theorie kaart 1 t/m 9 PLANT & DIER Flashcards

1
Q

Molecuul

A

Kleinste deeltje waaruit alles is opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Weefsel

A

Een groep cellen met dezelfde taak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cel

A

Bouwsteen van elk organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Orgaan

A

Een deel van een organisme met een eigen taak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Orgaanstelsel

A

Een groep organen die samen werken om een bepaalde taak uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Organisme

A

Een levend wezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vier rijken

A

Een levend wezen noemen we een organisme. Organismen kun je in vier verschillende groepen (rijken) verdelen.

Planten

Dieren

Schimmels

Bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Celmembraan

A

Zit om het cytoplasma heen, beschermt de cel en zorgt dat er uitwisseling van stoffen is. Sommige stoffen kunnen wel de cel in/uit en sommigen niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cytoplasma

A

De stroperige vloeistof in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Celkern

A

Regelt alles in de cel, hier ligt het DNA van de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bladgroenkorrel (plastide)

A

Geeft de groene kleur en maakt eten voor de plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grote centrale vacuole

A

Een blaasje gevuld met vocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Celwand

A

Harde laag die om de plantencel zit en de cel beschermt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wortels

A

Wortels zorgen ervoor dat de plant vast staat in de bodem.

Ze zorgen dat er water en mineralen uit de bodem worden opgenomen.

Ze slaan reservevoedsel op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stengel

A

Stengels dragen de bladeren en bloemen (houdt de plant overeind).

Een stengel zorgt voor transport van voedingsstoffen, water en mineralen door de hele plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bladeren

A

Met behulp van de nerven in een blad worden de opgeloste stoffen getransporteerd (vervoerd) in het blad.

De bladgroenkorrels helpen bij het maken van voedsel voor de plant.

Daarnaast zitten er huidmondjes aan de onderkant van de bladeren. Als die open staan, kan er koolstofdioxide de plant in en zuurstof en water de plant weer uit.

17
Q

Bloem

A

Bloemen zijn belangrijk voor de voortplanting van de planten. Met hun mooie kleuren lokken ze insecten die helpen bij het bestuiven en bevruchten van andere bloemen. Ze maken zaden, waardoor er weer nieuwe planten worden gevormd.

18
Q

Zaadverspreiding

A

Door dieren
Door de wind
Door de plant zelf

19
Q

Planten in droge gebieden

A

Planten hebben water nodig om te overleven, sommige planten hebben hele slimme aanpassingen gedaan, zodat ze met weinig water alsnog kunnen overleven.

20
Q

Planten in natte gebieden

A

Planten die staan in een omgeving met veel water, hebben zich hier ook op aangepast. Want te veel water is ook weer niet goed.