 => leestempo lln (150 = min)
incidenteel leren woordenschat door lezen
Vanuit de context wordt de woordenschat verrijkt.
intentioneel leren woordenschat
Woorden uit de woordenlijst leren (niveau n+1 = Vygotsky)
Tekst beoordelen op niveau naaste ontwikkeling
Elk 9e woord uit tekst verwijderen, ca 20/30 gaten in tekst. => indien lln bij benadering vertaling/betekenis kan geven dan geschikte tekst = n+1
3 tekst criteria
- authentiek
- juist niveau
- inhoud sluit aan bij belevingswereld lln of ERK niveau
4 tekst oefenparameters
- inhoud
- authentiek / vto ontwikkeld
- vocabulaire
- grammatica
ELZA
eerste zin laatste zin lezen
EZA
alleen eerste zin van de paragraaf lezen
Wanneer woord opzoeken uit tekst? (4)
- titel
- ondertitel / tussenkopje
- inleiding
- na meer leesrondes nog niet begrepen
4 Fasenmodel leesvaardigheid
- voorbereiding
- presentatie
- begripscontrole
- woordbehandeling
Voorbereiding fasenmodel leesvaardigheid (3)
- introductie bron/tekstsoort/onderwerp; info geven, voorkennis activeren
- onbekende woorden; betekenis laten raden/geven
- leesinstructie; manier van lezen, begripscontrole, leestempo
presentatie fasenmodel leesvaardigheid (1)
1 of meerdere rondes concentrisch lezen; (docent leest/lln leest stil/geluidsdrager native speaker.)
skimmen=>ELZA=>lineair
4 Voordelen goed voorgelezen tekst
- lln leren klanken associëren met schrift
- betekenis wordt duidelijk (intonatie, zinssegmentering)
- leestempo wordt gestuurd
- aandacht wordt gestuurd
2 nadelen voorlezen tekst
- tempo ligt lager dan leessnelheid
2. lln blijft hangen in inefficient woord-voor-woord lezen
Begripscontrole fasenmodel leesvaardigheid (4)
- zoekend lezen = info weergeven
- structurerend lezen = samenvatten, weergeven hoofdpunten
- betekenis tekst (fragment) weergeven/parafraseren
- tekst (fragment) interpreteren
Woordbehandeling fasenmodel leesvaardigheid (1)
betekenis van een woord weergeven of parafraseren (docent vestigt aandacht op (nog niet) begrepen woorden/uitdrukkingen
Voorbeeld uitwerking fasenmodel leesvaardigheid (6)
- voorbereiding (verken tekstsoort, onderwerp + anticiperen)
- 1e presentatie (tekst verkennen, globaal lezen)
- 1e begripscontrole (globaal, belangr. punten weergeven zonder tekst te kijken = niet lezen)
- 2e presentatie (meer gedetailleerd lezen)
- 2e begripscontrole (structureringsopdracht bij complexe alinea, weergave vragen/opdrachten bij bep lastige passages, interpretatievragen)
- woordbehandeling
Weergeven tekst
letterlijk uit de tekst herhalen/samenvatten
samenvatten tekst
weergeven in eigen woorden van hoofdpunten uit tekst (vaak in moedertaal om eigen woorden te benadrukken)
non-verbaal weergeven
Is rode draad/hoofdpunten aangeven ahv plaatjes
interpreteren tekst
Uitleggen wat de auteur van het onderwerp vindt. Teksten onderling vergelijken en daar conclusies uit trekken. Eigen mening ahv argumenten in de tekst geven.
Open vragen leesvaardigheid
lln moet zelf een antwoord formuleren.
gatentekst zonder woorden, vragen beantwoorden met eigen taal, samenvatting geven
gesloten vragen leesvaardigheid
multiple choice; antwoorden zijn gegeven lln moet aankruisen
true/false; lln moet aangeven welke juist/onjuist zijn
2 Nadelen gesloten vragen
- vragen moeilijker dan de tekst door de ‘instinkers’
- hoge raadkans
Voordeel gesloten vragen
snel na te kijken (scoren)
Oefenen van samenvatten (5)
- gehusselde samenvatting ordenen
- samenvattende zin per paragraaf afmaken (begin gegeven)
- per paragraaf 2 samenvattende zinnen = lln moet kiezen
- lln moet vragen beantwoorden (per paragraaf) = samenvatting
- samenvattig per paragraaf in 2 splitsen. Deel 1 op volgorde, deel 2 gehusseld => lln combineren
Nadeel samenvatten dmv gespleten zinnen
Antwoord kun je vinden nav zinsbouw van de 2 helften ipv tekst.
Structureer oefeningen leesvaardigheid (7)
- tekst indelen
- verbanden tussen delen aangeven (verbindingswoorden)
- kopjes toewijzen
- kopjes kiezen
- kopjes zelf verzinnen
- gaten vullen (hoofdlijn + structuur)
- samenvatten (als lopende tekst, in steekwoorden, schema)
Interpreteren (def + 4)
= eindterm havo/vwo conclusies kunnen trekken mbt intenties, opvattingen en gevoelens auteur. - herkennen tekstsoort - suggestieve stijl herkennen - commentaar herkennen - literaire teksten
4 leerdoelen interpreteren
lln kan…
- beoogd publiek bepalen
- taalgebruik/register bepalen
- schrijfdoel aangeven
- opvattingen en gevoelens van de schrijver weergeven.
Zelf leestoetsen maken = 6 kenmerken
lln moet…
- zoekvragen beantwoorden
- hoofdgedachte v een tekst weergeven
- structureer opdracht (relatie tussen delen = gatentekst)
- Gat in tekst (= woordenschat + tekstbegrip)
- Betekenis lastige zinnen (context begrip)
- interpreteren (concluses trekken mbt intenties, opvattingen + gevoelens auteur)
Proces natuurlijke taalontwikkeling
luisteren => spreken => lezen => schrijven
geen losse klanken maar hele woorden/zinnen. Lijkt op klassentaal
Belang veel verschillende native sprekers
Gewend raken aan diverse varianten van articulatie, taalvariëteiten in verschillende situaties
4 Problemen bij luisteroefeningen
- Tempo; tempo is te snel
- Inhoud talig; teveel moeilijke woorden
- Inhoud context; te weinig voorinformatie over situatie, onderwerp, sprekers
- Geen non-verbale informatie; bij alleen luisteren mist de lln de visuele info die bij een echt gesprek wel aanwezig is. Kijk-/luisteren is beter.
tweezijdig luisteren
Luisteren in gesprekken. Luisteraar kan invloed uitoefenen op de spreker door herhaling te vragen, verzoek om langzamer te praten.
eenzijdig luisteren
Luisteren naar een monoloog (lezing, presentatie) of een dialoog waarop je geen invloed kan uitoefenen (= gesprek van anderen, podiumdiscussie, toneelstuk, film etc)
Kijkluisteren
Luisteren naar iets met visuele ondersteuning (tv, film, video). Maar ook docent die doeltaal als voertaal hanteert.
Moeilijkste manier van luisteren
monoloog of dialoog op een geluidsdrager zonder beeld (= geen invloed). De meest gebruikte toetsvorm!
Nadeel vragen voor het luisteren
Dit heeft als gevolg dat de oefening automatisch een zoekend luister oefening wordt (idem bij lezen). Ook niet mogelijk in het dagelijks leven.
Zoekend (selectief) luisteren (def + 6)
Van te voren bepaalde informatiebehoefte => zoeken naar de informatie.
Tekstvoorbeelden;
- weerbericht
- verkeersinformatie
- omroepberichten op stations/warenhuizen
- teksten informatieve telefoondiensten
- (huishoudelijke) mededelingen van een gids
- antwoord van een breedsprakige verkoper
Structurerend luisteren (def + 10)
Luisteraar interesseert zich voor de hele tekst. Probeert de rode draad/hoofdpunten te vinden Tekstvoorbeelden; - interview - reportage - aflevering (soap) serie - uitzending politieke partij - quiz programma - talkshow - tekst bij rondleiding - toespraak - discussie na een incident - lezing
Voorkennis bij luisteren (4)
- kennis van tekstsoort
- kennis van situationele gegevens
- kennis van bron
- Kennis van speaker
intensief luisteren
Luisteren naar elk woord, wordt gebruikt bij zoekend luisteren (luisteren naar details).
extensief luisteren
Structurerend luisteren; minder intensief dan bij structurerend lezen, woordenstroom is vluchtig. Wordt gebruikt om rode draad en hoofdlijnen uit een tekst te kunnen halen. Niet ieder woord hoeft in detail begrepen te worden. Context moet duidelijk zijn om verhaal te begrijpen. Goede oefening om te wennen aan luisteren en opstapje naar structurerend lezen + extensief lezen. (ca 95% vd woorden herkenbaar)
Docent instrueert over onbekende woorden in luistertekst wanneer… (2)
- onbekende woorden belangrijk zijn voor begrip vd tekst dan vooraf bekend maken dmv inleiding met toevallig deze woorden erin verwerkt.
- onbekende woorden zijn voor detailbegrip belangrijk maar komen vaak voor in luisterteksten, uitleg na de tekst dmv context citeren of parafraseren.
Klank en schrift (2)
- veel leerlingen zijn auditief sterker => woorden herkennen gaat beter met auditieve ondersteuning van het schrift.
- andere leerlingen hebben moeite met klanken en zullen schrift als ondersteuning nodig hebben.
4 Fasenmodel (kijk)luistervaardigheid
- Voorbereiding; bron/tekstsoort uitleggen, onderwerp introduceren, onbekende woorden uitleggen, luisterinstructie geven.
- presentatie; 1 of meer luisterrondes; best concentrisch = globaal naar gedetailleerd.
- begripscontrole; bij zoekend luisteren = gevonden info weergeven, bij structurerend luisteren = samenvatten (hoofdpunten aangeven) => betekenis van tekst parafraseren/weergeven / tekst interpreteren.
- woordbehandeling; betekenis woord of uitdrukking weergeven.
Receptief tolken
Oefening om te checken of tekst begrepen wordt. In tweetallen met een tekst werken. Een leerling luistert en vertaalt tekst aan de andere die er vragen over moet beantwoorden.
6 Elementen mbt zelf luistertoets maken
1 . zoekend luisteren
- hoofdgedachte van tekst weergeven, samenvatten
- structureeropdrachten; relaties tussen delen
- tekst met passende inhoud vullen (Edpuzzle)
- betekenis van lastige zinnen/passages weergeven
- interpreteren (opvattingen, gevoelens, intenties sprekers)
6 Elementen schrijfvaardigheid
- inhoud bedenken (conceptualizer)
- inhoud ordenen (conceptualizer)
- inhoud formuleren (formulator)
- inhoud produceren (articulator)
- reviseren (analyseren = conceptualizer + formulator)
- herziene versie produceren (articulator)
4 deelvaardigheden schrijfvaardigheid
- spelling
- woordenschat
- grammatica
- tekststructuur
dictee
Deelvaardigheidsoefeningen schrijfvaardigheid op gebied van spelling en grammatica.
Grammatica-invuloefening
Komt niet in het dagelijkse leven voor.
Deelvaardigheidsoefening schrijfvaardigheid op gebied van grammatica (spelling)
vertaaloefening (schriftelijk)
Deelvaardigheidsoefening schrijfvaardigheid op gebied van geleid oefenen van grammatica en spelling.
Briefopdracht (def + 2)
Let op niet teveel geleide opdracht (met name ordening) = niet in dagelijks leven, wel makkelijk nakijken.
- nabootsen dagelijks leven
- semi vrije opdracht = echte communicatie = schrijfvaardigheidstoets.
2 Tradities oefenen schrijfvaardigheid
- focus op spelling, woorden, grammatica
2. weinig zinnen onderling verbinden + tekst structureren
2 Oorzaken weinig aandacht tekstniveau bij schrijfvaardigheid
- schrijfvaardigheidsdoelen niet er hoog (briefje, email etc)
- oefen van deze vaardigheden in moedertaal levert genoeg strategieën op die ook in mvt toegepast kunnen worden door lln. Deze ‘transfer’ gebeurt niet bij iedere lln.
8 Tekstsoorten schrijfvaardigheidsonderwijs mvt
- formulieren
- eenvoudige briefjes/kaarten
- informele/formele brieven (persoonlijke sfeer/studie)
- curriculum vitae
- verslag (vertel over je vakantie)
- betoog (geef aan waarom dit een verkeerde gang van zaken vindt en hoe het wel moet)
- bespreking (beschrijf een film die je laatst gezien hebt en geef aan hoe je hem vond)
Tekststructuur digitale media
Ingekorte teksten => hoofdzaken eerst op scherm = kort krachtig geformuleerd => bijzaken verder naar onderen of op andere pagina’s
inductieve oefeningen bij schrijfvaardigheid
Door de lln uit voorbeeld brieven/teksten zelf te laten analyseren waar welke conventies horen en hoe zo’n tekst is opgebouwd ipv deductief door docent aanwijzen, blijven deze beter hangen/beklijven. Leerlingen moeten hierbij analytisch lezen (hoger niveau van leesvaardigheid)
Leren plannen en reviseren bij schrijfvaardigheid
Lln moeten leren plannen en reviseren om tot een goed eindproduct vwb schrijfvaardigheid te komen. Ook dit moet hen aangeleerd worden door bijv. eerst een planning te laten maken, dan een opzet schrijven en deze door medelln te laten nakijken, naar aanleiding van de feedback herschrijven, zelf nakijken, weer herschrijven en dan door docent laten beoordelen.
3 redenen om schrijfstrategie opzoeken te oefenen
NUT:
- na de schoolperiode worden woorden en grammatica regels onregelmatig gebruikt. Het kunnen opzoeken van de juiste vorm is dan een belangrijke strategie.
- Lln kan niet alle woorden/regels leren => na school behoefte aan opzoeken ontbrekende kennis
- Maatschappij stelt meer eisen aan geschreven communicatie omdat die te checken (grammatica/spellingchecker etc) is voor verzending.
2 Oefenen opzoekvaardigheden
- docent geeft niet meteen antwoord op vertaalvraag/grammaticale vraag
- Woordenboeken toestaan bij schrijfvaardigheidstoetsen => spellingsfouten zwaarder rekenen (hadden kunnen worden opgezocht)
2 Fasenmodel schrijfvaardigheid
- Sterkgestuurde oefeningen gericht op specifieke, geïsoleerde aspecten van schrijfvaardigheid (precommunicatieve oefeningen)
- Schrijfvaardigheidsoefening (schrijfopdracht)
3 Sterkgestuurde oefeningen op elementen schrijfvaardigheidsopdracht
- analyseoefeningen, instructie docent = woordgebruik-, stijlanalyse, grammaticale analyse-, tekstopbouwanalyse oefening
- deelvaardigheidsoefeningen = spelling-, woordenschat-, grammatica- of stijloefening
- strategieoefening = plannings-, revisie-, herformulerings-, opzoekoefening
Schrijfvaardigheidsoefening = schrijfopdracht (2)
Geleide of open opdracht
- zonder/met aandachtspunten
- zonder/met plannings- en revisiefase
Oefenen deelvaardigheid spelling
- (half) dictee (gatentekst) (voordeel: oefening concentreren op 1 of 2 specifieke spellingsproblemen)
2 Oefenen deelvaardigheid woordenschat
- vertaaloefening (losse woorden/zinnen)
- invuloefening = Nederlandse vertaling, Doeltaal woorden gehusseld, context maakt woord duidelijk (= echt gat)
3 Oefenen deelvaardigheid grammatica
schriftelijk oefenen = incl spelling + woordenschat
- vertaaloefeningen (losse zinnen of samenhangende tekst)
- invuloefening = Nederlandse vertaling, Doeltaal woorden gehusseld, context maakt woord duidelijk (= echt gat)
- omvormoefening = zinnen in doeltaal met opdracht tot omvormen (bijv. zet in de verleden tijd)
2 Oefenen deelvaardigheid stijl
Komen vaker voor op gevorderd niveau.
- verbeter oefeningen; vermijdt woordherhalingen, varieer woordgebruik.
- omvormoefening; maak van 2 hoofdzinnen een goedlopende hoofdzin + bijzin. Verdeel een lange, complexe zin in 2 hoofdzinnen.
Planningsoefening schrijfvaardigheidsopdracht
Neem stappenplan met lln door
Laat lln stappen herhalen bij recap en voorkennis activeren.
Revisieoefening schrijfvaardigheidsopdracht
Leg beoordelingsmodel uit aan lln (= rubric)
Laat lln elementen beoordeling herhalen bij recap en voorkennis activeren.
Laat medeleerling opzet beoordelen en van feedback voorzien.
Na herschrijven kan docent eventueel dit doen.
2 Elementen in schrijfopdracht
- tekstsoort (brief, essay, email) = register + conventies
- de doelgroep waarvoor je schrijft = register + conventies
- onderwerp waarover je moet schrijven.
3 Elementen geleide schrijfopdracht
- schrijfopdracht minder complex
- inhoudelijke kenmerken (minder belasting conceptualizer)
- Grammaticale en lexicale elementen die net behandeld zijn en ingeslepen verwerken in de opdracht = herkenning (minder belasting formulator)
Geleiding in opdrachten
Verbaal = tekst; bijv indirecte rede dan moet de leerling herformuleren. Elementen husselen zodat lln moet nadenken over logische volgorde. (meer belasting conceptualizer) Non-verbaal = plaatjes
Schrijfvaardigheidstoets (def +3)
Echte complete vaardigheid wordt getoetst dus:
- bedenken inhoud
- ordenen inhoud
- formuleren inhoud
2 Tradities spreekvaardigheid
- Spreekbeurt/presentatie
2. Boekentest/mondeling examen over literatuur
Gespreksvaardigheid
Spreken in alledaagse functionele gesprekken met sprekers in de doeltaal die een dialogisch karakter hebben. ‘spoken interaction’
5 Moeilijkheden die oefenen spreekvaardigheid belemmeren
- grote klassen
- ongemotiveerde/ongedisciplineerde lln
- schoolcultuur
- weinig tijd
- te weinig doeltaal/voertaal
Schoolcultuur mvt (2)
- lln gewend om kort gehouden te worden
- duidelijk afgebakende, liefst gesloten, schriftelijke opdrachten = makkelijk controleerbaar
=>
opdrachten met grote vrijheid = onbekend = minder serieus
Hulpmiddelen oefen spreekvaardigheid
- doeltaal = voertaal
- lln eerst input spreken laten bedenken + opschrijven (presentatie)
6 verschillen natuurlijk taalleerproces / vto
- input; veel + hoog tempo / weinig + laag tempo
- situativiteit; reële situatie / afzonderlijke woorden, talige context = weinig reëel
- doel output; communicatief = geen tijd voor correcte vorm / correcte taal = veel tijd correcte vorm
- formuleringsvrijheid; alles goed mits communicatief doel bereikt wordt / 1 bep formulering correct
- taalanalyse; onbewust, langzamerhand, eigen tempo & volgorde = interactie input-output / productie vooraf, bewust niveau, metataal, geforceerd tempo, leergang-leraar bepaald.
- (de)motivatie; communicatief doel = motivatie / bep formulering = correct = cijfer = motivatie
Dialogisch spreken (6)
- informeel
- rollen gelijk (2 bezoekers maken praatje) / rollen ongelijk (klant/verkoper)
- gespreksbijdragen; 1 zin of een paar zinnen (niet veel)
- onvoorbereid = reactie op gesprekspartner
- sterk geritualiseerde situaties = redelijk voorspelbaar
- sprekers maken gebruik van (compenserende) strategieën ook non-verbale
monologisch spreken (6)
- situatie formeel
- rollen duidelijk verdeeld
- voordrachten = lang/vrij lang/zeer lang
- voorbereid
- gebruik van notities = voorlezen, opzeggen + spontaal geformuleerde delen
- (visuele) hulpmiddelen
5 eisen presentaties
- tijdsduur
- retorische opbouw; binnenkomer, inleiding, hoofddeel, afsluiting, uitsmijter
- structurering; overzicht + sheet per onderdeel
- voordracht; voorlezen/spontaan formuleren, stemvolume, tempo, articulatie, houding + beweging, mimiek
- gebruik visuele hulpmiddelen; beamer, bord, uitdeelbladen.
5 gespreksstrategieën
- onderhandelen over betekenis (herformuleren, synoniemen)
- om herhaling vragen
- tempo aanpassen
- om een pauze vragen ivm nadenken
- om hulp/uitleg vragen (je begrijpt het niet)
4 fasenmodel gespreksvaardigheid voor ster geritualiseerde situaties
= alledaagse gesprekken
- presentatie voorbeelddialoog; lln luisteren/lezen de tekst
- begripscontrole; onbekende zinnen/woorden worden besproken
- reproductie; lln spreken zin voor zin na / lln lezen voor-spelen dialoog na
- variatie; lln schrijven variant op vbdialoog, lezen eigen variant voor, zeggen eigen variant op, spelen vbdialoog met variaties na.
Fasenmodel voor gespreksvaardigheid in complexere situaties (2 + vb)
- voorbereiding = sterk gestuurde oefeningen mbt specifieke, geïsoleerde aspecten.
- analyseoefening + instructie (woordgebruik, stijl, grammatica)
- Deelvaardigheidsoefening; (uitspraak, woordenschat, grammatica)
- strategieoefening (omschrijven, herformuleren) - geleide/open gespreksvaardigheidsoefening = spreekopdracht met/zonder aandachtspunten
3 inductieve analyseoefening
- lln zelf laten constateren van structuren, woorden, register, uitspraak.
- incidentele uitbreiding van woordenschat
- beter onthouden van gevonden constateringen
4 Herhalen van gesproken taal
- via geluidsdragers opnieuw af laten spelen
- docent herhaalt letterlijk
- docent herhaalt in eigen woorden
- docent schrijft op wat gezegd wordt, deelt transcripties van de gesproken taal uit.
3 Deelvaardigheidsoefeningen
- uitspraakoefeningen; klanken zijn anders dan moedertaal
- woordenschatoefeningen; mentaal lexicon uitbreiden = automatiseren van woordkennis
- grammaticaoefeningen; automatiseren van juiste vorm.
3 strategie oefeningen dialogisch spreken
= spontaan => achteraf correctieoefeningen
- betekenis onderhandelen
- herformuleren
- omschrijvingsoefeningen
3 betekenisonderhandelingsoefeningen
- bedoel je … / Wat bedoel je?
- met andere woroden herhalen
- overduidelijk zijn
4 Parameters spreekopdrachten
- formuleren (formulator)
- inhoud bedenken (conceptualizer)
- structuur aanbrengen (conceptualizer)
- produceren/uitspreken (articulator)
conversatie (7)
= belangrijke tekstsoort (komt vaak voor)
- mening geven
- ervaring/belevenis vertellen
- om een dienst vragen
- waarschuwen
- andere vragen
- verdedigen/beschuldigen
- argumenteren
2 Dialogen oefenen
- rollenspel
- improvisatie gesprek (1 lln instructie ander reageert)
3 Sturing/geleiding aanbrengen in gespreksvaardigheidsoefeningen
- rollen
- relevante gegevens (inhoud, situatie, register, stijl, structuur)
- verloop van communicatie
klimrek
Dialoog voor tweetal helemaal uitgewerkt om te oefenen. Verspringt om tijd en volgorde aan te geven.
gebruik indirecte rede bij oefening instructies
Dit suggereert dat een lln eigen formulering mag kiezen. Praktijk vaak lln zet indirect om in direct = bijzin wordt hoofdzin productie
2 Feedback geven op productieve vaardigheden bij open opdrachten
- docent inventariseert en noemt belangrijkste in de recap klassikaal
- docent geeft direct 1op1 feedback bij constatering
9 Parameters bij gespreks- spreekvaardigheidstoetsing
- tekstcategorieën/soorten/situaties/taalhandelingen; (monologisch spreken / dialogisch spreken)
- voorbereiding door lln (voorbereid / spontaan)
- geleiding (open / geleide)
- aantal kandidaten tegelijk (1 / 2 of meer)
- aantal afnemers/beoordelaars (1 afnemer/beoordelaar / 1 afnemer + 1 of meer beoordelaar)
- omvang beoordeedlde onderdelen (als geheel / onderdelen apart)
- Beoordeelde aspecten (globale beoordeling / beoordeling op gewogen aspecten) = rubric
- geluidsopname (geen / wel)
- uitslag (meteen / later = wegen tov anderen)
4 Beoordelende aspecten ERK gerelateerde Cito-spreektoetsen:
- inhoud (A1/A2/B1/B2) =x1
- correctheid (A2=x1/B1=x2/B2=x3)
- uitspraak (A2=x1/B1=x2/B2=x3)
- spreekgemak (A2=x1/B1=x2/B2=x3)
fonologie
betekenisonderscheidende klanken = fonemen
fonietiek
met behulp van geavanceerde geluidsapparatuur + computerbewerkingen realisaties van fonemen analyseren, assimilatieverschijnselen bestuderen etc
Nieuwe taal accentloos aanleren
tot 10/12 jaar
Leerproces woorden natuurlijke wijze
Eerst woord ontleden in fonemen (klanken) dan omzetten naar letters (schrift)
Woordschrift
Woorden als geheel opschrijven. Bijv. Chinees
Voordeel alfabetisch schrift
Met beperkt aantal tekens enorm aantal woorden kunnen produceren.
Dyslexie
verzamelnaam voor lees- en spellingsproblemen.
onvermogen tot woordklankontleding. Meestal niet aanwezig in mondelinge communicatie wel in schriftelijke.
open lettergrepen
geen dubbele klinkerletters (behalve twee & mee)
verdubbeling medeklinkerletter
Heeft gevolgen voor de uitspraak van de voorafgaande klinker maar niet voor de medeklinkers zelf.
leerproces woorden vto
Eerst is er de lettercombinatie daar hoort op een gegeven moment een foneem bij (klank)
uitspraak
klank uitspreken = foneem realiseren
Voorlezen
= onderdeel leren lezen proces niet van leren spreken.
assimilatie
klank van een letter wordt beinvloed door de letter die erop volgt. Zakdoek (za doek => zakdoek ipv 1e medeklinker klank vervalt)
Elisie
weglaten van klanken. Bijv. slot -n (lopen = lope)
intonatie
Geeft extra betekenis aan een woord. Bijv. nadruk, vragend maken
omgekeerde elisie
Klank toevoegen om te verhinderen dat twee klinker op elkaar volgen. Hoorde ik = hoordenik
klemtoon
Bij uitspraak nadruk aan een lettergreep geven
4 Nadelen klanken
- lastiger te onderscheiden dan letters
- vluchtig
- in stromen door elkaar en
- beïnvloed door sprekers.
Voordelen Schriftafhankelijkheid (3)
- handig analyse of segmenteringsinstrument bij uitspraak problemen
- geeft een gestructureerd beeld
- helpt bij inprenten van woorden en woordgroepen
3 Nadelen schriftafhankelijkheid
- faalangstig omdat ze afhankelijk zijn van schriftbeeld bij gesproken communicatie
- uitspraak problemen door gebruik van simplificaties
- eenzijdig concentreren op schriftbeeld zodat ze klankvorm niet onthouden alleen indirect kunnen afleiden (dmv innerlijk oplezen)
Leesproblemen (2)
- Leerlingen blijven langzaam, spellend en verklankend lezen en maken daarbij fouten (letters niet zien staan, letters verwisselen)
- lezen snel maar overmatig radend en vaak verkeerd (kijken naar 1e letter en aantal letters en raden/lezen een verkeerd woord)
4 spellingsproblemen
- woordklankanalyse; slaan bij analyse klanken over of verwisselen klanken (muts ipv must; lauhg ipv laugh; touhgt ipv thought)
- onderscheiden van letters; verwisselen van letters (b p d q) en diacritische tekens (è é ï ê î ç ß)
- registreren van onbekende klanken of klankcombinaties als bekende moedertaal klanken (th = d)
- hanteren klanktekenrelaties uit moedertaal (bijv. snel - bleud = schnell - blöd)
3x Receptief onderwijzen van uitspraak
- taalaanbod zorgvuldig doseren
- duidelijke articulatie
- niet te hoog spreektempo
4x Standaarduitspraak
- geen dialectale kenmerken (zodat je kan horen uit welke streek je komt)
- geen sociale kenmerken (uitspraak, woordkeuze)
- uitspraak gemiddelede nieuwslezer in audiovisuele media
- uitspraak uit de polititek, economisch of cultureel meest dominante streek/land
5x Productief onderwijzen van uitspraak
- gerichte feedback
- voordoen van klanken, kunnen lln overnemen
- uitleggen wat er nodig is voor de productie van een klank (hard zuchten maar dan met je tong tussen je tanden = th)
- goede voorbeelden zoeken bij personen waarmee lln zich identificeren
- fonetisch bewustmaken; verschil tussen klinkers/medeklinkers en stemhebbende + stemloze medeklinkers (stemhebbend is vinger op strottenhoofd) Engelse -r = zzzzzzzzz en dan tong naar achteren
3x Problemen bij onderwijzen productie uitspraak
- lln horen verschil niet tussen foute uitspraak en goede
- bewust/onbewust conformeren naar een accent dat van een mede lln gehoord is.
- spreken met de klanken van de moedertaal (van Gaal Engels)
4 strategieën om te leren spellen (van Berkel)
- klanktekenkoppeling; basisspellingen (1-op-1 klanktekenrelaties) Bijv. ren (/n]/ = -n)
2a. regelstrategie spellingsregels ogv voorbeelden; tak - takken (niet taken) taak - taken (niet takken)
2b. regelstrategie spellingsregels ogv grammaticale regels; opbouwspellingen koud (niet kout ogv koude) - inprentingsstrategie; stijl, steil, rouw, rauw (=meest gebruikt)
analogie
= werken met kapstok woorden; uitleg geven mbt spelling of klank ahv hoog frequent woord. Altijd hetzelfde woord gebruiken = herhalen = inprenten bijv. Treat = /ea/ van please
Soorten uitspraak oefeningen (3)
- mondeling receptief = luisteren; klanken intonaties onderscheiden (klankonderscheidingsoefeningen)
- bewustmaking = luisteren/spreken; klanken luisteren + sprekend bewust analyseren (klankbewustmakingsoefening)
- mondeling (re)productief= spreken; klanken en intonaties realiseren (uitspraakoefeningen)
Soorten spellingsoefeningen (3)
- schriftelijk receptief = (beginnend verklankend) lezen; letters met klanken koppelen (voorlees-/hardopleesoefeningen / (normaal=stil) lezen; woordbeelden met betekenissen koppelen; stilleesoefeningen
- bewustmaking = lezen + schrijven; klanktekenrelaties analyseren/geinstrueerd krijgen mbt grammatica + onberegelbare spellingverschijnselen (spellingbewustmakingsoefeningen)
- schriftelijk productief = (beginnend spellend) schrijven; woorden in klanken ontleden + klanken in lettertekens weergeven (spellingsoefeningen) / (normaal) schrijven = formuleringen produceren (schrijfoefeningen)
klankonderscheidingsoefeningen
- woordgroepen/woorden die 1 klank verschillen (rat-pet, sink - think, cut-cat) niet om schrijfwijze maar om klank. Gebruik woorden die leerlingen al kennen om uit te leggen.
Assimilatie, elisie & liaison oefenen
Lln script van luistertekst geven waarbij ze luisteren en de te oefenen variant onderstrepen.
3 klankbewustmakingsoefeningen
- klankvorming gedemonstreerd krijgen; docent doet overdreven voor
- klankvorming beschreven/geanalyseerd krijgen; docent zegt hoe je de klank kan produceren (tong tussen tanden dan krachtig uitademen = th)
- Verschillen inklanken identificeren; lln krijgen woordpaar en proberen verschil te beschrijven (that - thatcher)
3x Voordelen klassikaal naspreken (koor)
- iedereen wordt geactiveerd
- lln kunnen remmingen overwinnen door meedoen in groep
- veel fouten gaan onder in koor
3x Voordelen individueel naspreken
- 1 lln tegelijkertijd
- Komt volwassener over op lln dan koorwerk
- docent hoort fouten beter + indiv. feedback
Voordelen /nadelen voorspreken docent
Voor: tempo, zinslengte, opbouw zelf bepalen + inspelen op groep
Na: geen 100% uitspraak tov native
Voor-/nadelen native speaker
Voor: uitspraak
Voor: docent concentreren op naspreekfouten + daarop inspelen
Na: geluidsband = tempo, inhoud bepaald
3x Nadelen hardop voorlezen als spreekvaardigheidsoefening
- lln moet aandacht verdelen over tekstbegrip + klankvorming
- = schrijftaal = langere zinnen, minder redundantie
- gebrekkige uitspraak lln = verkeerd voorbeeld qua uitspraak, intonatie + frasering
spellingsoefeningen
A) 1-op-1 klanktekenrelatie te oefenen= halfdictee= gatentekst die voorgelezen wordt.
B) complexere klanktekenrelaties = grammaticaoefeningen
C) uit het hoofd leer oefeningen = woordenschatoefeningen
3x Feedback/correctie uitspraak/spelling
- leesfouten = verkeerde tekenklankkoppeling (uitleggen wat fout is; break /ei/ = ea)
- uitspraakfouten = foute klankvorming (goed voordoen)
- spellingfouten = schrijffout = correctie docent of lln (hint kapstokwoorden)
2x Toetsen uitspraak
- lln spreektaal script laten lezen => voorlezen
- beoordeling globaal = klankvorming, frasering, intonatie, leesfouten
3x Toetsen spelling
- geen teksten dicteren die ver boven schrijfvaardigheidsniveau vd lln liggen.
- beoordeling uitgaan van getelde fouten (systematische fouten 1x meetellen)
- beoordeling differentieren naar types spelfouten
collocaties
woorden die vaak in combinatie voorkomen
idioom
woorden leren in eigenlijke betekenis (context)
klassentaal
standaard chunks die een docent veel gebruikt om instructies aan leerlingen te geven (Please keep quiet!, Open your books at page…, I’m getting angry with you. Can I go to the toilet please)
woord herkennen
Een betekenis mee kunnen associëren = receptief
woord beheersen
Concept/betekenis van een woord in je mentale lexicon (woordgeheugen) kunnen ophalen (= dus al opgeslagen) = productieve vaardigheid
Woord gebruiken
Woord met zijn betekenis in de juiste context als product inzetten (articulator taalproductiemodel Levelt) = productieve vaardigheid
3 feiten rondom woordenschat
- beheersing woordenschat is belangrijk element in beheersing taal
- leerlast woordenshcatgebied is enorm en oneindig.
- leerlast productieve beheersing (= woord gebruiken) is veel groter dan voor receptieve beheersing (= woord in lexicon)
2 stelregels aanleren woorden
- selecteer woorden zorgvuldig; verspil geen tijd aan overhoren/oefenen waar ze geen profijt van hebben.
- maak onderscheid tussen woorden die receptief herkent moeten worden en woorden die productief ingezet moeten kunnen worden (en dus automatisch receptief herkent worden)
Aanleren woordenschat
4+1+1+1 = 7x trainen voordat ingeslepen is.
4x in verschillende contexten herhaald
3x herhalen in vervolglessen
natuurlijke woordverwerving
Incidenteel uit de context tijdens lezen/luisteren dmv inductie
onnatuurlijke woordverwerving
intentioneel dmv woordlijsten e.d.
inductie
geconfronteerd met een concreet verschijnsel zoekt de lln naar het systeem, de regel die erachter zit. Indien systematiek ontdekt wordt zal de lln het nieuwe woord/regel zelf productief kunnen gebruiken. Werkt ook goed bij grammatica
2x Voordelen raadmethode
(= intentioneel versterken van incidenteel leren)
- lln oefenen gericht belangrijke vaardigheid (raden)
- Woord waaraan lln aandacht geschonken heeft wordt beter onthouden
retentie
= onthoudeffect
- versterken door geraden woorden op te laten schrijven in woordenlijst
geefmethode
docent geeft uitleg van woord ipv laten raden door lln
= sneller, efficiënter
vertaling (=def)
Benadering, alternatieve formulering voor ongeveer dezelfde boodschap
lln = typische vertaler =>
lln formuleert eerst in Nederlands wat hij wil zeggen => vertaalt woord voor woord => corrigeert zichzelf mbt grammatica
2x productie strategische lln
- receptief ligt focus op begrijpen boodschap
- productief meer vrijheid om te formuleren gebruikt strategiën als omschrijven, synoniemen = wederom focus op begrip boodschap door door ontvanger
Parameters Receptief nauwkeurig woordenschatbeheersing
Begrip = globaal => gedetailleerd
Parameters Receptief snelheid en kanaal woordenschatbeheersing
Langzaam/schriftelijk lezen => snel/mondeling luisteren
Parameters Receptief context woordenschatbeheersing
met (meer/minder specifieke betekenisvolle) context => zonder context
Parameters productief nauwkeurig woordenschatbeheersing
woordkeus globaal, bij benadering => woordkeus nauwkeuring (laat begrip van context zien)
Parameters productief snelheid + kanaal woordenschatbeheersing
langzaam/schriftelijk schrijven => snel/mondeling spreken
Parameters productief context woordenschatbeheersing
met (meer/minder specifieke betekenisvolle) context => zonder context
kanaal
= communicatie kanaal = schriftelijk of mondeling
inprentoefening woordenschat
Herhalen van losse woorden in lijsten.
Doel: doeltaal sneller leren gebruiken receptief en productief
Tekstdekkingswinst
het sneller kunnen begrijpen van een tekst door het leren van meest frequente woorden. (Grens ligt bij top 5000)
corpus
verzameling teksten. Dient vaak als basis voor oefeningen, woordenlijsten etc
ERK
Europees Refentiekader
Aantal frequente woorden te leren op :
Kerndoel (= onderbouw), havo/vwo eindexamen
Kerndoel = 800 havo/vwo = B2/C1 = 1200-1500
Eerste aanbieding woord
1 hoofdbetekenis; nuances volgen via incidenteel proces.
False friends (woorden)
Is niet handig om die gezamelijk aan te leren. Schept teveel verwarring op. Bij fouten kan er wel naar verwezen worden en benadrukken dat dit een lastige fout is omdat het een false friend is.
Ordening aanleren woorden
Alfabetisch: alleen belangrijk indien opgezocht moet worden
Woordfamilie; gevaar op ‘klonteren’ (= fout onthouden door teveel verwarrende input), incidentele uitleg kan to speak - spokesman.
Thematische ordening; meest zinvol
3x Gevaren thematisch aanleren woordenschat
- teveel woorden per thema
- veel zelfstandignaamwoorden + beetje werkwoorden => weinig focus op andere woordsoorten
- abstracte begrippen, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, voegwoorden, voorzetsels (andere hoogfrequente woorden) worden niet behandeld (= moeilijk in thema te vatten)
Collocaties bij aanleren woorden
Woorden die meestal of altijd met een beperkt aantal woorden gecombineerd worden zo ook aanleren.
Chunks
taalbrokken; veel voorkomende uitdrukkingen, delen van zinnen of hele zinnen. Vaak voorzien van grammticale elementen die nog niet behandeld of geanalyseerd zijn.
3x Voorbeeldzinnen bij aanleren woordenschat
- vestigen meer aandacht op betekenis
- kan dienen als ophanger/kapstok (geheugensteun) voor het woord (voorbeeld, definitie, overkoepelende categorie, synoniem, antoniem (tegenstelling), demonstratie, afbeelding.
- zorg dat de leerrichting gelijk is aan de leesrichting
Bijv. voorbeeldzin die de betekenis duidelijk maakt. to invent: Rudolf Diesel invented the Diesel engine./ Omschrijving: Steamship: A ship which is powered by a steam machine. Overkoepelende categorie; fruit; Apples, pears and bananas are fruit.
Nederlandse vertalingen bij receptief aanleren woordenschat
nee; voorbeeldzinnen dien betekenis duidelijk maken in doeltaal zijn ook heel geschikt.
2x Grammaticale eigenschappen toevoegen aan de te leren woorden.
- werkwoorden; verledentijd + voltooiddeelwoord erbij leren. Bijv. to play-played-played
- Zelfstandignaamwoorden; meervoud erbij man-men/grammaticale geslacht (Duits/Frans)
Frequentie aanleren woorden
Dmv interval training met wisselende tijdseenheden (langer/korter)
4 tips bij woordlijsten aanleren
- zorg dat lln weet hoe woord uitgesproken moet worden
- Toets mondeling en schriftelijk
- let bij mondeling op snelheid van productie
- Let op bij lln met lees-/schrijfproblemen => waarschijnlijk ook woordleerproblemen
4x Woordbetekenissen afleiding uit context strategieën
- gelijkenis met moedertaal
- gelijkenis met andere taal
- woordafleiding; andere woordsoort (werkwoord-zelfstandig naamwoord
- woordanalyse; bij samengestelde woorden
2 Compenserende strategieën
- omschrijven
2. herformuleren
Opzoekvaardigheid (woordenboek gebruik = 5)
- welk woordenboek
- alfabet ivm ingangen
- bij samenstellingen analyseren (= juiste subingang)
- juiste variant
- afkortingen, tekens, codes begrijpen
4 fasen model woorden beheersen
- receptief; woord komt voor in lees/luistertekst
- receptief; woord wordt ingeprent = herhaling woord in lees/luistertekst
- productief; woord wordt voor productieve beheersing ingeprent = geleide spreek/schrijfoefeninng
- productief; lln gebruikt woord = (half) open spreek-/schrijfoefening
Moment receptieve woordbehandeling door docent ivm aanleren woorden (3)
- Woorden zijn belangrijk voor begrip vd tekst => voor de tekst
- woorden alleen belangrijk voor detailbegrip vd tekst en hoogfrequent => na de globale semantisering (inhoudsvragen)
- Woorden alleen belangrijk voor detailbegrip vd tekst maar niet frequent => niet bespreken
Instructies bij oefenen woordraad strategie (4)
- stel woordsoort vast
- kijk naar wat voor en na het onbekende woord staat
- controleer of geraden betekenis logisch is in context
- controleer mbv woordenboek betekenis
Controleren woordraad strategie oefeningen (4)
- alles klassikal bespreken
- in duo’s nakijken + overleggen
- hardop stappen laten doorlopen
- na rondgang aantal lastige/interessante gevallen klasikaal bespreken
contexthints (def + 4)
hulpvragen en aanwijzingen die het proces van raden betekenis uit de context bij de leerling op gang helpen.
- mbt kennis van de wereld
- algemene logica
- element in de context dat ongeveer hetzelfde betekent.
- element in context dat tegenovergestelde betekent
- uitstekende delen/afbeeldingen bij tekst
Didactische tips woorden leren uit lijsten (4)
- lln moet weten hoe ze de woroden moeten kennen (receptief/productief-mondeling/schriftelijk)
- wijze van overhoren moet overeenkomen met leerdoel (schriftelijk/mondeling/receptief/productief)
- Woorden moeten terugkomen; leren volgens herhalingssysteem.
- geleerde woorden moeten terugkomen in oefeningen; sterk gestuurd=> geleid=> open
6 Leertips woorden leren uit lijsten voor lln
- Check hoe je de woorden moet kennen
- Leer voor SO/Toets maar ook voor daarna (examen, leven)
- interval training leert het beste
- leren via 2 kanalen (oog & oor)
- leer kriskras ipv lineair
- laat je af en toe door iemand overhoren
Doel inprentoefeningen
Verbinding (associatie) tussen vreemtalig woord (woordvorm) en betekenis (concept) verstevigen waardoor betekenis sneller beschikbaar is en de retentie (het onthoudeffect) beter is. (mentaal lexicon = taalproductieproces Levelt)
retentie
onthoudeffect
4 Parameters receptieve tweetalige oproepoefeningen
- activiteit; woord (groep) wordt gepresenteerd=> NL vertaling door lln
- context; woord wordt los/in contect/in verschillende contexten gepresenteerd => lln herkent betekenis
- nauwkeurigheid; lln produceert 1 of meer vertalingen
- snelheid + kanaal; lln produceert vertaling langzaam/schriftelijk - snel/mondeling
varianten receptieve tweetalige oproepoefeningen (4)
- receptieve leerlijst (lln overhoort zichzelf/door ander, schriftelijk/mondeling met/zonder tempodruk, open respons, 1 of meer vertalingen)
- receptieve leerlijst (docent overhoort lln, schriftelijk/mondeling met/zonder tempodruk, open respons, 1 of meer vertalingen)
- oefening op papier; stimulus schriftelijk, respons schriftelijk/mondeling met/zonder tempodruk, open respons/meerkeuze perstimulus of combineeropgave, 1 of meer vertalingen.
- oefening op computer; stimulus schriftelijk, respons schriftelijk/mondeling met/zonder responstijdbeperking/meting, open respons/meerkeuze perstimulus of combineeropgave, 1 of meer vertalingen.
1 talige uitsorteeroefening
lln combineert woord in doeltaal aan afbeelding, synoniem, omschrijving of context (gatenzin)
Parameters tweetalige productieve oproepoefeningen
Activiteit= moedertalig woord => lln produceert vertaling doeltaal Context= vertaalt doeltaalwoord los/vertaalt in context/in voorbeeldzin/verschillende contexten-voorbeeldzinnen Nauwkeurigheid= onnauwkeurige vertaling/precieze vertaling/meerdere vertalingen Snelheid/kanaal = langzaam/schriftelijk - snel/mondeling
1 talige oproepoefening zonder context (3)
- non-verbale stimuli = voorwerpen, eigenschappen worden door lln benoemd in vreemde taal (uitbeelden = charades)
- verbale stimuli = betekenisgericht: omschrijving/definitie synoniemen in doeltaal (hints)
- vormgericht = verbuigingsvormen, afleidingen of samenstellingen noemen
Kruiswoordpuzzel (2)
= betekenisgerichte oefening (omschrijvingen)
= vormgerichte oefening (aantal lettervakjes)
3 Oorzaken spelfouten woordjesrepititie
- verkeerd gelezen
- goedgelezen en geleerd maar bij antwoordschrijven spelling vergeten
- goed gelezen en goed schrijven maar goede antwoord vergeten